Zeeuws Archief Inventaris van de Archieven van de gemeente Arnemuiden
Het navolgende stuk betreft een toelichting op de begroting van het volgende jaar.
Secretaris Baars weet dat het heel moeilijk is om “den Personeelen Omslag”op tijd te kunnen innen, ook in verband met de z.g. non-valeurs.
Daarom komt hij met het voorstel aan de Gedeputeerde Staten om belasting, dus indirecte , te heffen op een groot aantal stoopen wijnen, brandewijn , likeuren , jenever en z.g. slagtgelden Dat zou bruto een bedrag van f. 374-40 opbrengen.
Daarvan zou netto f.342- 60 cents overblijven in verband met Perceptiekosten van Ontvangstloon, Register en Staten 5% en 2% voor de veldwagter voor de Surveillance.
De secretaris tracht duidelijk te maken dat deze belastingen meer zullen opbrengen , omdat die goed georganiseerd kunnen worden,beter dan de hoofdelijke omslag.
Verder geeft hij aan dat de huidige schoolmeesters beter verdienen dan hun voorgangers, omdat ze nu voortaan “vanuit den Lande”bezoldigd worden.
De stad heeft geen eigen Ontvanger; dat was vroeger de secretaris, die nu door gemis van deze functie gedupeerd schijnt te zijn.
Het volgende stuk gaat over de hoogte van de dagloonen. Het is heel moeilijk om een gemiddeld dagloon aan te geven.
De hoogte van de Zomer-en Winterlonen laat grote verschillen zien. Ook is van belang of er in de agrarische of industriële sector voldoende werk is.
De zoutkeeten bieden zo weinig werk dat daar weinig werklieden gevonden worden.en niet meer als aparte categorie worden aangemerkt.
In die tijd bestonden er nog geen werkloosheiduitkeringen, zodat de inkomsten tot nul konden dalen.
16 en 29 augustus 1817
Aan de Heer Gouverneur van Zeeland
Hoog Edel Gestrenge Heer !
Voordracht tot de benoeming van Zetters voor den dienst van 1818 de personen: Jannis de Marée, Paulus de Meulmeester, Jan Bernard Joosse, Janes den Hamer en Pieter Boogert.
UweExc: DW Dienaar
C. Crucq
Den 3e September 1817.
Aan den Gouverneur van Zeeland.
De Ontvanger dezer Gemeente de Heer I. Boddaert zend mij heden eenige ordonnantiën van betaling voor den dienst van 1816 terug, met het verzoek daarbij zegels te doen, als daar toe aangeschreven zijnde.
En daar dit ordonnantiën zijn, welke behoeve den Lande verstrekken, voor de Staatscourant, de Zegels van de Registers van den Burgelijken Stand etc. waarvan ik geen zegels kan requireren of moet die stadskas voldoen, zo vinde ik mij verpligt Uwe Exc: te verzoeken aan mij te accorderen om op de post an onvoorziene Uitgaven voor dit loopend Jaar te mogen mandateren eenen somma van f. 1.95 c voor 1816 en gelijke som voor gelijke ordonnantiën van 1817.
Uwe Excell: DW Dienaar
C. Crucq.
Aan de Gouverneur van Zeeland.
Wel Edel Gestrenge Heer.
Het betreft de ordonnantie geslagen door den Minister van Justitie den 28e Augustus 1817 ten name van G. Meerman alhier groot f. 2.45. Hierbij geef ik daarvan kennis.
C. Crucq.
Aan de Heeren Ged. Staten van Zeeland.
Edele Groot Achtbare Heeren !
Het Rekwest door C. de Jong thans chirurgijn te Vlissingen aan Z.M. gepresenteerd, om zich onder genot van tractement als chirurgijn alhier te etabliseren en door UEdGr Achtb: ten fine van berigt in advis in onze handen gesteld; zo hebben wij d’Eer in voldoening daaraan U te berigten.
Dat voorst: C. de Jong reeds na eenig inwoning alhier deze Plaats zonder daar toe bijzondere redenen gehad te hebben, tweemaal heeft verlaten, en zonder aan ’s mans kunde te kort te doen echter moeten verklaren, dat zo uit hoofde van zijne reeds gevorderde jaren ligchaamsgebrek, waardoor hij moeilijk ter gang is , als uit hoofde van zijne diepe armoede , het gansch ongeraden is, denzelven zich alhier etabliseerd, want hoe zeer het eene waarheid is, deze gemeente over het algemeen arm is, en men verlangd dat hier een chirurgijn zich nederzette, die ook aan de Gemeenten van Nieuw & St. Joosland, nevens Cleverskerke dienstbaar was, daar men nu bij alle voorkomende gelegenheden zich om hulp na Middelburg moet begeven, zo behoorde men daartoe een man te hebben, die behalven dat hij in staat was om te zorgen dat hij de eerst en meest benodigde medicamenten in voorraad had, ook wel en behoorlijk ter gang was, en dan twijffelen wij niet of zodanig een persoon de verEischte kunde bezittende, zoude even als de vorige bij ons gewoond hebbende, en al hier overleden chirurgijns zijn bestaan vinden.-
Onze Stedelijke finantien die niet staan te verbeteren, laten niet toe, zonder drukkende lasten, op onze Inwoonders te leggen, eenig tractement voor een chirurgijn voor te stellen, dan moet de tegenwoordige vroedvrouw komen te vertrekken of te overlijden; zouden wij gaarne die f. 100 welke zij geniet voor een chirurgijn die tevens de Verloskunde uitoeffende, voordragen.
Intusschen zonder ons meerder uit te breiden over den verderen of meerderen inhoud van genoemde Rekwest, vermeenen wij U met het vorenstaande genoegzaam te hebben geïnformeerd en waar uit U tevens zullen ontwaren wij van advis zijn, dat geen tractement voor eeen chirurgijn ten laste dezer stede kan worden gebragt en mitsdien in het gedanen verzoek behoord te worden gedifficulteerd, evenwel de nadere dispositie daar over aan UwEdGrAchtb: overlatende.
Wij hebben d’eer ons met verschuldigde Eerbied te noemen.
UwEdGr: Achtb: DW Dienaren
Burgemeester en Raden voornoemd
C. Crucq.
Den 29e September1817
Aan de Heer Gouverneur van Zeeland
Hoog Edel Gestrenge Heer!
Ter voldoening aan het door Uwe Exc: in margine mijner Missive van den 15e der vorige maand gestelde dienst, dat de Heer Ontvanger Boddaert mij opgegeven heeft 16 Ordonnantiën van betaling voor den dienst van 1816, waarvoor Zegels gerequireerd werd, dat mitsdien à 15 ½ c per stuk zoude bedragen f. 2.48 c die ik dan verzoek te mogen aankopen en op de onvoorziene uitgaven van 1817 te ordonneeren.
Ik heb d’Eer met verschuldigden Eerbied mij te noemen.
Uwe Exc: DW Dienaar
C. Crucq.
Den 3 Oct: 1817
Aan den Heer Predikant & Diaconen van de Hervvormde Gemeente te Arnemuiden
Wel Eerwaarde Heer en Broederen !
De Missive van UwEerw van den 5e dezer maand, nevens de daar bijgevoegde bijlagen, nopens den Staat der Armkas heden in onze vergadering ingekomen zijnde, hebben wij daarop zo wel als op de bijzondere last, die der armen is te beurt gevallen, door het zinneloos worden van den huisvrouw van M. Schroevers, die voor Rekening van den Armen in het huis der Simpele behoord geplaatst te worden, gedelibereerd en daar bij goedgevonden de nodige voordragt aan HEGrAchtb: de Gedep. Staten van Zeeland te doene welke dispositie wij moeten inwagten en die Ontvangende zullen wij Uw Eerw daar van dadelijk kennis doen.
Intusschen behooren UW Eerw voor(t)? te gaan voor de zaak met betrekking tot Adriana de Ridder zo veel doenelijk te bespoedigen daar dat ongelukkig huisgezin op dien voet zonder eenig onderstand niet kan blijven, terwijl wij UwEerw: niet kunnen verzekeren, om alle die ? maanden haar kostgeld te zullen voldoen, daar dit dan geen last van den armen, maar in het geheel eene laste voor de stad zijn zoude, die hoe zeer genegen, hulp te betoonen,, evenwel zodanige ongelukkige toevallen niet geheel tot haar laste kan nemen; ook kunnen wij Uw Eerw niet dadelijk met geld ondersteunen, daar wij tot onvoorziene uitgaven, de speciale authorisatie van het Provinciale Bestuur behoeven, waar aan wij echter op de gedane Voordragt niet twijffelen.
Wij teekene ons met achting
Uw Eerw DW Dienaar
Burgemeester en Raden der Stad Arnemuiden
Ter ordonnantie van dezelve
Corn: Dan: Baars
Secretaris
Aan de Heer Gouverneur van Zeeland
Hoog Edel Gestrenge Heer !
Diaconen van de Hervormde Gemeente dezer Stede hebben aan ons ingezonden een Staat van den actueelen toestand hunner kas; daar bij ons te kennen gegeven dat zekere Adriana de Ridder vrouw van Marinus Schroevers haar verstandelijke vermogens had verloren, en aangezien den diepen armoedigen toestand van dat Huisgezin, dezelve voor Rekening van het Armwezen in het Huis der Simpele te Middelburg moet worden geplaatst, terwijl dit een last is voor den Armen van f. 100 ’s jaars, zonder de benoodigde kleeren die bij de inbrenging van dat ongelukkige Voorwerp moeten worden aangeschaft en de Jaarlijksche onderhoud daar van, waarom zij ons verzogten eenige subsidie uit de Stedelijke kas te mogen genieten-.
De bij ons overgelegde Staat van de Diakoniekas voegen wij hier bij, en daar ons uit dezelve volledig blijkt men buiten de mogelijkheid is, om eenige bijzondere uitgaven, die nu dadelijk verEischt worden, en den diakonie geen goederen of Effecten bezit, maar alleen de Armen uit de giften bij den Godsdienst en van de Collecten die van tijd tot tijd aan de Huizen geschied.
Zo hebben wij na rijpe overweging gemeend Uwe Excellentie autorisatie te moeten verzoeken om aan de diakonie en subsidie te verleenen van f. 100.- en om die Som uit de post van onvoorziene uitgaven voor dit Jaar geaccordeerd te mogen betalen.
Uwe Excellentie ’s gunstige dispositie hier op verzoekende , hebben wij d’Eer ons met verschuldigden Eerbied te noemen.
Uwe Excellentie DW Dienaar
Burgemeester en Raden voornoemd
C. Crucq
Ter Ordonnantie van dedzelve
Corn:Dan: Baars
Secretaris
Den 7e Oct: 1817
Aan den Heer Gouverneur
Van Zeeland
Hoog Edel Gestrenge Heer!
In de maand November van 1816 is een schip met houtwaren op de Bank de Banjaard gestrand, bij welke gelegenheid onderscheidene vissers van deze Stede volgens hunne loffelijke gewoonte zich beijverd hebben om van die lading zo veel maar omme doenelijk te redden, terwijl zij volgens de wet op het Strandregt het geborgene aan den Strandvonder te Vere hebben aangegeven, in de billijke verwagting van daar voor de bij de Wet hun toegekende belooning, spoedig te zullen erlangen.
In die Verwagting zijn zij tot heden te leur gesteld en den Heer Opperstrandvonder heeft hun te kennen gegeven, dat de gelden voor hunne belooning gereed lagen, welke zijn Ed: daar toe order ontvangende bereid was aan hun af te geven.
En daar de armoede thans hier groot is, aangezien er genoegzaam geen vis word gevange, en ook hier nimmer eenig voorraad voor handen is, zo neme ik de vrijheid om ten hunnen behoeve Uwe Excellentie Intercessie daar waar zulks verEischr word Eerbiedig te verzoeken, ten einde genoemde Heer Opperstrandvonder de nodige order tot die betaling bekomt, en veele van mijne vissers daar door in hunne thans behoeftigen toestand worde tegemoet gekomen.
Ik heb d’Eer mij met verschuldigden Eerbied te noemen.
Uw Excell: DW Dienaar
C. Crucq
Den 10 Oct: 1817
Aan den Heer Griffier der Staten van Zeeland.
Wel Edel Gestrenge Heer!
Op den Ontvangst van UwEdGestr. Missive van den 25 Junij dezes Jaars, betrekkelijk het Territoir verschil tusschen deze Stad en de Stad Middelburg heb ik dadelijk het bestuur bijeengeroepen die na over den inhoud derzelve te hebben gedelibereerd daaromtrent bij Missive in dato Julij dezes jaars een voorstel heeft gedaan, aan de Regering der stad Middelburg, dan waar op tot heden geen antwoord is ingekomen.-
Om nu aan UwEd: Gestrenge: nadere aanschrijving van den 10.dezer maand te voldoen, heb ik gemeend copie van de bovengemelde Missive aan de Regering der stad Middelburg, U te moeten doen geworden, waarin U de gevoelens van dit bestuur zult ontwaren, die zo het zelve haar toescheen, zo overeenkomstig de nog in vigeur zijnde wetten en verordeningen, naar den aart der der zaken en de tegenwoordige ligging der Landen te zijn door de daarstelling van de nieuwe Haven der Stad Middelburg, dat die voorgestelde scheiding billijk ware, en waardoor het bestaande geschil zoude getermineerd kunnen worden, ja ook alle moeijlijkheden voor het vervolg worden voorgekomen.
