Naar aanleiding van de verschijning van het boek “Geldschieters van de stad“ van de hand van Dr. Manon van der Heijden, waarin duidelijk gemaakt wordt hoe de grote steden vroeger aan geld kwamen, kwam bij mij het idee op dat in kort bestek voor een kleine stad te doen, die zelfs in de Gouden Eeuw er niet in slaagde de financiën op orde te brengen.
Het betreft hier Arnemuiden dat in 1574 van Willem van Oranje stadsrechten en privileges had gekregen als dank voor het feit dat het Willem had gesteund in zijn strijd tegen de Spanjaarden.
Eigenlijk was het beter geweest, kunnen we achteraf stellen, als Arnemuiden geen stad was geworden.
Het aantal burgers/inwoners bedroeg namelijk voortdurend minder dan 2000. Op den duur, na 1620, liep dit zelfs terug tot minder dan 1200.
De stad had verder met een enorme tegenslag te maken : de verlanding van de toegangswegen over water: de levensaderen slibden dicht. De stad was ook daardoor financieel niet in staat een behoorlijke bijdrage te leveren aan de verdediging in de vorm van een goede fortificatie.
Na de val van Antwerpen in 1585 kwam er een aantal vluchtelingen in Arnemuiden terecht die echter spoedig weer verder trokken naar Middelburg, Leiden of Amsterdam. Ze zagen in dat het voorgoed gedaan was met de grote economische bloei van Arnemuiden als voorhaven van Middelburg en Antwerpen, waar vroeger, voor 1550, veel schepen voor anker lagen op de rede van Walcheren. Die immigranten trokken met andere welgestelde burgers / inwoners weg en lieten Arnemuiden zitten met een groot aantal kansarmen.
Het gebrek aan koopkracht onder bevolking liet niet toe dat er op grote schaal bieren van goede kwaliteit konden worden gedronken. De “gewone man nuttigde “cleene” of “val”, bier waarbij tijdens de productie iets mis was gegaan. Wat betere biersoorten als Faro en Meuselaar werden door vrouwen, “geen tappers zijnde” aan de man gebracht en de accijnzen daarvan waren bijzonder laag. Ook werden die op grote schaal ontdoken via smokkelwegen. Wijn werd alleen gedronken door de welgestelden, waaraan Arnemuiden groot gebrek had.
Alle accijnzen en pachten brachten zo veel te weinig op om de uitgaven van de stad te kunnen dekken. De aanleg van een nieuwe haven, aanleg van rijshoofden, nieuwe kaden , houwers, sluizen , vernieuwing van straten en riolen, kostte handenvol geld.
Ieder jaar kwam de stad meer dan 1000 pond gvls te kort. Soms wel meer dan 2000 pond. U begrijpt het al: de stad moest een beroep doen op geldschieters. Wie waren die geldschieters ?
De meeste woonden in de stad zelf en waren niet onbemiddeld en daardoor in staat de stad te hulp te schieten.
Ze hadden er ook belang bij dat de stad niet onder curatele werd gesteld en de economische positie nog slechter werd. Misschien zouden nog meer neringdoenden genoodzaakt zijn hun geluk elders te beproeven.
Ook de stad zelf zette bemiddelde burgers die vaak deel uitmaakten van het college van Wet en Raad onder druk om gereed geld ter beschikking te stellen voor het doen van de noodzakelijke uitgaven zoals die voor de aanleg van een nieuwe haven en verbetering van de fortificatie.
Burgers die het ambt van burgemeester hadden uitgeoefend of nog uitoefenden, schepenen, raden, vroegere thesauriers, de pensionaris en de secretaris worden genoemd als degenen die daarvoor in de eerste plaats in aanmerking kwamen.
Ook ondernemers: pannelieden die behoorlijke winsten maakten met het raffineren van het ruwe zout dat uit Portugal, Spanje, Frankrijk en zelfs Venezuela werd aangevoerd; exploitanten van lijnbanen/touwslagerijen: gaven gehoor als een beroep op hen werd gedaan. Verder werd geld dat geërfd was door de weduwe of de wezen na de dood van een bemiddelde neringdoende belegd in kort lopende renteleningen of obligaties.
Ook een aantal vrouwen deed mee aan deze transacties.
Na 1600 liepen de geldtekorten echter zo hoog op dat men op zoek ging naar andere mogelijkheden en middelen.
De gevolgen van de verlanding van de toegangswegen over zee naar Arnemuiden werden steeds meer gevoeld. De bedrijvigheid verminderde in versterkte mate (vooral tijdens en na het Twaalfjarig Bestand) en daarmee naar rato ook de koopkracht.
De belastingmoraal daalde tot een dieptepunt: een voorbeeld: de collecte van de 100e Penning op onroerend goed liep 4 tot 5 jaar achter.
