De stadsregering van Arnemuiden, in 1574 geïnstalleerd door de Vader de Vaderlands Willem Van Oranje,heeft grote zorgen in deze eerste, moeilijke periode van de Tachtigjarige Oorlog.
De stad moet in staat van verdediging worden gebracht; na de massamoord op 400 mannen, vrouwen en kinderen en de daarop gevolgde verwoesting door Spanjaarden en consorten was weder¬opbouw nodig.
Voor de veiligheid is ogenblikkelijk "de ordinaris nachtwaecke bij provisie (voorlopig) (in)gestelt " om te beletten dat de vijanden "des gemeene Vaterlant" aanslagen beramende, toe kunnen slaan. Jammer genoeg wil de "Nachtwacht" nog niet goed van de grond komen, waardoor deze niet goed functioneert.
Overdag roffelt de trommel om de rotten ( wachtgroepen ) die zullen waken, gereed te maken. Des avonds terwijl de "clocke" zal luiden, moet elke wachtplichtige onder zijn "rottingh" opkomen met een "behoorlijck" wapen en de hele nacht waken tot de morgen. Om de manschappen te motiveren zal voortdurend aanwezig moeten zijn een gecommitteerde (afgevaardigde ) van de Wet (dus namens de schepenen/wethouders ) of van de baljuw.
De z.g. rolle/presentielijst van degenen die tot de wacht behoren wordt opgelezen . Wie bij het appel afwezig is, zal verbeuren het bedrag van 12 groten = nu ongeveer 15 Euro. In oorlogstijd wordt het vonnis terstond uitgevoerd. Uit de woning van de beboete persoon haalde de gerechtsdienaar dan een pand / b.v. meubelstuk dat het bedrag van de boete te boven ging. Als het pand niet op tijd gelost werd, werd het na 24 uur openbaar verkocht.
Het was ten strengste verboden tijdens de wacht in "eenighe herberge " te zitten en vertier te zoeken "ofte goet te drincken". Je moest in het wachthuis blijven bij de gemeenschappelijke compagnie. Zo niet, dan kreeg je een boete.
Als de wachtklok zijn geluid heeft laten horen, gaat de wacht de straten langs met bij zich een lantaarn of toorts.
Geen enkele wacht mag onder invloed van sterke drank verkeren met eventueel gekrakeel en grote twisten als gevolg.
Alle logementhouders en zij die een herberg of taveerne beheerden moesten in het wachthuis aan een van de afgevaardigde magistraten een lijst overhandigen van alle personen die bij hen de nacht doorbrachten. De bedoeling daarvan was dat de baljuw in verdachte huizen met het oog op verdachte personen huiszoeking zou doen. Iedere burger/ inwoner was verplicht aan het huiszoekingsbevel te gehoorzamen.
Wat de "Nachtwacht" betreft waren er veel klachten.
Velen verschenen niet op tijd op de wacht of oefenden hun taak als schildwacht niet erg goed uit op de plaats die daartoe gesteld was.
Ook gingen diverse wachten al naar huis voordat de wachtklok aangegeven had dat de wachttijd voorbij was.
Allen die tot de wachtgroepen behoorden kregen een vierendeel kruit per maand. Die hoeveelheid, die voldoende was voor het lossen van een zestal schoten, werd uitgedeeld door de artilleriemeester. Je was verplicht met je roer (geweer) op je wacht te verschijnen. Als je met een ander wapen aan kwam zetten, werd je beboet. De boete kwam in een pot, waar de andere "gesellen" van de wacht van konden profiteren.
Schippers die natuurlijk heel vaak afwezig waren, waren verplicht hun burgerplicht te vervullen door te zorgen voor een door hen betaalde remplacant (plaatsvervanger).
Wachtlopen, zelfs in oorlogstijd, is een weinig geliefde bezigheid. Geen wonder dat op alle mogelijke manieren gepoogd werd om er het beste van te maken. Sommigen kwamen enigszins aangeschoten op hun wacht. Anderen deden slechts een of twee van de vier voorgeschreven wachtrondes. Zelfs leden van het college van Wet en Raad waren niet in staat alleen door hun aanwezigheid hun gezag te laten gelden. Vaak bleef een wachtloper gewoon weg zonder voor een vervanger te zorgen.
Dat alles blijkt uit een publicatie van 22 augustus 1579.