C.Crucq
Aan de heer Controleur der Directe belastingen te Middelburg
In antwoord op UwEd: Missive van den 6e dezer maand diend dat ik niet wetende ben, dat in mijne Gemeente gebouwde en ongebouwde Eigendommen gevonden worden, welke bij voortduring uit kragte van vroegere of latere verleende Octrooijen concessien of besluiten, nog ook zouden vrijdommen van grondlasten genieten.
De Burgemeester van Arnemuiden
C. Crucq
Den 10 Oct.1817.
Aan de Heer Capiteijn van de 3e Comp. 2 Batt. Schutterij te Serooskerke
UEd Missive van den 10 dezer maand bij mij ontvangen zijnde, waar bij UEd: mij verzoekt 1e.om een nominative opgaaf van de personen welken volgens art: 4 der wet op de Schutterijen van den 27 febr: 1818 no 191 in de termen der Schutterij vallen en
2e opgaaf van die thans Schutters zijn en volgens de Wet om bijgekomene redenen hun ontslag kunne requireren.
Zo heb ik d’Eer en voldoening daar aan UEd een Lijst van een 20 tal personen te doen toekomen om daaruit het ontbrekende getal van UEd: Compagnie te kunnen vinden.=
Dog aan het tweede verzoek ben ik buiten de mogelijkheid van te kunnen voldoen daar ik nimmer eenig leegaal berigt heb ontvangen, wie of welke personen uit mijne gemeente door de Commissie art; 8 der Wet tot leden der rustende Schutterij zijn gedesigneerd.
De Burgemeester van Arnemuiden
C. Crucq.
Den 20e Oct: 1817
Aan de Heer van Son Capitein van de 3 Comp Baatt. Nat Mil. No 16 ?????
De missive van UwEd; in dato 30e der vorige maand bij mij ontvangen zijnde, moet ik UEd: berigten, dat ik mij verwonder en het mij spijt dat ik voor gedane diensten daar in met Procesverbalen bedreigd word, ik meende bij het overlijden van Klaas Gillisse alhier geweeze soldaat onder Uw Comp. Waarlijk ’s lands belangens te behartigen , door zijn randsel en monstering stukken in bewaring te nemen, en daar van aan den Heer Militie Commissaris kennis te geven, zo als ik gedaan heb,en nu in plaats van dat men die mij onder behoorlijk reçu zoude afvorderen Eischt men die franco onder bedreiging dat mij in den daad niet aangenaam is-
Intusschen kunt UwEd: daar over disponeren na welgevallen, maar heb geen lust om behalven mijne gedane dienst nog verschotten, die ik niet recouvreren kan te doen, weshalven ik UED nader begeerte zal inwagten.
De Burgemeester van Arnemuiden
C. Crucq
Den 3 Novb. 1817
Aan Heeren Ged. Staten van Zeeland
Edele Groot Achtbare Heeren!
Bij eene disposiie Van uw Ed Achtbr; in dato 2 dec. 1816 die Schulden dezer Stede, nevens die van het Armbestuur over 1814 en vroegere Jaren opgenomen en de kwijting derzelve finaal geregeld zijnde, zo vinde ik mij verpligt, in antwoord op UEd: Gr: AchtBr: aanschrijving van den 27e der vorige maand te berigten dat behalven die waar over bepaling is gemaakt bij mij geen andere gevestigde of loopende schulden ten laste dezer Stad den Armen of ander administratiën mij bekend zijn.
Waar mede ik d’Eer heb mij met verschuldigde Eerbied te noemen.
UEdGroot Achtbr: DW Dienaar
C. Crucq
Den 3 Novb. 1817.
Aan de Heer Gouverneur van Zeeland
Hoog Edel Gestrenge Heer!
Bij eene Missive van den Krijgsraad van de 5e Comp. 2 Batt Schutterij van den 3 dezer maand word mij te kennen gegeven dat het montant der behoeften van gem. Comp. Voor dit Jaar en voor 1818 bedraagd f. 170. en dat deze Gemeente volgens eene berekening, gegrond op de levering van manschappen tot den schutterlijken dienst daar in behoord te dragen een som van f.66-.
Wel is waar dat bij een besluit van Z.M. van den 4 Julij dezes Jaars het provenu der boeten in de gemeente kas moeten worden gestort, en daar uit de behoeften voor de Schutters gevonden worden, terwijl de nodige fondsen jaarlijks op den staat van begrooting daarvoor moeten worden voorgedragen, dan tot heden voor die boeten nog niets zijnde ingekomen, en de behoeften niet kennende, ook in den staat van begrooting, nog(ch) voor 1817 nog(ch) voor 1818, zijnde voorgedragen, terwijl de contributiën volgens art: 14 der Wet op den Schutterij van den 27 febr 1815 nog niet zijn geregeld, zo meene ik aan Uw Excie te moeten voordragen om de f. 33 voor dit jaar te vinden op den post van onvoorziene uitgaven voor 1817 gealloueerd en dat de wederhelft van f. 33 voor 1818 op den staat van begrooting voor dat Jaar mag worden gebragt.
Uwe Excie dispositie hier op verzoekende, heb ik d’eer met verschuldigde Eerbied te noemen
Uwe Exc: DW Dienaar
C. Crucq
Den 8 Novb. 1817
Aan den Heer Predikant en Diaconen van de Hervormde Gemeente dezer Stede
Weleerwaarde Heer en Broederen
Bij een Extract uit het verbaal van de Heeren Gedeputeerde Staten van Zeeland van den 13e Oct: l.l. bij mij heden ontvangen, word aan het Bestuur dezer stede op der zelver verzoek den 7e te voren gedaan geaccordeerd om aan Uw Eerw uit de stedelijke kas f.100 te subsidiëren waar voor een ordonnantie van betaling hierbij gaat.
Bij het zelve verbaal is gevoegd een staat van begrooting, nevens een model die de invulling aanwijst, met aanschrijving om ingeval het Armbestuur voor 1818 subsidie behoeft, te zorgen dezelve behoorlijk ingevuld ten spoedigsten aan bovengem: vergadering worde ingezonden.
Hoezeer het mij bekend is, dat te zijner tijd een staat voor 1818 door UwEerw aan mij ter hand gesteld die ik ook met den Staat deser Stede ter behoorlijker tijd heb ingezonden, zo geloof ik evenwel het belang van het Armbestuur vordert, wil men in 1818 subsidie ontvangen, dat door UwEerw daar aan worde voldaan, te meer daar dit model weder eenige verandering in den vorm voorschrijft.
Ik ben van gedagte dat de Totale sommen van ontvang en uitgaaf behooren overEen te komen met de reeds opgezondene staat, en ik verzoek om het model na gemaakt gebruik bij de inzending van den Staat, die ik spoedig wagt te rug te mogen bekomen.
Waar mede ik d’Eer heb mij te noemen
Uw Eerw DW Dienaar
De Burgemeester voornoemd
C.Crucq
Den 10 novb. 1817.
Aan de Heer G.D. Steengracht
President van den Commissie van
Landbouw in Zeeland.
Wel Edel Gestrenge Heer
In antwoord op de vragen door UWEd: bij de Missive van den 13e dezer mij gedaan diend:
Dat geen Aardappelen van buiten de Provincie binnen deze Stede worden ingevoerd, maar wel uit de Eiland Landen en Noord Beveland en dat van Tholen en dat van deze Stad ook geen uitvoer naar buiten de Provincie plaats vind.
Hier mede aan het verlangen van UwEdGestrenge zo ik vertrouw voldaan hebbende, heb ik d’Eer met alle hoogachting mij te teekenen.
UwEd: Gestrenge DW Dienaar
De Burgemeester van Arnemuiden
C. Crucq
Den 15 Novb. 1817
Aan den Heer Griffier
Der Staten van Zeeland.
Wel Edel Gestrenge Heer !
Op den Ontvangst van Uw Missive van den 25 Junij dezes Jaars betrekkelijk het Territoir verschil Tusschen deze Stad en de Stad Middelburg, heb ik dadelijk het Bestuur bijeengeroepen die na over den inhoud derzelve te hebben gedelibereerd daaromtrent bij Missive in dato 4 Julij dezes jaar een voorstel heeft gedaan, aan de Regering der Stad Middelburg; dan waar op tot heden geenen antwoord is ingekomen.
Om nu UEd: Gestrenge nadere aanschrijving van den 10: dezer mand te voldoen, heb ik gemeend Copie van de bovengemelde Missive aan de Regering der Stad Middelburg, UwEd:Gestrenge te moeten doen geworden, waar in UwEdGestrenge de gevoelens van dit Bestuur zult ontwaren, die zo het zelve haar toescheen, zo overEenkomstig de nog in vigeur zijnde Wetten en verordeningen, naar den aart der Zake en de tegenwoordige ligging der Landen te zijn door de daarstelling van de Nieuwe Haven der Stad Middelburg, dat die voorgestelde scheiding billijk ware, en waar door het bestaande geschil zoude getermineerd kunnen worden, ja ook alle moeijlijkheden voor het vervolg worden voorgekomen.
Ik heb d’Eer met verschuldigde Eerbied te noemen,
UwEdGestrenge DWDienaar
C. Crucq
Den 17 novb. 1817.
Aan de Heer Gouverneur van Zeeland
IK heb d’Eer in voldoening aan Uwe Exc: verzoek mij gedaan, bij missive van den14 Novb dezes Jaars 2 afd no 2670 betrekkelijk mijne gedagten hoe de verdeeling te doen van de f.200 door Z.M. goedgunstig geaccordeerd aan de wed. en kinderen der Personen welke op den 8 maart j.l. voor het Eiland Schouwen zijn verongelukt, Uwe Exc voor te stellen.
Dat aan de weduwe en kinderen van Jacob van Belzen worde uitgereikt f. 80
Aan de wed en kinderen van Gillis Cornelisse 60
Aan de wed en kind van Adriaan Adriaanse de Ridder 60
f. 200
De Eerste iets meerder om het getal harer kinderen terwijl de andere gelijk staan, om dat de tweede de vrouw niets kan verdienen, en de derde de vrouw wel iets kan verdienen, , maar nog met een jong kind belast is.
Dan opdat die Menschen eenig genot van dat geld genieten, daar die en veele van mijn Ingezeten de waarde van het geld niet kenne(n), en zo iets in eens ontvangende spoedig verteerd is, zo draag ik Uw Exc: voor om mij te qualificeren, ten einde aan die weduwen van hun toegekend wordende deel wekelijks drie gulden te doen ter hand stellen waar door zij met hun verdiende gedurende deze winter bestaan zullen vinden, en de Arm directie bevrijd blijve om hun te ondersteunen, dat anders zonder twijfel zal plaatsvinden.
UwExc:DW Dienaar
C. Crucq.
Aan de Heer I. Boddaert
Ontvanger dezer Stede
Mijn Heer!
Om te kunnen voldoen, aan het Verlangen van den Heer Gouverneur , ad interim van deze Provincie, wij bij deszelfs Missive , van den 14 dezer maand medegedeeld,zo verzoeke ik UwEd mij ten spoedigsten op te geven
1e het bedrag van hetgeen door de Ingezetenen dezer Stede ter voldoening van het verschuldigde aan de Kustbewaarders moet worden betaald.
2e Hoeveel daar op is betaald en bij Uw Ed voorhanden is: en
3e Wat men daarop nog schuldig is, en door UweEd: inlichting hier op inwagtende, heb ik d’ Eer met bijzondere achting mij te teekenen.
C.Crucq
Den 18e Novb. 1817.
Aan Heren Burgemeesteren
En Raden der StadMiddelburg.
Edel Achtbare Heeren !
Bij onze missive van den 4e Julij dezes jaars , hebben wij ten gevolge eenen Missive van den Heer Griffier der Staten van Zeeland van den 25e bevorens, nopens het verschil tusschen UEdAcht: en ons bestaande omtrent eenig territoir , onse gedagten UEdAchtbare daar over medegedeeld, dan waarop wij tot heden geen rescriptie hebben beomen.
En daar wij door gemelden Heer Grifier der Staten van Zeeland bij vernieuwing worden aangemaand omdat verschil te termineren, zo nemen wij de vrijheid UwEd: Achtb: bij dezen vriendelijk te solliciteren met UEd: Achtb: rescriptie op vorengemelde Missive te mogen worden verEerd.
In afwagting hebben wij d’Eer met alle hoogachting ons te noemen.
UEdAchtb: DW Dienaren
Burgemeester en Raden voornoemd
C.Crucq
Ter Ordonnantie van dezelve
Corn:Dan: Baars
Secretaris
Den 24 Novb. 1817.
Aan Heeren Ged.Staten van Zeeland.
Selectie: Dat het Armbestuur geen de minste zekere Inkomsten heeft daar dezelve meestendeel bestaan in Giften en Collecten, bij den Godsdienst en van tijd tot tijd aan de Huizen der Ingezetenen gebeurd wordende , alleenlijk kan als eenigsints zeker ontvang beschouwd wordende de verhooging die op de zitplaatsen in de kerk gesteld is , doch die met veel moeitens worden ingevorderd, terwijl de Huishuur door het Kerkbestuur aan de armen betaald wordende , alleen aan te gemoedkoming aan dezelve is, zonder verpligting en mitsdien laat het die kas niet toe word terug gehouden
Aan de Heer Gouverneur van Zeeland
Hoog Edel Gestrenge Heer !