Daarom was het niet zo’n goed idee om alle huiseigenaren een onroerend goed belasting op te leggen nadat hun huizen en erven op waarde waren geschat (gequotiseerd). Het nieuwe was dat deze belasting in een lening zou worden omgezet. Het eerste jaar zou er over die lening geen rente worden betaald. Pas als de lening na dat jaar niet was afgelost, zou er een rente van 6% (penning 16) worden betaald. U begrijpt het al: van inning van deze “belasting” is het niet gekomen.
Wel was de instelling van de z.g. Impositie of “Verhooginge“ op wijnen en bieren i.v.m. de hoge kosten van de aanleg van de Nieuwe Haven een groot succes: in de eerste jaren bracht die meer dan 240 pond op.
Dat was bij lang na niet voldoende. Gelukkig waren er o.a. in de stad Middelburg nog diverse kapitaalkrachtige lieden die de stad Arnemuiden niet in de steek wilden laten, omdat ze (goede) betrekkingen onderhielden met de “elite“. We noemen als eerste de bekende Mr. Jacob Cats, advokaat aldaar, die de stad en ook enkele burgers had bijgestaan in diverse processen.
Ook de thesaurier van de Staten van Zeeland Valcke en later zijn weduwe hebben de stad geld verschaft.Verder kwam Johan Huijssen, Raadheer van het Hof van Vlaanderen, die als Gecommitteerde Raad van de Staten van Zeeland in Arnemuiden had bemiddeld bij een politieke crisis, de stad te hulp. De secretaris van Middelburg, Bonifatius de Jonge, stak ook de helpende hand uit. Tenslotte sloot Arnemuiden een geheime rentelening af met de stad Vlissingen
Deze “beleggingen” waren niet zonder risico: daarom werd er een hoge rente bedongen: vaak penning 8, 9 of 10. Een voordeel was dat die renteleningen kortlopend waren en daarom snel opeisbaar en inwisselbaar. De stad moest dan weer geld “lichten”, soms met hogere rente om aan die aflossingsplicht te kunnen voldoen.
De tekorten liepen steeds meer op: de stad was op een gegeven moment belast met een torenhoge schuld. De stadsbestuurders hadden zelf veel geld geleend aan de stad, en waren tegelijk borgen voor de schulden aan derden. Ze hadden wel als onderpand gekregen de inkomsten van de stadsdomeinen, pachten en accijnzen. Deze dekking was echter volstrekt onvoldoende.
Daarom werd in 1611 het idee opgevat om een loterij te organiseren, zogenaamd, om met de opbrengst een Gasthuis te laten bouwen. Er bestond wel een algeheel verbod op het houden van loterijen, omdat volgens de orthodoxe predikanten die de hebzucht zouden opwekken. De Staten van Zeeland hebben waarschijnlijk uit mededogen toch toestemming gegeven. Ze wisten dat Arnemuiden als stad financieel geen kant opkon en zeker niet in staat was uit eigen middelen een gasthuis te laten bouwen.
De loterij was een groot succes: in geld was het netto saldo 2613 pond. Daarnaast was er nog naar schatting een waarde van 7247 pond aan obligaties, aandelen, koopmansgoederen en juwelen.
Het stadsbestuur kon de verleiding niet weerstaan om de hele opbrengst ter beschikking te stellen van de stad en wel tegen penning 16: een rente van 6%. De stad liet rentebrieven opstellen die zij in handen stelde van de gasthuismeesters. Die rentebrieven bleken waardeloos, want de stad was reeds zo goed als failliet. Het kapitaal verdween in een bodemloze put en er is slechts een paar jaar rente betaald.
In 1624 was het zover: Er wordt voor de bankroete stad een financiële regeling getroffen. Er is o.a. sprake van een schuld van 6108 pond aan het Gasthuis / Gasthuismeesters. Na deze sanering kon een groot aantal schuldeisers naar zijn centen fluiten.
Literatuur
Manon van der Heijden Geldschieters van de stad. Vooral de hoofdstukken 4 en 5.Amsterdam 2006
P.J.Feij Aspecten van het economisch en maatschappelijk leven van Arnemuiden vanaf circa 1550 .De afleveringen 15 en 16 : De Loterij van Arnemuiden in de 16e en 17e eeuw. Arneklanken, het kwartaalblad van de Historische Vereniging Arnemuiden. Jaargang 9 de nrs. 2 en 3 juni en september 2004
Bronnen:
ZA Inventaris van de archieven van de Gemeente Arnemuiden
Resoluties van het bestuur van Arnemuiden Inventarisnrs. 13 t/m 19 (1574-1624)
Rekeningen van ontvangsten en uitgaven door de stadsrentmeesters.Inventarisnrs. 328 t/m 370 ( 1577 – 1624 )