Twee jaar later in juni 1581 worden de te betalen boeten voor zeelieden vastgesteld op 3 schellingen (nu meer dan 100 gulden) als ze zonder kennisgeving van hun afwezigheid weg bleven.
Zeelieden,die geen schipper waren, hoefden niet voor een plaatsvervanger te zorgen, behalve in het geval dat hun vrouw behoorlijk wat bijverdiende door winkelnering of een vorm van huisnijverheid.
Als wapen moest de wachtloper in het bezit zijn van een roer of een hellebaard. Daarbij hoorde ook een "zijdtgeweer" ( een sabel), rapier of cortelaar.
Omdat ondanks alles het opkomen van de wacht zeer veel te wensen overliet ging men er in november 1583 er toe over elke keer met luidruchtig slaan op de trommel de wacht bij elkaar te trommelen.
Toen er in die jaren sprake was van onverhoedse aanvallen van de vijand op kwetsbare plaatsen, werd er in Arnemuiden een "dachwacht" ingesteld. Ieder korporaalschap stelde door middel van loting vier manschappen ter beschikking die bij toerbeurt zowel de Middelburgse als Veerse poort moesten bewaken: 2 mannen voor en 2 mannen na de middag. Deze mensen moesten iedereen of ze nu vreemdeling waren of niet in de gaten houden en verdachte personen staande houden. Als schildwacht mocht je, zelfs als jouw tijd verstreken was, niet weggaan voordat de aflossing was aangekomen. Er waren veel overtredingen die beboet werden. De andere wachtlopers profiteerden ervan.
Toch waren er zoveel absenten, om welke redenen dan ook, dat er wachten gehuurd moesten worden. Voor deze huurlingen werd een speciale handleiding door de burgemeesters, schepenen en raden op schrift gesteld. Zij moesten in de eerste plaats met een roer kunnen omgaan en kregen voor 6 schoten buskruit en loden kogels. Het tarief voor 1 wacht bedroeg 8 stuivers : het dagloon van een ongeschoold arbeider. Als de huurlingen van hun wacht een potje maakten, mochten ze niet meer tegen vergoeding waken.
Subordinatie of weigeren je meerdere te gehoorzamen en in plaats daarvan uit te vloeken werd als muiterij beschouwd en kon met de dood bestraft worden.
De Wachtmeester diende ervan in kennis te worden gesteld en toestemming te geven als je iemand anders in jouw plaats wilde laten wachtlopen. Deze persoon moest als een "bekwaam" persoon bekend staan. Er was ook een limiet wat de leeftijd betreft: personen jonger dan 18 jaar werden van het wachtlopen uitge¬sloten.
Deze huurlingen brachten tijdens de wacht vaak verkeerde wapens mee. Daarom werden ze pas toegelaten als zij van te voren door de burgemeesters "op de rolle gestelt waeren in de plaetsen daer die voor waken souden" Dat zou bovenstaande moeilijkheden moeten voorkomen.
Toch bleven er steeds problemen m.b.t. de wacht.Zelfs leden van de magistraat verzuimden soms hun (wacht)plicht als superintendant door niet voor vervanging te zorgen. En als er vervangers waren gedroegen die zich vaak "onbehoorlick".Ook werden er veel te weinig "wachtrondes" gelopen.
De nachtwacht moest in het bijzonder op de schepen letten. Of de bemanning niet onzorgvuldig met vuur omging, of dat de beschoeiing dreigde te worden beschadigd. De schipper of zijn vervanger moest altijd op het schip aanwezig zijn. Bij onraad werd er in 1584/1585 altijd met scherp geschoten.
Het schijnt dat het wachthuis bij "de vogelesanck" geen plaats van aangenaam vertoeven was, want het stonk daar verschrikkelijk o.a. vanwege "veel vuijle goten"
Ook de "keetluyden" moeten bijzonder waakzaam zijn. Het schijnt zo te zijn dat ze daar weinig zin in hadden, want ze moeten ertoe gedwongen worden.
Mennisten/Doopsgezinden weigerden vanwege gewetensbezwaren de wachtdienst. Zij werden van die plicht ontslagen "mits gevende twee ponden 's jaers".