Ten gevolge van de Verdeeling der gift van Z.M. aan de Weduwen en Kinderen der Personen, welke op den 8 maart j.l. voor het Eiland Schouwen zijn verongelukt door Uwe Exc. Bij missive van den 27e der vorige maand 2 afd no 2790 heb ik aan gezegden weduwen van deze ZM gift en de verdeeling daarvan kennis gegeven, en tevens met overleg van het Armbestuur de Uitreiking daarvan bij wekelijkse paaijen à f.3 telkens bepaald dat geregeld zo lang ieders aandeel zulks zal toelaten zal geschieden.
Waar mede ik d’Eer hen met verschuldigde Eerbied mij te noemen
Uw Exc DW Dienaar
C. Crucq.
Aan de Heer Gouverneur van Zeeland,
Hoog Edel Gestrenge Heer !
De Missive aan Uwe Exc: van den 14e der vorige maand 2 afd. No 2608 waarbij Uwe Exc: onder meer dit stedelijke Bestuur kennis geeft, dat het Z.M. gunstig heeft behaagd aan deze stad eene Somma f. 300. te accorderen ten einde de afdoening der agterstallige kustbewaarders gelden gemakkelijk te maken, is bij mij met blijdschap ontvangen door het Bestuur met gevoel van ware dankbaarheid vernomen, terwijl men wenscht Uwe Exc: bij eene voorkomende gelegenheid de goedheid had deze dankbare gevoelens van dit bestuur Z.M. bekend te maken, en word men zelve in die gelegenheid gebragt dan zal men niet verzuimen om die aangename pligt te vervullen.
Om nu verder aan het verlangen van Uw Exc: bij gemelde Missive te kennen gegeven te voldoen, zo heb ik d ‘Eer Uwe Exc: te berigten,--
Dat de Heer Boddaert, die als ontvanger dezer stad met de invordering van het door de Gemeente verschuldigde Kustbewaardersgeld is belast en bij wien de door den Heer Gouverneur Executoir verklaarde Lijst berust, mij heeft berigt, dat die Lijst bedraagd eene Somma van…………………………………………………… f. 1696-13-8
Dat daar op is ontvangen 21 –
----------------------------------------------------------------------------------------------
dus nog te ontvangen f. 1670-13-8
En dat van die f.21 voor drukloonen, invullen en Rondbrengen van 200 stuks aanslagbilletten f.7-10 moet worden afgetrokken en dus voor handen is f.13-10-
Verder diend dat reeds alle mogelijke pogingen zo door sommatiën Accusatiën etc zijn gedaan, om dat verschuldigde te incasseren, dat niet alle vrugteloos is geweest, maar wilde men groote onaangenaamheden voorkomen, het daar bij heeft moeten laten, daar het alleen vissers zijn die ten agteren zijn gebleven in de voldoening, dat in 1811 is veroorzaakt, door dien Capt: de Paux waarbij de vissers dagelijks mogten komen en aan wien zij, om in hun beroep niet belemmerd te worden steeds mogten offeren, hun had gezegd, zij geen kustbewaardersgeld mogten betalen omdat zij tot de marine behoorden, en egter was het getal van elf kustwagters die ons waren opgelegd berekend op de geheele bevolking, daar men anders naauwelijks na andere gemeenten berekend maar 4 man had behooren te leveren.
Intusschen is die Schuld zo hoog opgeklommen en ????? daar de Armoede der Vissers over het algemeen zedert eenige jaren grootelijks is toegenomen, de Burgerstaat en Boerestand zeer gering is, en die ook hebben op zijn tijd hun verschuldigde gekweten.
Om nu Uwe Exc: te berigten hoe men oordeeld dat ’s Konings gift tot het bedoelde einde het best zoude kunnen worden aangewend, zo ben ik van gedagten –
Dat daar van de Elf kustbewaarders nog vier in wezen zijn, waar van drie zo ik meen in der Militairen dienst, en een te Middelburg woonachtig is, en die menschen wel overtuigd zijn, zij van hunne pretensie weinig of niets zullen bekomen, en mitsdien denkelijk al zeer te vreden zouden zijn, zij en dat onverwagts daar van iets mogten bekomen/ beuren, dat ik dus door UwExc: werde geautoriseerd, om met hun zodra mogelijk bij het ontdekken van hun tegenwoordig verblijf, voor zo ver mij die heden niet bekend is, over hunne pretensie te accorderen, tot zodanige som, als mij doenelijk zoude zijn, of wel aan ieder van hun f.75. van die gift uit te reiken met verklaring dat waarschijnelijk verder dien aangaande niet meerder ter oorzake van het gemelde voor hun te wagten is,En dat die gift provisioneel in stadskas word gedeponeerd, totdat de gelegenheid van accoord of voldoening zig zal opdoen.
C.Crucq
Den 4 Decb. 1817
Aan den Eerw Kerkenraad van de
Hervormde Gemeente dezer Stad
WelEerwaarde Heer en Broederen !
Bij een besluit van ZM in dato 12e Oct:1817 zie ik mij benoemd tot Burgemeester dezer Stad, en in die qualiteit op heden den Eed afgelegd hebbende, zo heb ik in aanmerking nemende de goede harmonie welken nu onderscheidene jaren tusschen het Stedelijk Bestuur en Uw Eerw heeft plaats gevonden gemeend hier van UwEerw kennis te doen, met betuiging het mij steeds aangenaam zijn zal, die goede en voor de Gemeente zo nuttige Eensgezindheid onder ons te conserveren, waar toe ik gaarne alles zal toebrengen dat eenigsints daar aan bevordelijk zijn kan; dat ik ook van de zijde van UwEerw volkomen vertrouwe.-
Uw Eerw van de voortduring mijner bijzondere achting verzekerende, heb ik d’Eer mij te teekenen
UwEerwDWDienaar
C. Crucq
Den 6 decb. 1817
Aan de Heer Gouverneur
Van Zeeland
Hoog Edel gestrenge Heer !
Het Rekwest door den Heer Mr. I.C. de Bruijn aan Uwe Exc: gepresenteerd, houdende verzoek om een rijdbare weg na deszelfs gestigt wordende Buskruidmolen in de Wilhelmina Polder, en daar bij observeerende dat door het weren van twee palen op den Dijk langs het Arnemuidsche Vaarwater welke te voren open en bereden is geworden, zodanige weg te vinden is, en welk Rekwest door UweExc: bij deszelfs Missive van de 6. dezer maand 1 afd. No 2891 in mijne handen is gesteld ter fine van berigt
! regel ? weggevallen
te berigten, dat den Rekwestrant een weg na die fabriek heeft over den Veerschen Dijk langs de zogenaamde nieuwe weg, en dat den Dijk langs het Arnemuidsche Canaal voor een gedeelte behoord aan deze Stad, Een gedeelte aan den Heer Mr. I.A. Schorer die Eigenaar is van de Clasinapolder, en een gedeelte aan het Domein.
Dat door het weren van die twee palen, welke op order van den Heer Mr. I.A. Schorer door den Pagter van die Polder zijn gesteld ,gemelde Heer Rekwestrant niets is gevorderd daar Eerstgenoemde Heer het rijden over die dijk wel heeft toegelaten doch geen publieke weg zijnde, als nu dit niet langer verkiest te permitteren, en daar ik dus daar over geen dispositie hebt, zoude het mijns oordeels het beste zijn, dat den Heer rekwestrant zich tot het bekomen van de vrijheid om gedurende het Wintersaisoen over dien Dijk Zijn Fabriek te bezoeken, aan gem: Heer Schorer addresseerde.
Dat Rekwest aan Uwe Exc: retounerende heb ik d’Eer met verschuldigde Eerbied mij te noemen
UweExc: DWDienaar
C. Crucq
Den 8e Decb 1817
Aan de Heer Gouverneur
Van Zeeland
Hoog Edel Gestrenge Heer!
De Pagt van het Ponte Veer dezer Stad, op ultimo dezer maand expireerende, zoude ik reeds Uwe Exc: authorisatie verzogt hebben, om het zelven op de gewone conditiën publiek te moogen verpachten dan den gelegden Dam bij Arnemuiden voor de in het Canaal te leggen sluis of Sas en den Dam aan het oude Middelburgse hoofd gelegd, die voor den passage naar het Sloe moet dienen, en waarschijnlijk binnen weinige maanden staat geopend te worden, is oorzaak ik die authorisatie nog niet gevraagd heb, daar dit veer vooral voor het volgende jaar weinig liefhebbers zal vinden. Daar komt bij dat volgens art. 5 van het PagtContract van den 21e Decb. 1816 den nieuwen Pagter verpligt is, om den helft der Ponte en Dammen, waarvan den tegenwoordigen Pagter Eigenaar is, volgens tauxatie over te nemen, waar in niemand lust nog begeerte zal hebben, daar de passagie van Rijtuigen zeer zeker geheel zal ophouden, zo dra den laatsgenoemde dam voor een ieder zal zijn opengesteld, en men dus de Ponte kan missen, wanneer niets anders overblijft dan passanten te voet dat ligtelijk en onkostbarer met een boot kan geschieden.-
Ik heb na met den Raad dezer Stad geraadpleegd te hebben, een en andermaal getracht met den tegenwoordigen Veerman, onder Uwe Exc: nadere approbatie een OverEenkomst te treffen.-
Den Veerman begeert het veer voor zeven jaren te pagten, zo als bevoren plaats vond, en bied dan op den actueele bestaande conditiën voor pagt Jaarlijkse pagt te betalen f.48
Hoewel ik mij overtuigd houde, dat het veer in 1818 weinig of niets kan opbrengen, zo lang den Dam voor de te liggene sluis bestaat, meen ik egter dat wanneer den dam is weggenomen het veer weder meerder kan en zal opleveren.
Ik heb hem het becollecteren daar van voorgedragen doch kan hem daar toe in het geheel niet disponeren en hij is ook zeer wel bewust dat ik aan hem door het overnemen der Ponte gebonden ben, dat voor 20 jaren door het Bestuur is bepaald om den Veerman beter toezigt op dat vaartuig te doen hebben en welke als toen ook den helft in de onkosten der gelegde Pont heeft gedragen, die ook door de volgende veerlieden en dus ook door den actueelen veerman bij tauxatie voor den helft nevens de Dammen is overgenomen.
In dezen toestand van zaken heb ik gedagt om de finantiële belangen dezer stad die nu zo een importante schade komt te lijden te behartigen, Uwe Exc: bij de kennisgeving daar van deszelfs authorisatie te moeten verzoeken, zo als ik bij deze ben doende, om het meergem: veer en Ponte uit de hand te mogen verpachten of te doen becollecteren, op zodanige voorwaarden, als ik ten meesten voordeele dezer Stad zal kunnen doen, echter alles onder UweExc: daar op nader te verzoekene goedkeuring,
Uwe Exc: dispositie hier op verzoekende, heb ik d Éer met den meeste Eerbied mij te noemen
Uwe Exc: DW Dienaar
C. Crucq
Den 10 Decb. 1817
Aan de Heer Mr. G.D. Steengracht
Te Middelburg
Wel Edel Gestrenge Heer !
In voldoening aan mijne gedane toezegging, diend tot antwoord, op de vraag door UwEdGestrenge: mij gedaan, of de oprigting eener visserij te Middelburg in nadeel van Arnemuiden zijn zoude, in den volsten zin, ja, het is de laatste doodslag die men aan deze gemeente doen kan, en daar van zal ik reden geven.
Indien men te Middelburg 2 hoeken, gaffels of Blokschuiten aankoopt, om ter visvangst zo in de zomer als winter zeewaarts te zenden ( dat ik voor mij zelve niet geloof stand zal houden) is het eene onbetwistbare waarheid, dat men die zal protegeren en bevorderen, maar ook alles zal weren, wat aan dezelve eenigsints nadeel kan toebrengen, Ergo zal men die wel is waar, de vis die van Arnemuiden te Middelburg, op de vismarkt word gebragt, niet beletten, doch zeer zeker het uitleuren strengelijk tegengaan, dat men nu van tijd tot tijd maar al te veel doet, dewijl men geen vis genoegzaam bekomt dan van Arnemuiden, en door dat visleuren bestaan honderde ja wat zeg ik, het grootste gedeelte van de Inwoonderen dezer Stede, en waar zouden de Visschuiten met hun pas afgestorven vis blijven, die men op de vismarkt niet brengen kan, welke nu de leursters uitdragen, en voor den gemeenen Burger nog eene smakelijke spijze is, zo wel als dat die nog goed en zo gezond zij als die welke springend leven is.
Intusschen zegt men, de Vissers van Arnemuiden zoude de vis van de Middelb. Vissers kunnen koopen, zo wel als zij nu inde Goeree dien, maar laat ik daar op antwoorden met de vragen 1e Waar zullen zij die dan gaan uitventen, daar zij de vis in de Goeree of elders koopende het meest in Middelburg brengen, en bij overvloed ook te Vlissingen en te Goes, en bij overvloed zeg ik, dewijl de transportkosten naar die plaatsen door haren meerderen afstand ook meerder zijn. en 2e zal men te Middelburg toestaan, dat de Arnemuidenaars hun gevangenen vis koopende, aldaar aan de Huizen uitleuren, Neen, daar al spoedig het nadeel zoude ontwaren, dat zulks aan de Middelb. Visschers zoude toebrengen, dewijl men goedkooper vis van de Leursters kan koopen , dan van de Vismarkt, daar drie bediende zijn, welke moeten beloond worden, als Een die aankomt zegge, welke vis er op de vismarkt is.- Een die ze koopt en schoonmaakt en Een die ze thuisbrengt- terwijl een Arnemuidsche Leurster die drie bedieningen alleen waarneemt, zonder belooning.
