Arneklanken: December 2005
Willem van Oranje maakte zich in die tijd grote zorgen wat de toekomst van de Zeventien Verenigde Nederlanden betrof.
Parma, de nieuwe landvoogd, die Filips II had aangesteld na de dood van zijn halfbroer Don Juan, was een bekwaam legeraanvoerder en gewiekst onderhandelaar. Deze wist uiteindelijk de Zuidelijke Nederlanden voor de Spaanse koning te behouden en slaagde er zelfs in Breda, waar Willem van Oranje Heer over was, dus Willems eigen stad, te veroveren in juni 1581.
Willem van Oranje vreesde dat er elk ogenblik een Spaanse invasie binnen Zeeland te verwachten was om de toegang tot Antwerpen te blokkeren.
Hij ging eerst richting Arnemuiden in juli 1581. Vooral over de verdediging van de smalstad Arnemuiden maakte hij zich ernstig bezorgd. De burgerwacht functioneerde niet goed: tij-dens de voorgeschreven ronden werd er vaak niet serieus gepatrouilleerd; wachten kwamen niet opdagen of verlieten voortijdig hun post bij de wachthuizen; er kwamen vaak gevallen van dronkenschap voor.
De stad kon niet goed verdedigd worden: er waren slechts aarden wallen met palissaden. De houten schanswerken waren nog niet voltooid, wel was er een singel in het noorden. Willem van Oranje had uit een dubbeltal van genomineerden de magistraat geëligeerd; deze magistraat richtte tot Willem het dringende verzoek om de komst van een aantal compagnieën soldaten om als garnizoen de Gouverneur Haultain bij te staan bij een invasie. Verder was er veel geld nodig om Arnemuiden in goede staat van verdediging te stellen wat de fortificatie betrof.
Willem van Oranje liep in die tijd grote kans om door een aanslag om het leven gebracht te worden. Filips II had hem in 1580 in de ban gedaan en hem vogelvrij verklaard.
Er waren naast een aantal heren van Adel, veel “lyffschutten” die als lijfwacht de Prins moesten beschermen. Claes Jansz in de Wildeman, gelegen in de Langstraat, zorgde voor de verteringen van de “lyffschutten” en de busschieters die het geschut hadden bediend toen Willem van Oranje hier was. Hij leverde ook een aantal stoopen Engels bier “aen de Adel” die gefêteerd werden op “t Stadthuys”. In totaal 3 pond en 18 schellingen.
Steven de Ruyter die herbergier was in den Gouden Ingel, in de Langstraat heeft in totaal 90 pond 5 schellingen en 3 groten gedeclareerd voor de kosten die hij heeft gemaakt wegens de 2 bezoeken in mei en in oktober. Daar zijn wel bij inbegrepen een aantal “ander stadt affairen ende besoignes”.
Lysken Jans in Rommerwale, in de Langstraat, zorgde voor de verteringen van de hellebaardiers van de Prins en de burgerwacht die door de stad gefêteerd werden. In totaal 15 pond. Ook Willem Maertsz Bom in de Franschen Schilt en Jan Roel in d’Oude Croone, beide gelegen in de Langstraat, hebben “volck van Zijn Excie”en schippers van voedsel en drank voorzien.
Zijn het Arnemuidse schippers geweest die de Prins met zijn “volck” bij de eerste reis naar Goes gebracht hebben?
Maycken Lachers, die woonde in het Huis de Morgensterre aan de Westdijck, vlak bij de Middelburgse Poort, heeft “tweemael met heure wagen zijnder Excies bagage tot Middelburch gevoert” tijdens de tweede reis die niet naar Goes, maar naar Middelburg leidde.
Bron: ZA Inventaris van de archieven van de Gemeente Arnemuiden
Resoluties van het bestuur van Arnemuiden Inventarisnr. 13
Stadsrekeningen Inventarisnrs. 332 en 333.