Ook werd er vrijstelling van wacht gegeven o.a. voor de later beroemd geworden tapissier Laureys de Maecht "met sijn werckgesellen"
Tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) kon tot grote vreugde van alle wachtplichtigen de ordonnantie op de wacht buiten werking worden gesteld. In plaats daarvan werden minstens 2 "clapperlieden" in dienst genomen,die o.a. wegens een niet al te hoge vergoeding hun taak vaak slecht uitvoerden door niet alle "rondes" te lopen die waren voorgeschreven en bij het "clappen" niet stilstonden en de omgeving goed in de gaten hielden, maar integendeel, snel doorliepen. Ze waren verplicht elk uur hun ronde te doen, ook rond de kerk !!
De burgers werden hoofdelijk aangeslagen en verplicht tot het betalen van het z.g. "clappergelt".
Na afloop van het Bestand, werd de Ordonnantie op de Wacht vernieuwd en weer van kracht. In 1621 was er groot gevaar van een invasie van de Spanjaarden. Zolang er niet genoeg soldaten in de stad aanwezig waren, diende de burgerwacht de Middelburgse en de Veerse Poort te bewaken.
De moeyten bij de inkwartiering van soldaten.
Om de stad Arnemuiden in staat van verdediging te brengen, heeft Zijne Excellentie Willem van Oranje ervoor gezorgd dat er een of meer compagnieën soldaten hier ingekwartierd werden. Deze zouden zelf voor hun logement ( huisvesting ) dienen te zorgen op dezelfde wijze als ook in Middelburg, Vlissingen en Vere het geval was. Het kostte echter de grootste moeite om in Arnemuiden de soldaten een goed kwartier te bezorgen. Zelfs tegen "tamelicke betalinghe" weigerde de "burgerie" voldoende accommodatie beschikbaar te stellen, zodat er te weinig "slaepsteden" (slaapplaatsen) voor de soldaten beschikbaar waren. Dat was een onhoudbare toestand.
Daarom werd door Ba+Bu+S+R op 26 november 1583 de ordonnantie uitgevaardigd dat alle personen die binnen de stad een taveerne beheerden en ook de waarden die een herberg hadden waar de groot-schippers logies plachten te hebben en alle pensions die voldoende bedden hadden om mensen logies te verschaffen verplicht zouden zijn de soldaten te "gerieven" voor minstens een slaapplaats. Ook zou het mogelijk zijn die slaapplaats elders te "besorghen". Dat zou geschieden voor een "redelicken ende tamelicken prijs" voor de tijd van 2 weken. Ondertussen zouden de soldaten proberen elders een definitief "logement" te vinden. Er moest nu ogenblikkelijk gezorgd worden voor onderdak van de vele soldaten en soldaatsvrouwen.Iedere burger die over meer dan voldoende slaapplaatsen beschikte, moest "elck een soldaet met een vrouwe oft twee soldaten samen van een bedde met sijn toebehoorte voor redelick loon accommoderen"
Dat was een bevel van "Zijne Princelijcke Excellentie bij Goeverneur Alexander de Haultain".
Mensen die in gebreke bleven, zouden verplicht worden soldaten in te kwartieren zonder daarvoor betaling te ontvangen.
In Arnemuiden waren veel onbebouwde erven en diverse huizen waren vervallen. Er was stellig gebrek aan geschikte woonruimte. Bovendien is algemeen bekend dat het inkwartieren van soldaten nooit populair geweest is bij welke bevolking ook maar.
In dit geval kwam daar nog bij dat waarschijnlijk de meeste soldaten van buitenlandse afkomst waren. Zij kwamen vooral uit Frankrijk, Engeland, Schotland en uit diverse Duitse "Lander".Wel werden de compagnieen aangevuld met Hollanders. De officieren waren vrijwel alle van Nederlandse afkomst.
De soldij kwam op 9 tot 12 gulden per maand (van 6 weken) in 1599. In 1623 tussen de 11 en 15 gulden. Daarbij kwam een toeslag voor kost en logies bij garnizoensdienst. Er waren vrij veel soldatenvrouwen,die samenwoonden met de soldaten. Dat was in de burgermaatschappij verboden; in het leger niet. Onder die vrouwen bevonden zich veel weduwen met jonge kinderen. Die soldatenvrouwen gedroegen zich niet altijd behoorlijk. Het is meer dan eens in Arnemuiden en elders gebeurd dat zij bij vertrek de bedden en het beddegoed uit de huizen waar ze ingekwartierd waren meenamen.
De burgers ontvingen voor het inkwartieren van een soldaat 4 stuivers per week; nu ongeveer 12 euro. Dat is een vrij laag bedrag. Of werd uitgegaan van een "vrijgevige" liefde voor het "Vaderlant" ?