Wil men nu te Middelburg altijd van vis voorzien zijn, wel laat men dan, met een paar visschuiten van Arnemuiden accoord maken om gedurende het wintersaisoen, vis in de Goeree en elders te gaan koopen en te Middelb: bepaald te brengen, onder belofte dat men hun bij voorkomende schade, door tegenwind zoomede ? als anders hun te gemoet komt, daar de vis onderweg ,door evengemelde gevallen stervende , hun van groot nadeel is, en dan zal men altijd in de winter vis hebben, en minder in de waagschaal stellen.
En dat men voor de Zomer 2 à 3 vissers verbind, om de door hun gevangen wordende vis, te Middelb: te brengen, zoals de brabanders doen, met betrekking tot de Roggen en flooten, en Middelburg zal naar wensch altijd vis hebben, terwijl Arnemuiden op den ouden voet kan voortgaan en blijven bestaan--
Aan Heeren Ged: Staten van Zeeland
Edel Groot Achtbare Heeren !
Van de aan mij verleende authorisatie bij UEdGrAchtb: dispositie van den 18e dezer maand No 12 met betrekking tot de verpagting van het veer van deze sta op het Nieuwland, heb ik zodanig gebruik gemaakt, dat, na dat door mij het Veer eerst opentlijk ter verpagting was gepresenteerd, en daar na getragt het zelve te doen becollecteren, dog beide vrugteloos bevonden zijnde,voorschreve veer met overleg van den Raad dezer stad uit de hand verpagt aan den tegenwoordige veerman, die daar toe als voor den helft, Eigenaar van de Ponte etc. zijnde, het geschiktste het Bestuur is voorgekomen, dan heb mij genoodzaakt gezien om het voordeel der Stede behartigende voorsz veer voor 7 jaren te moeten verpagten, daar ik nog den actueelen Pagte nog een ander voor een jaar konden bekomen, daar het volgende jaar een zeer gering uitzigt op de verdiensten van dat Veer zich opdoet-
Ik neem de vrijheid hier bij de conditiën met een Copie aan UEdGrAchtbr: te laten toekomen, en ik verzoek Eerbiedig de goedkeuring van UEdGrAchtbr: daar op te mogen Erlangen
Waar mede ik d ‘Eer heb met verschuldigde Eerbied mij te noemen
UEdGrAchtbr: DWDienaar
C. Crucq
Den 30 Decb. 1817
Aan de Heer Griffier der Staten
Van Zeeland
Wel Edel Gestrenge Heer !
Bij eene Missive van den 21e Novb. der afgelopen Jaar heb ik de Regering van Midd: verzogt, om eenig antwoord op mijne Missive van den 4 Julij bevorens betrekkelijk de gepropon: Liemietscheiding tusschen die Stad en Arnemuiden, dan tot heden heb ik geen rescriptie mogen bekomen.-
Dat wat nu betreft de aanwinst en verlies, welke werd mijne gedane propositie aangenomen, de beide Plaatsen zouden genieten of missen, is door mij niet mogelijk te bepalen, dog het is eene onbetwistbare waarheid, dat de jurisdictie van Arnemuiden in Walcheren bestond in Nieuwerkerk en Mortiere, dat is te zeggen in vroegere jaren, want in 1809 was zij reeds van Mortier een gedeelte ontnomen, en alle de Landen in Mortier gelegen bedroegen circa 200 m: (Morgen ?).Dat haar nu door de fransche Limietscheiding geheel is ontnomen, zodat zij niet meer dan de bloote benaming heeft overgehouden, en schijnt te behouden, daar in het Nieuw Plattelands Reglement Arnemuiden voorkomt als gecombineerd met Nieuwerkerk en Mortiere.
Verder zal deze Plaats zeer waarschijnelijk moeten missen, zonder de Landen te rekenen, die in de haven zijn gevallen, een Hofstede thans in Eigendom van d ‘Erven C. Melis, bewoond door Jan Gilde, en andere onderscheidene partijtjes Land, aan de overzijde van de Haven dat mogelijk nog wel 50 à 60 m: zal bedragen—
Aan de Heer Gouverneur
Van Zeeland
Hoog Edel Gestrenge Heer !
Ten voldoening aan Uwe Exc: aanschrijving van den 13e dezer maand 1 afd. No 3107 heb ik d’Eer Uwe Exc: te informeren dat ik geen andere Post bekleed dan die van Burgemeester dezer Stede.
Ik heb d’Eer met verschuldigde Eerbied mij te noemen.
Uwe Exc: DW Dienaar
C. Crucq
Den 19 Jan: 1818
Aan de Heer Gouverneur
Van Zeeland
Hoog Edel Gestrenge Heer!
Ik heb d’ Eer hier bij in voldoening aan Art 72 der Wet op de Nat: Miliotie aan Uwe Excellentie te doen toekomen, het Inschrijvings register en de daar uit geformeerde Alphabetische Lijst van de Jongelingen in 1799 geboren en tot deze Gemeente behoorende, terwijl ik mij verpligt vinde Uwe Exc: daar bij tevens te berigten, dat zich geen vrijwilligers voor de Nationale Militie hebben opgedaan-
Waar mede ik d’ Eer heb met verschuldigde Eerbied mij te noemen-
Uwe Exc: DW Dienaar
C. Crucq
Den 28 Jan: 1818
Aan de Heer Gouverneur
Van Zeeland
Hoog Edel Gestrenge Heer!
Ten gevolge van UwExc: dispositie vanden 12den vorige maand 2 afdNo2930 betrekkelijk de achterstallige kustbewaarders gelden, heb ik den Ontvanger dezer gemeente de nodige aanschrijving gedaan, om aan UwEx: Intentie te kunnen voldoen, en thans door Zijn Ed: in staat gesteld zijnde, heb ik d’Eer UW Exc:hier bij te doen toekomen.-
1e Een Lijst der Contribuabelen ,hunne bedrijven, dezelver aanslagen, met opgaaf van het al en niet betaalde.
2e. twee gespecif: dwangbevelen van de Deurwaarders in hoeverre zij met de Procedures tegen de Contribuabelen gevorderd zijn.- en
3e.twee declaratiën ven gementeerd Salaris van gemelde deurwaarders, bij welke kosten nog moeten gevoegd worden f. 7: 10 van het drukken en Rondbrengen der aanslag Billette,
Ik heb de Lijsten met alle naauwkeurigheid ingezien en moet Uwe Exc: verklaren, dat zo als ik reeds bij mijne Missive van den 4e der vorige maand heb berigt, dat de Burgerije genoegzaam algemeen hun verschuldigde heeft voldaan, en dat de vissers om redenen bij die Missive gemeld opgehouden hebbende te voldoen, die last nu zo zwaar is, dat er ten zij met groot geweld geen mogelijkheid bestaat dat in te vorderen. “Zelfs heeft men met den Personeelen aanslag die voor hen hier gering is, de grootste moeite om te Innen, en dan nog moet men jaarlijks eenige op den Staat van de non valeurs brengen, terwijl men met procederen volgens de bestaande Wetten, op hunne meubilaire goederen niets vorderen kan, aangezien het meerderdeel al word er nog al eenig geld verdiend, geen meubilen zich aanschaffen, dan die welke zij volstrekt niet ontberen kunnen, waarbij komt dat de vissers door de Maritime Conscriptie als niet schuldig zouden kunnen geconsidereerd worden, en de burgerij die zeer gering is, die schuld boven hunne reeds getrouwe gekweete niet kunnen voldoen, zo dat die schuld alleen te wijten is aan de onregtvaardigen aanslag in manschappen door het Fransch beheer ons ten laste gelegd, waar tegen men onderscheidene malen hoewel hoewel vrugteloos heeft gereclameerd.
Ik ben dus van gedagten, dat alle mogelijke pogingen zijn aangewend om die schuld in te vorderen, en mogt men met vervolgen voortgaan, zo zoude men behalve groote onaangenaamheden te dugten hebben, waar van men al iets bij de enkele sommatie heeft ondervonden weinig meerder dan de gevallene kosten beuren, waarom ik meen dat met de nog alhier weinig in leven zijnde kustbewaarders die niets meer verwagten te ontvangen en ook van de situatie en het onvermogen dezer Gemeente niet onbekend zijn, wel eenig accoord zoude te treffen zijn, daar men door de gift van Z.M. in de gelegenheid daar te zijn gesteld.
Ik hoop hier mede aan het verlangen van Uw Exc: intentie te hebben voldaan, en heb d’Eer met verschuldigde Eerbied mij te noemen
Uwe Exc: DW Dienaar
C. Crucq
Den 23 Jan. 1818
Aan de Heer Gouverneur van
Zeeland
Hoog Edel Gestrenge Heer!
Op den staat van Begrooting voor 1817 staat No 4 gealloueerd onder het art. voor generale Onkosten voor het huishoudelijk Plaatselijk Bestuur uitgetrokken
Voor Schrijfbehoeftens f.42
Dan die som is niet toereikende voor dit jaar
Alzo ik reeds betaald heb
Aan den Ontvanger voor Zegels op de Journalen
Van den Personeelen Omslag f. --: 95
Aan Idem voor gedrukte Reken:A….
En zegel 5 – 84
Aan dhr Notaris Serlé voor een Procuratie
Tot ontvangst der Intresse 5—07
En moet nog betalen
Voor Zegels,Repertoires, Lijst Personeele
Omslag die op de ordonn: van de Veldwagter
Staats Courant, Staatsbladen, Registers
Burgerlijken Stand 2 – 95
I.C. Harthoorn, voor Brandstof,licht
Enz 29
Aan den Boekverkooper van Benthem 20--- 35
Aan den Boekverkooper Altorff en v. Benthem 6
70—16
Waar door een te kort ontstaat van 28—16
F 42
Welk te kort van f. 28—16 ik Uwe Exc: Eerbiedig verzoeke mij te accorderen om te mogen voldoen uit ’t fonds van Onvoorziene Uitgaven voor dat jaar gealloueerd.
Waar mede ik d’Eer heb met verschuldigde Eerbied mij te noemen
Uwe Exc: DW Dienaar
C. Crucq
Den 23 Jan. 1818
Aan de Heer Gouverneur van
Zeeland
Hoog Edel Gestrenge Heer!
Uwe Exc: Missive van den 16 dezer maand nevens de ordonn: door Z.E. den Minister van Justitie den 8 Decb. 1817 No 3106 ten name G. Meerman alhier groot f. 3.65 geslagen, bij mij ontvangen zijnde heb ik d’Eer Uwe Exc: daar van berigt te doen en mij met verschuldigden Eerbied te noemen.
Uwe Exc: DW Dienaar
C. Crucq
Den 24 Jan: 1818
Aan de Heer Griffier der Staten
Van Zeeland
Wel Edel Gestrenge Heer!
In antwoord op UwEdGestr: Missive van den 17 dezer maand en in voldoening aan de daar bijgevoegde Nota van Aanmerkingen op den staat van begrooting dezer Gemeente van 1818 hebben wij d’ Eer hier bij te voegen
1e Een staat van de Eigendommen dezer Stede waarvan de Revenuen op de begrooting zijn gebragt.
2e. Een staat nopens de nodig geoordeeld wordende te doene Reparatien aan de Stadsgebouwen en Straten.
3e.Een staat dienende tot nadere inlichting van den Jaarlijksen onderhoud aan de Ponte en die der Klok.
Verder diend, dat wij bij onze Missive van den 28e Novb:1817 Een staat van begrooting van het Armbestuur alhier, ingerigt volgens het ontvangen model, aan UEGrAchtbr: hebben ingezonden
En eindelijk dat ten dezen stede nimmer in gebruik is geweest, om aan den Schoolmeester Een Huis en een Schoollocaal gratis te bezorgen, maar dat aan hem daar voor van stadswege benevens jaarlijks f.50 is betaald, dat daar nu op f.100 is gebragt en zelve in 1817 f.125 is betaald en waaromtrent wij ons refereren aan het ten dien respecte in onze memorie bij den staat van begrooting door ons is bijgebragt terwijl wij van oordeel zijn dat met f.100 en het nu door hem genotene wordende tractement uit ’s Lands kas, eene redelijke Indemniteit geniet. Waar bij wij moeten observeren, dat het gemis der Revenuen van de Overzet Ponte, die genoegzaam op niet zijn gekomen, geen vermeerderde Uitgaaf der Stede lijden kan, te meer daar dit gemis, door de algemeene behoeftigen toestand dezer Gemeente niet kan aangevuld worden, door personeelen Omslag welke met veel moeitens nimmer gaaf kan geïnt worden.
Immers zo lang de Stede wegens den Achterstand aan de Weeskamer jaarlijks f.400,22 cts moet goeddoen.
Wij hebben d’Eer ons met verschuldigde Eerbied te teekenen.
Uwe Ed gestrenge DW Dienaar
Burgemeester & Raden voorn:
C.Crucq
Ter Ordonnantie van dezelve
Corn:Dan: Baars
Den 27 Jan: 1818.
Staat van de Eigendommen der Stede Arnemuiden, waarvan de Revenuen op den Staat van
Begrooting voor 1818 zijn voorgesteld.
Een Huis in de St. Jan Leeuwenstraat : Westwoning Jan Maartens; Oostwoning Jacob Cornelisse: pacht beide: F.24= f.48
Pagt van Landen:
Zuid en Westwalle en Schuttershof :pacht aan Jacob Marteijn f.36
Noordwalle idem f. 36
Noord Oostwalle idem f. 42
De Dokweijde idem f. 99
Schuttershofweijde aan Joost Adriaanse f. 54
Het Molenweijtje Jacob Marteijn f. 42
De Keetdijk idem f.60
Het Eiland agter de Zoutkeeten aan Adriaan Koets f. 42
Transport f. 411
Den Cingel rond den Stad aan Jacob Marteijn f. 30
f. 441
Dit is verpligt den 23Sept. 1815 voor 7 jaren
Tot St. Catherine 1822
Grondrenten en Interessen
Veertienhonderd Guldens
Werkelijke Schuld à 2 ½ % f. 35
Erfpagt en chijns van de
Koornmolen Adriaan Adriaanse f. 168
Erfpagt den Veerschen Dijk
Wed P. van de Kreke f. 24
f. 227
Aldus opgemaakt door de Burgemeester van Arndemuiden den 27 Januarij 1818
C. Crucq.
Staat dienende tot nadere Inlichting van sommige Articulen van Uitgaaf voorgested bij den Staat van uitgaaf voor de Stede Arnemuiden.
Nader Iustificatie
Der Voorgestelde Uitgaven
Onderhoud der fabrigagien /fabriquen?
Onderhoud der Straten & wegen
Voor deze beide Articulen is hier een bijzondere Staat bijgevoegd
Onderhoud, Schuiten en Ponten etc
Voor de vrijheid van den Dam aan het Nieuwland
Moet jaarlijks aan den Ambachtsheer betaald worden f. 40
De Reparatiën moeten door den Veerman aan de Ponte verrigt
worden, en waar in de Stad 1/3 moet dragen volgens
de Pagt Conditiën, dat calculatif jaarlijks
word berekend voor de Stede op f. 30
f. 70
Nadere Justificatie
Der voorgestelde Uitgaven
Onderhoud der klokken etc.
Word betaald jaarlijks aan den Kloksteller
Een tractement van f. 60
Aan den adsistent Kloksteller f.18
Tractement voor den Avondklokluider f.20
Voor schoonmaken en eenige Jaarlijkse
Reparatiën
Aan koperdraad f. 30
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
f.128.
Aldus opgemaakt door de Burgemeester van Arnemuiden
Dezen 27 Januarij 1818
C. Crucq
Aan de Heer Gouverneur
Van Zeeland
Hoog Edel Gestrenge Heer!
Bij mijne Missive van den 13e Decb. 1817 heb ik Uwe Excel: berigt dat de verlofgangers van den Nat: Militie dezer Gemeente , welke op de Lijst door Uwe Exc: bij Missive van den 31e October te voren waren gemeld alhier zijn gearriveerd , hun Verlofpas hadden overgebragt,voorzien van een Attest volgens Art: 177 der Wet Litt …. Voorgeschreven , en op een Register zijn gebragt ingevolge art. 179 der genoemde Wet , terwijl ik ten hunnen opzigte niets had te remarqueren.
Ik heb d ‘Eer met verschuldigede Eerbied mij te noemen.
Uwe Exc: DW Dienaar
C. Crucq
Den 29 Jan: 1818.
Aan de Heer Ritter Controleur der Directe
Belastingen
Te Middelburg.
In voldoening aan de aanschrijving van den Heer Gouverneur dezer Provincie in dato 27 Jan j.l. heb ik d’Eer aan UwEd: te doen toekomen een Staat van de Veehouders dezer Gemeente , nevens het getal Runderen, Paarden en Schapen, bij elk hunner gevonden op den 31e der vorige maand.
De Burgemeester van Arnemuiden
C. Crucq
6 februarij 1818
Aan de Heer I.Boddaert
Ontvanger dezer Stede
Uit nevensgaande copie Missive van den Heer Gouverneur dezer Provincie in dato 5 dezer maandag zal UEd bespeuren het Oogmerk van ZExc: ten opzigte van de nalatige in de betaling van hun aanslag in het agterstallige kustbewaardersgeld en ingevolge daarvan verzoeke ik UEd: de nodige middelen dadelijk aan te wenden, om aan de begeerte van den HeerGouverneur ten dien opzigte met allen spoed te voldoen.-
De Burgemeester van Arnemuiden
C.Crucq
Aan den Heer Gouverneur
Van Zeeland
Hoog Edel Gestrenge Heer !
In voldoening aan Art: 180 der Wet op de Nationale Militie, heb ik d’Eer uwe Exc: te berigten dat zedert mijn laatste rapport, nopens de Verlofgangers der Nationale Militie van dedze Gemeente, geene Verandering is voorgevallen en ik ten hunnen opzigte niets heb aante merken.
Ik heb d ‘Eer met verschuldigde Eerbied mij te noemen.
Uwe Excellentie DW Dienaar
C.Crucq
Den 15 febr. 1818
Aan den Heer Gouverneur
Van Zeeland
Hoog Edel Gestrenge Heer
Den Veerman G. Meerman heeft als Pagte van de Overzet Ponte dezer Stede, mij te kennen gegeven dat hij door het leggen van den Dam in het Arnemuidsche Canaal, in de maand December j.l. weinig passage over zijn veer heeft gehad , als door veele van dien Dam gebruik gemaakt hebben, en mitsdien verzogt in deszelfs pagt eenige te gemoedkoming over die maand te mogen Erlangen.-
Ik heb daar over met de Leden des Bestuurs gesproken , en hoewel dien Dam niet voor de passage daar hij anders volgens art.6 van het Contract van den 21December 1816 de vernieting van dat Contract zoude hebben kunnen reclameren, is men egter overtuigd , hij zeer zeker eenige eenige Schade door gemelden Dam heeft geleden,waarom men genegen zoude zijn, aan hem te accorderen, dat hij over December 1817 voor pagt 8 pond vls in plaats van 10 pond vls betaalde en dus eene te gemoedkoming van f.12 en waaromtrent ik de vrijheid neeme Uwe Exc: authorisatie en Consent bij dezen te verzoeken.
Ik heb d’Eer met verschuldigde Eerbied mij te noemen.
Den 16 febr: 1818
Uwe Exc: DWDienaar
C:Crucq
Aan den Minister van Oorlog
Hoog Edel Gestrenge Heer!
Ik neem de vrijheid hierbij in duplo aan Uwe Excell: te doen toekomen de declaratie van de overvaargelden aan het veer dezer Stede over de laatste zes maanden van 1817—met de Bons daar toe relatief, en verzoeken Uwe Excell: behage daar op ordonnantie van betaling te verleenen.
Ik heb d’Eer met verschuldigde Eerbied mij te noemen.
Uwe Ed: DW Dienaar
C. Crucq
Den 18 febr: 1818
Aan den Heer Gouverneur
Van Zeeland.
Hoog Edel gestrenge Heer
Ingevolge de circulaire van HEGA de Heeren Ged: Staten dezer Provincie, in dato 9. dezer maand betrekkelijk het voeren van een Wapen, zo heb ik daar deze stede bij dispositie van den Hoogen Raad van Adel in dato 31e Julij 1817 een Wapen is vergund te voeren, onderzogt naar de kosten van het snijden van zodanig wapen, dewelke zullen bedragen eenen som van f.10.
Ik heb gemeend alvoorens tot het vervaardigen van zodanig wapen de nodige orders te geven, Uwe Exc: te moeten verzoeken , zoals ik bij dezen daar om Uwe authorisatie ten einde die kosten te mogen vinden, op de Post van onvoorziene uitgaven van dit jaar te alloueren.
C.Crucq
Den 27e Februarij 1818
Aan HunEdGrAchtb: de Heeren Ged. Staten van Zeeland.
Edel Groot Achtbare Heeren !
Behalven de verpagte Eigendommen dezer Stede behoord nog aan dezelve 2m: 70 a Land genaamd het Kerkhof, gelegen in Kraijenhol in Nieuwerkerke, zijnde met Esse en Willigen kaphout beplant, ’t welk bevorens om de 4 à 6 jaren werd gekapt, doch waarvan de Stede nu al zederd eene geruime tijd geen revenuen heeft genoten, zo door dien dat kapboschje zeer oud word als ook dat het zelve aangezien alle waakzaamheid in de zomer door kwaadwillige word geschonden; en bijzonder in den winter door de veelvuldige armoede welke hier veeltijds plaatsvind word beroofd.
Wij meenen dus, na dat wij daar over kundigen hebben geraadpleegd,ter verbetering van Stads Revenuen, UEdGrAchtb: autorisatie te moeten verzoeken om voorschreven 2m:70a kapbosch publiek te mogen verpagten en dat voor den tijd van 5 Jaren, opdat die pagt met de andere verpagte Eigendommen gelijktijdig zoude uitgaan; onder bepaling dat de tronken en faveure van den Pagter blijven, mits denzelven voorschreven Boschje tot eene Weijde aanlegd, en de Slooten rondom het zelve behoorlijk delft, zodanig dat bij het einde der Pagt, daar aan voor een volgende Pagter niets meer te verrigten blijft,maar als dan opnieuw als een behoorlijke aangelegde Weijde kan verpagt worden, alles onderUEd:Gr:Achtb: nader te verleenen approbatie op deze Voorgestelde Verpachting.
Wij hebben d’Eer met verschuldigde Eerbied ons te noemen.
Uw EdGrAchtb: DWDienaar
Burgemeester en Raden voornoemd
C.Crucq
Ter Ordonnantie van dezelve
Corn: Dan: Baars
Den 11 maart 1818.
Aan de Heeren Ged. Staten
Van Zeeland
Edele Groot Achtbare Heeren !
Wij hebben d’Eer in voldoening aanUEdGrAchtb: aanschrijving van den 30e der vorige maand te berigten
Dat binnen deze Stede geene Verordeningen op het innemen van goederen door afgezetene schippers bestaan alzo dit zeer zeldzaam plaats vind.
Waar mede wij d’Eer hebben ons met verschuldigden eerbied te noemen.
UEdGrootAcht: DW Dienaren
Burgemeester en Raden voorn:
C. Crucq
Ter ordonnantie van dezelve
Corn:Dan: Baars
Secretaris
Den 6e April 1818
Aan Heeren Ged. Staten
Van Zeeland
Edel Groot Achtbare Heeren!
Ten gevolge van UEdGroot Achtbare aan ons verleende authorisatie bij dispositie Van den16e der vorige maand No 12 hebben wij het zo genaamde Kerkhof groot 2 m 70 a Lands op heden publiek verpagt, waarvan wij d’Eer hebben aan UwEdGr Achtb: de conditiën met een copie daar van te doen toekomen, en daar op UEdGr: Acht: approbatie Eerbiedig te verzoeken
Waar mede wij d ‘Eer hebben ons met verschuldigden Eerbied te noemen.
UEdAchtb: DWDienaar
Burgemeester en Raden voorn:
Ter ordonnantie van dezelve
Corn:Dan: Baart
Secretaris.
Aan den Heer Gouverneur
Van Zeeland
Hoog EdelGestrenge Heer !
Ter voldoening aan Uwe Exc: aanschrijving van den 3 dezer maand 2 afd No832. betrekkelijk de nalatigheid van de schippers dezer gemeente in de betaling der door hun verschuldigde Baken en Lantaarn gelden heb ik eenige schippers zo van visschuiten als van hoogaarzen voor mij ontboden, den inhoud UwerExc: Missive voorgehouden, en hun ernstig aangespoord om daar aan te voldoen ter voorkoming van voor nadeelige gevolgen.
Zij hebben mij daar op te kennen gegeven dat die betaling telkens wanneer zij uitvoeren voor hun drukkend was, aangezien zij niet alleen nu in dit voorjaar maar ook in het voorgaande jaar zo weinig verdiensten hadden gehad, door dien de vis zo ver van de wal verwijderd bleef en de veelvuldige zware winden, die in de vorige zomer en nu weder hun meestal verhinderde om zo ver zeewaarts te gaan, terwijl zij daar door veel schade aan tuig en wand hadden geleden dikwijls in levensgevaar hadden geweest, zonder verdiensten , en de meeste schuiten veele schulden hadden, die zij, ten zij in deze Zomer eene bijzondere zegen genietend, niet in de mogelijkheid waren op te winnen ?
Die van de hoogaarzen gaven mede te kennen dat zij zo weinig verdienden, dat zij niet wisten hoe hun huisgezinnen aan het nodig onderhoud te helpen
En verklaarden: zij gezamentlijk dat zij niet onwillig waren om hun te onderwerpen aan de bevelen van Uwe Exc: maar door de opgegeve redenen, waar bij kwam de groote duurte welke zo omtrent de levensbehoeften als van hunne schuiten benodigdheden had plaats gevonden en nog bestond, zij buiten staat waren geweest om die last te dragen,en verzogten of er geen mogelijkheid zijn zoude, zij jaarlijks in eens eene matige tax daar voor zoude kunne of mogen voldoen.
Ik heb gezegd Uwe Exc: daar van berigt te zullen doen, maar tevens gezegd dat zij inmiddels aan dit bevel mogten obtempereren, dat zij hebben aangenomen.
Ik hoop hier mede aan Uwe Exc: Intentie te hebben voldaan, en teeken mij met verschuldigde Eerbied.
Uwe Exc: DW Dienaar
C. Crucq
Den 13 April 1818
Aan de Heer Gouverneur van
Zeeland
Hoog Edel Gestrenge Heer!