In het jaar 1584 is Willem van Oranje vermoord. De situatie was toen bijzonder onveilig. In plaats van de gewone nachtwacht werden de poorten in de nacht door soldaten bewaakt.
Deze werden dan overdag door de dagwacht afgelost. Zij moesten bijzonder goed letten op vreemde, verdacht uitziende personen.
In geval van nalatigheid kreeg je een boete van 1 schelling (ongeveer 140 Euro) . Dat bleef zo tot in 1588 de Spaanse Armada door een zware storm vernietigd werd en het grootste gevaar geweken was.
In die tijd waren er twee Fouriers die belast waren met het inkwartieren van soldaten. Een van de assistenten van de Fouriers een zekere Vreseling (uit Friesland afkomstig ?) Jan Dirricxz zal in hechtenis worden genomen,omdat hij vloekt, tiert, geld van de gemeenschap achteroverdrukt "in sijn officie (ambt) van stadts weghe" en dat geld "in eygen beurs steeckt". Echter, voordat hij de gevangenis ingaat moet hij de soldaten die hem "toegevoegd" zijn " doen logieren ende accommoderen".
De Fouriers kregen aanvankelijk 2 gulden in de maand voor dit buitengewoon ondankbare werk. Spoedig werd dit bedrag tot 3 gulden opgehoogd. Desondanks zien we telkens weer nieuwe Fouriers optreden,omdat de oude er vanaf wilden. Het kostte grote moeite om het servitiegeld waar de burgers bij inkwartiering recht op hadden bij de soldaten of bij de Staten van Zeeland "los te peuteren". De Staten waren niet allen traag met het uitkeren van de soldij maar ook van het "Servitiegelt"
Uit die tijd dateert dan ook het voorstel om aparte "huijskens" te timmeren " voor de huisvesting van de soldaten om ongerief en belasting der "burgerie" te voorkomen. Daar schijnt echter niets van gekomen te zijn.
In 1592 Worden er 60 Engelse soldaten ingekwartierd in de stad. Eerst werden ze opgevangen in de kerk; daarna, als het artilleriehuis leeg en geschikt was gemaakt, zouden ze zich daar kunnen nederleggen op het stro. Er zou ook voor kaarsen en turf gezorgd worden van stadswege. Men hoopte dat een groot gedeelte van de soldaten bij burgers onderdak zou kunnen vinden. Of dat gebeurd is weten we niet.
In mei 1593 moet de stad een vendel soldaten opnemen dat onder leiding van Capiteijn Rijcke stond. Het vendel deed geen garnizoensdienst, maar gebruikte de stad als "loopplaetse" Dat betekent dat de soldaten vaak op patrouille waren en er alleen slaapplaatsen moesten hebben.
In oktober 1596 waren er in verband met de dreiging van een invasie bij de nadering van een grote Spaanse vloot 2 compagnieën soldaten in Arnemuiden ingekwartierd. Er waren veel zieken onder de soldaten. De stad verzocht aan Zijn Excellentie Prins Maurits om ontlasting en wel dat de Schotse Compagnie elders zou worden gelegerd.De soldaten van Engelse en Schotse afkomst waren niet erg geliefd en stonden bekend als drankzuchtig en veroorzaakten grote overlast. Ook "de Franchoisen" zag men liever gaan dan komen. "Nederlandse" soldaten bleken de voorkeur te hebben toen de magistraat op een gegeven moment mocht uitmaken welke compagnie er moest blijven, toen een aantal van 3 compagnieën teruggebracht werd tot 2.
Wegens groot gevaar en gebrek aan voldoende garnizoensoldaten kort na het aflopen van het Bestand moest de nachtwacht bijzonder alert zijn en waakten de magistraten met hun tweeën.
De Spaanse opperbevelhebber Spinola deed in 1622 een poging om Bergen op Zoom te veroveren en er werd gevreesd dat hetzelfde ook met o.a. het eiland Walcheren zou kunnen gebeuren.
Gelukkig is daar niets van gekomen.
Bron: ZA Inventaris van de archieven van de Gemeente Arnemuiden . Inventarisnrs. 13 t/m 19. Stadsresoluties
Lit: A.Th. van Deursen Mensen van klein vermogen 4e druk 1999pag. 38 -41.
H.M.Belien,A. Th. van Deursen en G.J. van Setten red.
Gestalten van de Gouden Eeuw : H.L. Zwitser De soldaatpag, 157-182.