In voldoening aan Art. 22 van het Reglement omtrent de Zamenstelling der Staten dezer Provincie heb ik d’ Eer de opgemaakte Alphabetische Lijst der Personsn welke in deze gemeente f. 200- en daar boven in de grondlasten betalen, aan Uwe Exc”te doen toekomen en tevens te berigten, dat het getal stemgeregtigden alhier bedraagd 19 waar van Tien in deze gemeente woonachtig zijn.
Ik heb d’Eer met verschuldigde Eerbied mij te noemen.
Uwe Exc: DW Dienaar
C. Crucq
Den 15 April 1818
Aan Heeren Ged. Staten van
Zeeland
Edele Groot Achtbare Heeren!
Wij hebben d’Eer ter beantwoording van de aan ons gedane vragen bij UwEdGrAchtb: aanschrijving van den 30e der vorige maand betrekkelijk het maalloon voor den Koornmolenaar dezer Stede UwEdGrAchtb: te berigten
1e Dat het alhier nog wenschelijk nog van belang is, dat aan de keuze der Ingezetenen word overgelaten , om het maalloon in graan of geld te betalen.
2e Dat zedert 1806 tijde den verzwaarden invoer van den Impost op het gemaal voor het breken van graanspeciën is betaald.
Voor een zak tarwe van 132 ½ pond wegend 9 stuiver voor een dito zak Rogge 6 st. en voor een dito zak gerst, Erwten of Boonen 4 st
3e Dat wij van oordeel zijn, het maalloon weder werd bepaald op den ouden voet, te weten voor een zak tarwe wegende 132 ½ pond Zeeuws of 125 pond Amsterdams 6 st. of 30 cents en twee ponden meel.
Voor een zak Rogge wegende als voren 4 st of 20 cents en mede twee ponden meel en voor een dito zak gerst, Erwten of Boonen, mede 4st of twee ponden meel.
En ten 4e dat deze bepaling standhield, hetzij de prijzen van de graanspeciën mogten klimmen of dalen, zo als zulks in vroegere dagen heeft plaatsgevonden.
En hier mede vertrouwend aan UwEdGrAchtb; Intentie te hebben voldaan, hebben wij d’Eer ons met verschuldigden Eerbied te teekenen.
UwEd:GrAchtb: DW Dienaren
Burgemeester en Raden voorn.
C. Crucq
Ter ordonnantie van dezelve
Corn:Dan: Baars
Secretaris
Den 15e April 1818
Aan den Heer Gouverneur
Van Zeeland
Hoog Edel Gestrenge Heer!
Ik heb d’ Eer UweExc: te berigten dat zedert mijn laatste rapport, omtrent de Verlofgangers van de Nationale Militie, welke alhier zich bevinden, geen verandering is voorgevallen, en ik dus niets ten hunnen opzichte heb aan te merken.
Met verschuldigde Eerbied heb ik d’ Eer mij te noemen.
Uwe Exc:DWDienaar
C. Crucq
Den 15 April 1818
Aan de Heeren Ged: Staten van Zeeland
Edel Groot Achtbare Heeren !
In voldoening aan UwEdGrootAchtb: aanschrijving van den 20e dezer maand, betrekkelijk de ijking der maten en gewigten, hebben wij d’ Eer UEdGrAchtb: te berigten:
1e Dat de verificatie of ijking der maten en gewigten in deze Gemeente geschied volgens eene ordonnantie door het Stadsbestuur gearresteerd den 27e November 1710 en zulks jaarlijks van den 1e tot den 15 meij.
Waar voor word betaald als van gewigten beneden 1 pond ½ st., van een mate 1 st: ½ zaks mate 1 ½ st dit van de maten die meermalen zijn geijkt geworden en van nieuwe maten.- van een stoop 3 ½ st: ½ spint 2 st- Een spint 2 ½ st: Een mate 3 st: ½ zaks mate 3 ½ st.
Verder voor het slaan of branden van Stadswapen van elk stuk gewigt, El of maat ½ stuiver
Voorts voor Bier en Wijnvaten 1st:-- voor een zoutvat of turfton iedere keer 30 stuivers-
Waar van den IJker moet boek houden. Commissarissen uit het bestuur bij de visitatie adsisteren en speciaal van de Stadsmaten, zo slapers als gereedschappen zorgen en die bewaren.
2e Dat die bediening steeds is en word waargenomen door een Lid uit de Regering, die uit dezelve daar toe word aangesteld, zijnde thans daarmede belast Jan Simonse, smit, welke geen Tractement geniet, maar zich moet te vreden houden met vorenstaande retributiën.
3e Dat hoe zeer die Persoon niet bij uitnemendheid geverseerd is, in de kennis van het metriek Stelsel, wij echter verlangen dat wij bij de invoering van dat stelsel mogten belast blijven om een of ander uit deze Gemeente onder Uw EdGroot Achtbare approbatie daar toe te emploijeren.
Waar mede wij d’Eer hebben ons met alle verschuldigden Eerbied te noemen.
- spint: inhoudsmaat bij graan= ½ schepel = ca 7,2 tot 8,5 liter
UwEdGrootAchtbareDWDienaar
Burgemeester en Raden voornoemd
C. Crucq
Ter Ordonnantie van dezelve
Corn.Dan Baars
Den 30 April 1818
Aan de Heer Gouverneur
Van Zeeland
Hoog Edel Gestrenge Heer!
Op den ontvangst van Uwe Exc: Missive van den 5 febr. dezes jaars 1 afd No 268 betrekkelijk den voldoenng van de agterstallige kustbewaardersgelden heb ik daar van copie aan de Stedelijke Ontvanger ter hand gesteld en tevens alvorens met de vervolging van de nalatige Contributiepligtigen voort te gaan, de nog in leven zijnde en zich in dit Eiland ophoudende gewezene kustbewaarders opgezogt, om ware het doenelijk volgens de door Uwe Exc: mij verleende vrijheid accoord met dezelve te treffen-
Dien ten gevolge is het mij gelukt onder uwe Exc: nadere approbatie te accorderen, als met de wisselhouder van Johannis Wezel voor een somme van f.60
Met Gerrit Dorias mede voor 60
Met P.Elbers voor 80
Te samen f.200
Dan met Maria Vermeulen vroedvrouw dezer stede, huisvrouw van Jacob Zoeter thans in dienst als veteraan, die ik mede f.80 had geboden en welks pretensie gelijk met die van Elbers staat heb ik het tot heden niet kunnen vinden.
De andere kustbewaarders zijn overleden of van hier vertrokken vreemdelingen, wier familliën mij onbekend zijn.
En nu zullende overgaan tot het door Uwe Exc: van mij begeerde berigt, bij Missive van den 29 April j.l. 1 afd. No 10180 opden rekweste van genoemde Maria Vermeulen huisvrouw van Jacob Zoeter aan Uwe Exc:ten gedagte ende ??? gepresenteerd ??
Zo heb ik d’Eer in voldoening daar aan Uwe Exc: te rescriberen. Dat ik geensints van die Rekwestrante heb kunnen veronderstellen, zij deswegens addres zoude hebben gemaakt, daar zij door het stedelijk bestuur in hare bediening en genieting van Tractement is gemaintineerd en begunstigd, en dus meerdere verpligting aan het zelve heeft, dan reden van het zelve te laken want verre ? zij het van het bestuur om van hare voorgewende verlegenheid gebruik te maken ten einde haar tot accoord te noodzaken, daar zij geen lasten heeft nog van haar man nog van hare eenige zoon, die zelve een broodwinning heeft, maar men heeft alleen gebruik zoeken te maken om door de verleende gift van ZM om afdoening van die kustbewaarders schulden te erlangen, dat geen schuld van de stad is, maar van de Gemeente zo als ik Uwe Exc: breeder heb ontvouwd bij mijne Missie van den 4 Deb. 1817 en 23 jan: 1818 en waar aan ik mij refereer.
En wat begeerd nu de suppliante anders, dan dat het bestuur alleen ten hare behoeve zich exponeerd aan veele moeijten, die wel gevaarlijk zoude kunnen worde, daar bij de renovatiën door den Deurwaarder te zijner tijd gedaan en niet gering aantal op eene gansch niet vriendelijk wijze ten stadhuize zijn verschenen en die Renovatie Billetten hebben terug gebragt, bij welke occasie men alle overtuigende redenen heeft gebezigd, om dien storm te bedaren, dat dan ook gelukt is; dan moet men nu met soldaten of guarnisaises ? komen en procederen op de meubilen, wat heeft men dan niet te vreezen, zonder daar van een gewenscht gevolg van te genieten, zoals men reeds voor de Landsbelastingen gezien heeft, terwijl van de f 400 stedelijke belasting over 1817 nu nog ruim f.100 onbetaald is, en hoe gering den aanslag ook zijn mag, geen voldoende middel weet te bezigen, om het te innen.-
Intusschen ben ik van gedagten de Rekwestrante met de aangebodene f.80 zich behoord te vergenoegen en dat aan haar word vrijgelaten mits voor hare rekening om de Schuldige Contributiepligtigen door den Ontvanger of zij zelve des verkiezende te vervolgen, van welke schuldige ik bereid ben haar een Lijst ter hand te doen stellen.-
De als dan overblijvende f.20 zoude kunnen gebezigd worden voor de gemaakte kosten door den Heer Ontvanger Boddaert waar van de declaratiën bij mijne Missive van den 23 Jan 1818 zijn gevoegd behalven die van de gedane Renovatiën.
Uwe Exc: approbatie op de hier voren opgegeven accoorden Eerbiedig verzoekende, en de nadere dispositie op voorn: Rekwestrante, dat hier bij retourneerd van Uwe Rxc: inwagtende heb ik d’Eer met verschuldigde Eerbied mij te noemen.
Uwe Exc: DWDienaar
C.Crucq
Den 2 Meij 1818
Aan de Heer Gouverneur
Van Zeeland!
Hoog Edel Gestrenge Heer !
Ik heb d’Eer aan Uwe Exc: hier bij te doen toekomen een Expeditie van het Proces verbaal door het bestuur heden opgemaakt, houdende het resultaat der Stemming van Kiezers voor dit District en zulks in voldoening aan art: 28 van het Regelement van den 2 April 1817.
Met verschuldigde Eerbied heb ik d’Eer mij te noemen
Uwe Exc: DWDienaar
C.Crucq
Den 13 Meij 1818
Aan Heeren Ged:Staten van Zeeland
Edel Groot Achtbare Heeren!
Bij UwEdGrAchtb: Missive van den 1e dezer maand, de staat van begrooting in Ontvangst en Uitgaaf voor den dienst van dit loopende Jaar door UwEdGrAchtb:gearresteerd, bij ons ontvangen zijnde, hebben wij daar in voor ons een groot bezwaar ontdekt door eene bepaling van f.1000 voor personeelen Omslag.
Het deed ons leed dat een door ons voorgesteld Octroij op wijn, dranken, Bier en Slagtgeld door UwEdGrootAchtb: niet was geagreëerd.
Welis waardat het berekende rendement bij onzen Memorie van den 16e Aug: 1817 op verre na niet voldoende was of zoude zijn aan de nu vastgestelde behoeften dan wanneer daar bij was geaccordeerd eene geringe belasting van 60 cents per zak gemalen wordend tarwe dan twijfelen wij geensints, of wij zouden de f.1000 bereikt zo niet overtroffen hebben-
Behalven dat een personeelen omslag een hatelijk werk is voor een bestuur, daar bij moeijlijk om zijn mede Ingezetenen te gaan taxeren is en zeer zeker geen plaats in dit District daar het met meer onaangenaamheden verzeld gaat dan hier en nog kan men het niet innen-
Den omslag van het vorig jaar à f.400 en waarbij weduwen en Weduwnaars en de armste zijn voorbijgegaan en waar in den Voornaamsten vissers niet meer dan f 2 deeld, is op verre na nog tot heden niet geincasseerd , ja wij meenen dat nog ruim f.100 onbetaald is, en voor die nalatigen is anders geen middel van applicatie, dan de Wet van den 15 febr. 1815 art 6- en hoe zeer wij overreed zijn die nalatige hun aanslag hadden kunnen voldoen, kunnen wij den ontvanger de Executie van die Wet, ten hunnen opzichte niet ordonneren, daar wij zeker zijn de te makene kosten ten laste der Stede blijven om redenen veele vissers hoe voordelig het ook hun gaan mag, geen meubilens buiten de onmisbaarste zich aanschaffen, zo dat die Wet voor hun kragteloos blijft, en evenwel maken de vissers den grootsten stand uit in deze Gemeente, en ten dien opzichte hebben wij met hun de meeste moeijtens, terwijl zij voor overtuiging niet vatbaar zijn of liever niet willen zijn, want zij weten zeer wel dat het het Brood hier altijd 7 schell: minder is dan in het naburige Middelburg, en nogthans blijven veele nalatig in de voldoening van hun aanslagen.
Wij zullen nu die f.1000 volgens gewoonte naar billijkheid omslaan hoewel wij ons voorstellen den helft daar van niet zal inkomen en stellen ons voor bij den Voordragt van onzen Staat voor 1819 een en andere belasting naar onze behoeften UwEdGrAchtb: voor te stellen en daar een Octroij op de Sterken Dranken en bier alhier geen nieuwigheid of overblijfsel is , van het Frans beheer, want een octroij op die middelen, heeft hier mogelijk langer dan Honderd Jaren stand gegrepen, waarom wij gemeend hebben UwEdGrAchtb: bij deze occasie daar van eens gedetailleerd te moeten kennis geven en tevens UwEdGrAchtb: Eerbiedig te verzoeken om tot maintien van onze stedelijke finantiën onze als dan te doene Voordragt gunstig te accorderen.
Waar mede wij d’ Eer hebben ons met verschuldigde Eerbied te noemen.-
UweEdGrAchtb: DWDienaren
Burgemeester& Raden voornoemd
Ten Ordonnantie van dezelve
Corn:Dan: Baars
Den 18 Meij 1818
Aan de Heer Gouverneur
Van Zeeland
Hoog Edel Gestrenge Heer!
Het Kohier van den Hoofdelijken Omslag voor den dienst van dit loopend jaar, door mij met adsistentie van den Secretaris zijnde opgemaakt, daar niemand der leden van het bestuur, hoe zeer daar toe behoorlijk daags te voren gedagvaard is gecompareerd, bij welken opmaking wij de geformeerde Klassen van het vorig jaar hebben gevolgd, en die verdubbeld naar mate de nu gearresteerde Hoofsom hebbende wij alleen de geringste Klasse daarvan het minste verhoogd.
Ik heb vervolgens bij Publicatie de gemeente hiervan kennis gegeven, en niemand eenige reclamatiën daar tegen ingebragt hebbende, zo neeme ik de vrijheid voorschreven Kohier ter Executoir Verklaring aan Uwe Exc: te doen toekomen—
Ik heb d’ Eer met verschuldide Eerbied mij te noemen.
Uwe Exc: DWDienaar
C.Crucq
Den10 Junij 1818
Aan de Heer Gouverneur
Van Zeeland
Hoog Edel Gestrenge Heer!
Het Rekwest van Maria Vermeulen vroedvrouw dezer stede aan Uwe Exc: gepresenteerd, daar bij verzoekende om haar voormalig genoten Tractement wederom te mogen genieten, door Uwe Exc: bij Missive van den 3e dezer maand 2afd.No 1427 in mijne handen gesteld om daar op te dienen van berigt en advies; Heb ik d’ Eer in voldoening daar aan Uwe Exc: te berigten dat het in voorschreve Rekweste ter neer gestelde, dat dezelve in 1808 op een Tractement van f.104 en ¼ last turf als Vroedvrouw dezer Stede is aangesteld, zo mede dat onder het fransche beheer dat tractement is gebragt op 126 fr. Een waarheid is.
Dan het is ook een Waarheid, die vroedvrouw is aangesteld onder bepaling, dat zij voor iederen Verlossing niet meer dan f.4 zoude vorderen, en zij na de vermindering van haar Tractement, waarvan zij door het bestuur is geïnformeerd geworden zonder kennisgeving, voor iedere Verlossing 2 Rijksdaalders en bij Contante betaling 14 agste (1,75) Rijksdaalder heeft gevorderd.
Dat men bij de Wending van Zaken, dadelijk voorzeide Tractement op f. 100 heeft gebragt, dat zij nog geniet, en evenwel zo men geïnformeerd is de belooning voor de verlossing nog niet heeft terug gebragt op de vorige bepaling
En dat hoe zeer ik de suppliante in hare Revenuen niet wil taxeren, zij zo ik meen evenwel zulke redenen van klagen niet heeft, daar zij behalven deze stede, ook de voornaamste van gansch Nieuwland en Cleverskerke bediend, en de vermeerdering welke zij verlangd niet meer dan f.14 ’s jaars kan bedragen, terwijl de Revenuen dezer stede door het verlies van het Ponteveer zodanig zijn verminderd, dat ik bezwaarlijk daaromtrent gunstig kan adviseren, waar bij komt dat ik haar ter gemoedkoming nog tot heden van den personeelen Omslag of Stedelijke belasting heb verschoond.-
Ik meen dus na deze opgave aan Uwe Excell: wijsheid de nadere dispositie te moeten overlaten en heb d’ Eer met verschuldigde Eerbied mij te noemen.-
Uwe Exc: DWDienaar
C. Crucq
Den 8 Junij 1818
Aan de Heer Gouverneur
Van Zeeland
Hoog Edel Gestrenge Heer!
Ik heb d’ Eer Uwe Exc: te berigten dat zo de verlofgangers van de Nat: Militie van vorige Jaren als die welke nu onlangs zijn gearriveerd zich alhier bevinden, en ik ten hunner opzicht niets heb te remarqueren-
Waar mede ik d’Eer heb met verschuldigde Eerbied mij te teekenen.
Uwe Exc:DWDienaar
C. Crucq
Den 15 Junij 1818
Aan de Commissie van de Haven
Werken der stad Middelburg
Mijne Heeren!
UwEd. Missive van den 9 der vorige maand bij mij ontvangen zijnde, en waar bijUwEd verlangen geïnformeerd te worden, welke pointen mij van belang zijn voorgekomen, omtrent het gebruik onderhoud taken of wat anders zoude mogen wezen aangaande het Sas in het Arnemuidsche Canaal gelegd wordende Heb ik d’ Eer in voldoening daar aan na alvorens UwEd: mijnen opregten dank te hebben betuigd voor de blijk van belangstelling in het welzijn en de behartiging van de belangen dezer Stede, die ik bij deze van UwEd: ontvang en mijne gedagtens deswegens mede te deelen.
Wat betreft het gebruik van gemeld sas zo ben ik van oordeel dat daar mede wekelijks twee malen worde geschuurd vooral bij den aanvang en voorts zo dikwerf zulks door de daar over te stellene directie zal bevonden worden te behoren, terwijl het van belang is, voor de visschuiten die zeer na aan de sas hun ligplaats hebben, en niet wel kunnen verplaatst worden, zo wegens de gelegenheid als te maken kosten daar bij bepaald werd dat des Zaterdags en Zondags niet word geschuurd.
Aangaande nu het onderhoud van die sas, heb ik gemeend, dit point aan UwEd: voordragt aan en de bepaling van het Gouvernement te moeten overlaten-
Doch betreffende het beheer ben ik van gedagten daar de Directiën zo van de Zaagmolen, Zoutkeeten en de daar in situerende?? Polder of Polders een gelijk belang met Arnemuiden in de sas hebben dat een gecombineerde Commissie uit de: Directiën nevens een Lid uit het bestuur dezer Stede het opzicht en beheer daar over op eene door UwEd: te gevene Instructie werd ge gedemandeerd die van den Staat den Sas en hare Uitwerking jaarlijks aan UwEd: een verslag inleverde; zijnde het nog van belang dat over dezelve een deskundig Sas of Sluiswagter word aangesteld, die daar bij of omtrent woond en tevens daar bij eenig belang heeft, gelijk den tijdelijken Pagten van het veer dezer stede als zodanig een kan gerekend worden te zijn, en welke bij eene Instructie werd aanbevolen om de doorsassing van de Vaartuigen voor de Zaagmolens,Zoutkeeten en ook de visschuiten te faciliteren, op zodanige matige retributie als UwEd: zullen oordeelen te bepalen.-
En hier mede vertrouwende aan UwEd: Intentie te hebben voldaan, heb ik d’ Eer mij Eerbiedig te noemen.
UwEd: DWDienaar
C. Crucq
Den 19 Junij 1818
Aan de Heer Ontvanger
Boddaert te Veere
Mijn Heer !
Daar de Heer Predikant dezer stede van de betaling van zijn agterstallig Tractement deze gemeente opgelegd, heeft afgezien, zo verzoeke ik UwEd: conform den inhoud eene bij mij ontvangen missive van ZExc: den Heer Gouverneur door Provincie in dato 17e dezer maand, om als nu met de Invordering daar van niet verder voor te gaan, en hoe zeer bij die missive niets word voorgeschreven betrekkelijk de verantwoording zo van de ontvangene gelden als dan de daar bij veroorzaakte kosten , zo meene ik evenwel UwEd:bij deze tevens te moeten verzoeken, om daar van zo dra mogelijk een Rekening op te maken, en aan mij te doen toekomen, wanneer ik dezelve aan den Heer Gouverneur ter approbatie zal inzenden, ten einde eene gewenschte afdoening van die zaak te erlangen—
De Burgemeester voornoemd
C.Crucq
Den 22 Junij 1810.
Aan den Eerw: Kerkenraad
Van Arnemuiden
Wel Eerwaarde Heer en Broederen !
Om te kunnen voldoen aan het verlangen van Heeren Ged: Staten van Zeeland, verzoeke ik UwEerw: bijgaande Staat, omtrent de Armen behoorlijk in te vullen, en aan mij tevens een omstandig verslag van den Staat der Armen, derzelver behoeften, de oorzaken hunner armoede; de middelen welke hun nog overblijven, om in hunne behoeften te voorzien, en alle zodanige nadere onderrigtingen mij mede te deelen, welke tot nadere opheldering van de in den Staat vermelde inlichtingen nuttig kunnen geacht worden.-
Ik moet UwEerw verzoeken mij voor of op den 10 Julij aanstaande die Staat en verslag te doen toekomen, en heb d’ Eer mij te noemen.
De Burgemeester van Arnemuiden
C. Crucq
Den 29 Junij 1818
Hoog Edel Gestrenge |Heer!
Ik heb d’Eer hier bij aan Uwe Excellentie te doen toekomen de Rekening dezer Stede in triplo met de nodige bescheiden, over deze Jare 1817 heden door den Ontvanger gedaan en door het Bestuur en Gecommitteerden voor zo ver die zijn gecompareerd bij Voorraad opgenomen met bijvoeging van de daar bij plaats gehad hebbende deliberatiën, terwijl ik Uwe Excie meen te moeten informeren, dat het ontvangloon is berekend, vlgens het Voorschrift bij de memorie gevoegd geweest bij de Staat van begrooting van 1818.
Met verschuldigde Eerbied heb ik d’Eer mij te noemen-.
Uwe Exc:DWDienaar
C. Crucq
Den 27e Junij 1818.
Aan Heeren Ged: Staten van
Zeeland
Edel Groot Achtbare Heeren!
Ingevolge UwEdGrAchtb:dispositie van den 25 Meij j.l.no 2 bij mij den 30 der vorige maand ontvangen, heb ik de benoemde Leden van het Bestuur dezer Stad van die disposiie kennis gegeven en op heden beEdigd, voor zo ver zulks door de benoemde is aangenomen, waar van ik d’Eer heb UwEdGrAchtb: en verbaal te doen toekomen.-
Wijders zijn door mij de aftredende leden J. Crucq en J.L.de Rijke ingevolge Uw? dispositie bedankt en eervol ontslagen, dan voor het aftredende Lid J.Simonse geen Extract verbaal van UwEdGrAcht: bij mij ontvangen zijnde, heb ik gemeend daar mede te moeten supercederen tot dat ik zodanige dispositie zal hebben bekomen.
War mede ik d’Eer heb met verschuldigde Eerbied mij te noemen-.
Uw EdGr:Achtb: DWDienaar
C.Crucq
Ter Ordonnantie van dezelve
Corn:Dan:Baars.
Den 3 Julij 1818
Aan Heeren Ged. Staten
Van Zeeland
Edel Groot Achtbare Heeren!
Wij hebben d’Eer aan UWedGrAchtb: ter approbatie te doen toekomen een concept Instructie voor den Secretaris en Ontvanger dezer Stede ,Terwijl wij ingevolge art:69 van het Reglement tot Secretaris dezer Gemeente voordragen den persoon van Cornelis Daniël Baars, welke die functie bij de Een en twintig Jaren met allen ijver en getrouwheid heeft waargenomen.
Waar mede wij d’Eer hebben met verschuldigden Eerbied ons te noemen UweEd:Gr: Achb: DWDienaren
Burgemeester en Raden voornoemd
C.Crucq
Ter ordonnantie van dezelev
J.de Marée
Den 10 Julij 1818.
Aan Heeren Ged.Staten
Van Zeeland
Edel Groot Achtbare Heeren!
In voldoening aan UwEd:GrAchtb: aanschrijving van den 26e der vorige maand no 248 hebben wij d’Eer de daar bijgevoegde Staat betrekkelijk de Huis Wonende ? Armen behoorlijk ingevuld hier bij aan UEdGrAchtb: te doen toekomen.
Verder diend dat den Staat der Armen , alhier ongunstig is, daar dezelve geene middelen bezit, en alleen uit de Collecten , giften en den Subsidie der Stede moet onderhouden worden-.
Dat de behoeften der armen in geld en klederen bestaande zeer groot zijn,aangezien het zeer oude menschen gebrekkige of ouderloose weezen zijn, welke onderstand genieten, en waar voor geen middelen meer overblijven, als bij hetgeen zij van het armwezen erlangen, de milddadigheid van de meergegoede in te roepen, - een Enkele uitgezonderd, die nog zo veel de kragten toelaten zich nog een broodje bij het visleuren aanschaft-
Wij vertrouwen hier mede aan UwEdG:Achtb: Intentie te hebben voldaan; en hebben d’eer ons met verschuldigden Eerbied te noemen
UW Ed: Achtb: DWDienaren
Burgemeester &Raden voorn:
C.Crucq
Ter Ordonnantie van dezelve
Corn:Dan: Baars
Secretaris
Den 13Julij 1818.
Aan den Minister van Oorlog
En
Een gelijke aan den Minister
Van Justitie
Hoog Edel Gestrenge Heer!
Ik neem de vrijheid hier bij aan Uwe Excellentie te doen toekomen de declaratie in duplo wegens overvaargelden, van hier op het Nieuwland, over het Eersthalfjaar van 1818 met Eerbiedig verzoek uwe Exc: daar op ordonnantie van betaling gelieve te verleenen.
Ik heb d’Eer mij met verschuldigde Eerbied te noemen.
Uwe Exc: DWDienaar
C. Crucq.
Den 17 Julij 1818
Aan den Heer Gouverneur
Van Zeeland
Hoog Edel Gestrenge Heer!
Ik heb d’ Eer Uwe Exc: te berigten dat de dagteekening der Publicatie van de Kohieren der directe belastingen over dit Jaar is geweest den 3 April 1818; terwijl ik mij met allen Eerbied noem
Uwe Exc: DW Dienaar
C.Crucq
Den 27 Julij 1818
Aan de Heer Gouverneur
Van Zeeland
Hoog Edel Gestrenge Heer!
Bij mijne Missive van den 2 Meij dezes Jaars heb ik Uwe Exc: kennis gegeven dat ik onder Uwe Exc: goedkeuring met betrekking tot het agterstallige kustbewaarders fonds had geaccordeerd met de wisselhouder van Frau Wezel, met G Dorias en P. Elbers en tevens berigt gedaan op het rekwest van Maria Vermeulen, huisvrouw van Jacob Zoeter.
De drie eerstgenoemde vallen mij bij aanhoudendheid lastig over de geaccordeerde som, die ik zonder Uwe Exc: mij daar toe in staat steld niet kan voldoen, en met betrekking tot de laatstgem: Maria Vermeuelen, heb ik poging aangewend om dezelve mede tot een redelijk accoord te bewegen, Dat mij niet verder is gelukt, dan dat zij Uw Exc: had voorgesteld om haar met f.200 te voldoen , als f.100 contant en f.100 in vier jaarlijkse termijnen.
Wat nu dit voorstel aangaat, zo zoude de f.200 haar kunnen worden voldaan, uit de gift van Z.M doch wat het overige betreft, zie ik geen mogelijkheid, aangezien men niet instaat is, alhier de stedelijke belastingen in te vorderen , en dus nog minder iets, waaromtrent men in een verkeerd denkbeeld verkeerd, terwijl de Wet van parate Executie op de meubilen van de meeste alhier van geen kragt zijn kan-.
Intusschen wenschte ik UweExc: konde goedvinden de gemaakte accoorden te approberen, waarvan ik alsdan bereid ben de kwitantiën van voldoening aan Uwe Exc: over te leggen, en daar de vrouw van Jacob Zoeter bij haar voorstek, de dispositie aan Uwe Exc: heeft overgelaten, zo dunkt mij onder verbetering dat aan haar de f.100 zoude kunnen worden voldaan, met toezegging dat indien in te eeniger tijd daar van nog iets mogt worden gerecrouveerd, zij daar van zoude jouïsseren en omtrend de overige kan ik UwExc: niets anders berigten, dan dat dezelve of zijn overleden of van hier verwijderde vreemdelingen, die waarschijnlijk nimmer meer zich zullen opdoen.
Uwe Exc: dispositie hier op Eerbiedig verzoekende heb ik d’Eer mij met verschuldigde achting te noemen.
Uwe Exc: DWDienaar
C. Cruccq.
Den 3 Augustus 1818.
Aan de Heer Gouverneur van
Zeeland
Hoog Edel Gestrenge Heer!
Ter voldoening aan Uwe Exc: verzoek heb ik de benoemde leden voor den Raad dezer Stede zijnde C. Kraamer, A. van Eenennaam I.B. Joose en L. Wisse nogmaals bij mij ontbode, en de drie laatsgenoemde, als zijnde de eerste niet verschenen, vriendelijk uitgenodigd om die Post te aanvaarden, dan alle mijne pogingen zijn vrugteloos geweest, daar dezelve zonder opgaaf van eenige redenen volstandig blijven weigeren om hetzelve aan te nemen, en waarvan ik d’ Eer heb UwExc: bij dezen berigt te doen, en mij met verschuldigde Eerbied te noemen.
UwExc: DWDienaar
C.Crucq
Den 10 Aug.1818
Aan Heeren Ged. Staten
Van Zeeland
Burgemeester en Raden van Arnemuiden, hebben d’Eer hier bij aan HunEdGrAchtbr: de Heeren Ged. Saten van Zeeland, voor te dragen de Staat van Begrooting in Ontvang en Uitgaaf dezer Stede voor den dienst van 1819 en observeren daarbij
a. met opzigt tot de buitengewone Ontvangsten.
Het batig saldo van de begrooting van 1818 is gebragt zo als die staat is gearresteerd, en dat van de Rekening van 1817 zoals die door het Stedelijk Besuur bij voorraad is opgenomen.
b. met opzigt tot de gewone Inkomsten.
No 1 is gebragt zo als die voor 1818 zijn bepaald.
2.Draagd men voor eene belasting op de wijnen, sterke dranken, Bier en het Slagtvee , waarvoor hier een berekening is bijgevoegd, zo mede een Ordonnantie voor die belastingen en een Reglement of Instructie voor den Ontvanger, aangezien een Personeelen Omslag hier bij geen mogelijkheid kan ingevorderd worden hoe gering die ook zij, zo als over het jaar 1817 nog is gebleken, daar van de f. 400 meer dan f.100 onbetaald is gebleven, dan niet kan ingevorderd worden; zoals wij bij onze Missive van den 18 Meij 1818 breeder hebben ontvouwd.
Deze voorgedragene belastingen is niet drukkend en kan zeer gemakkelijk ingevorderd worden, daar er geen dranken dan van Middelburg alhier worden ingevoerd, en vandaar niet worden uitgevoerd als met Consent Billetten, en dus kan nagegaan worden waarom men ook de Ordonnantie zo Eenvoudig en kort doenelijk heeft opgesteld , waarbij men voldoende rekende na de bepaling van de belastingen zelve, de aangifte zo door de Inslagers als vragtrijders te moeten bepalen, zo mede die van den Slagter van het Vee, terwijl den doorvoer volkome word vrijgelaten, geen restitutie word verleend daar geen uitvoer alhier plaats vind, als alleen bij onvoorziene abuizen in de opgaaf en de boeten heeft bepaald op 1/3 van de Ingevoerde Waarde of het gefraudeerde.
Hier bij heeft men gemeend een Instructie voor den Ontvanger te moeten voegen, waarin zijne verpligtingen worden voorgeschreven, en die men oordeeld zo tot securiteit van de Invordering alstot zekerheid voor de stede genoegzaam te zijn.
No 3 de Pagt van het Veer is gebragt volgens PagtContract in dato 30 December 1817
4 heeft men minder gesteld, daar die leges zeer weinig rederen-
5 Is als het voorgaande Jaar
6 Is met f.35 vermeerderd door de Verpagting van het Kerkhof, volgens PagtContract in dato 11 April 1818
7 Ondergaat geen verandering
8 Idem
c. met opzigt tot de gewone Uitgaven
no 1. word gebragt zo als over 1818 zijn bepaald
2. idem
3. is berekend voor den Ontvanger à 5 of 6 /
4. de Generale Onkosten zijn vermeerderd gesteld door de Onkosten van de in te voerene belastingen,volgens bijgevoegd Tableau.
5. word gebragt als over 1818 is betaald.
6 en 7 is gebragt als in 1818
8 en 9 is alle mogelijke bezuiniging in het oog gehouden en waarvoor een beraming hier is bijgevoegd.
10 heeft men mede verminderd zo veel als doenelijk was
11 t/m 16 deze artikels ondergaan geen veranderingen
17 Is de gewone 2% van de Inkomsten
18 heeft men geoordeeld genoegzaam te zijn
19 door afleg van het Capitaal in 1818 is de Intrest verminderd.
20 is de bepaalde afleg voor de Weezen
Deze staat aldus ter approbatie aan Hunne Edel Groot Achtb: voordragende heeft het Bestuur d’ Eer met verschuldigde Eerbied haar te te noemen.
UwEdGrAchtb: DWDienaren
Burgemeester en Raden voornoemd
C.Crucq J. de Marée L. van de Weele
Corn:Dan:Baars
Secretaris.
Aan de Heer Gouverneur
Hoog EdelGestrenge Heer!
In voldoening aan Uwe Exc: aanschrijving van den 10 dezer maand afd no 2201 betrekkelijk de opgave van Trekpaarden en Voerlingen in deze Gemeente gevonden wordende, heb ik d’Eer Uwe Exc: te berigetn
1e dat het getal trekpaarden bedraagd 42
2e het getal wagens of karren voor 2 paarden 21
3e En dat van wagens of Karren voor 1 paard 8
Waarmede ik d’Eer heb met verschuldigde Eerbied mij te teekenen
Uwe Exc: DWDienaar
C. Crucq
Den 17 Aug: 1818
Aan de Heer Griffier der Staten van
Zeeland
Wel Edel Geboren Heer!
Op grond van de dispositie van Heeren Ged; Staten in dato 2 Decb: 1816 heb ik een Staat laten formeren van hetgeen in 1816 en verder in de 5 volgende jaren mogt worden betaald, van welke staat ik UwEdGrAchtbl hier bij een copie doe toekomen, en hoewel daar op no minderjarige voorkomen zijn die maar zeer weinige meer daar de Staat na de Eerste opgaaf in 1811 mogt gevolgd worden.
Wat betreft de opgave van de dag en het jaar hunner geboorte,moet ik UwEdGeb hier bij observeren dat behalven dat de Weesboeken bij het Vrederegt van Veere berusten, welke ik wel kan bekomen, het bij de Verweezing of overbrenging van gelden geen gebruik is geweest, de dag en jaar van geboorte der Weezen op te geven, maar alleen derzelven waarschijnlijke ouderdom op dat tijdstip.
Verder dat Weezen niet hier/ ten minsten het meerderdeel geboren zijn, en dat ingeval dit volstrekt geEischt word, die alle zoude moeten ontboden worden, om hun doopzegels over te brengen, waartoe eenige tijd verEischt zoude worden.
Intusschen is de betaling geschied aan de meerderjarige of aan de vader, moeder of voogd van de minderjarige, zoals uit de gequiteerde ordonnantiën zal blijken.
Ik hoop dat dit een en ander aan de Intentie zal voldoende zijn, bij UwEdGeb: missive van den 20 dezer maand mij medegedeeld, en heb d’ Eer mij met allen Eerbied te noemen.
UwEdGeborenDWDienaar
C.Crucq
Den 25 Aug:1818
Aan d’ Heer Gouverneur van
Zeeland
Hoog Edel Gestrenge Heer!
In voldoening aan Uwe Exc: aanschrijving van den 26 Aug: j.l. 2 afd no 2128 heb ik d’ Eer tot Zetters dezer gemeente voor den dienst van 1819 voor te dragen de Personen van
J. de Marée te Arnemuiden
J. Crucq idem
P. de Meulmeester idem
J.B.Joose idem
P.Boogert te Cleverskerke
Waar mede ik d’ Eer heb met verschuldigde Eerbied mij te noemen
Uwe Exc: DWDienaar
C.Crucq
Den 1 Sept 1818
Aan den HeerGouverneur van
Zeeland
Hoog Edel Gestrenge Heer!
De ordonnantie geslagen door Z:Exc: den Heer Minister van Justitie behoeve G.Meerman in dato 10 Aug 1818 No 1523 groot f.6.85 wegens overvaargelden van gevangenen nevens Uwe Exc: missive van den 9 dezer no 2459 bij mij ontvangen zijnde, heb ik d’Eer Uwe Exc: daar van berigt te doen, en mij Eerbiedig te noemen.
Uwe Exc: DWDienaar
C.Crucq
Den 12 Sept 1818
Aan de Heer Gouverneur van
Zeeland
Hoog Edel Gestrenge Heer!
Ten gevolge van Uw Exc: Missive van den 13 Aug l.l. 1 afd No 2197 waarbij de voorgedragene accoorden met de geweze kustbewaarders dezer gemeente nopens hunne pretensiën door Uwe Exc: worden geapprobeerd , en ik mij aangemaand zie , om met de vrouw van J. Soeter is het doenelijk door vernieuwde pogingen schikkingen deswegens te maken, heb ik d’ Eer Uwe Exc: te rapporteren, dat ik de gemaakte accoorden onder behoorlijke instantiën ? heb afgehandeld, en mij daarna onledig heb gehouden om met de vrouw van J. Soeter ook accoord te treffen, doch hoezeer ik alle overtuigende redenen heb gebezigd om die vrouw tot minnelijke schikkingen te bewegen, daar zij ook zeer wel met de Gemeente bekend is, en wel weet, hoeveel onaangenaamheden ik daaromtrent reeds heb ondervonden, ook dat er eene genoegzame onmogelijkheid bestaat anders dan met het uiterste geweld, die van moeijlijke gevolgen zijn konde, niet kunnen overhalen, om haar met de resterende f.100 te vergenoegen, maar houd tot heden op den f.200 vol,mij dan te kennen gevende zij haar aan Z.E. den Minister van Oorlog had geaddresseerd, en diens dispositie wilde inwagten,dat weder met ongepaste uitdrukkingen mij bedreigende zij haar bij Uwe Exc: zoude voegen, en zij haar geld wel zoude bekomen en meer andere boosaardige expressiën die ik liefst passeeren, daar zij een vrouw is, welke voor geen overtuigende redenen vatbaar is en gewoon is, om het dan ook gaat door te dringen.
Ik heb getracht ? Uw Exc: daar van berigt te doen, in hoop dat ik en laatsten nog mogt slagen.
Dan Uwe Exc: Missive van den 16: dezer maand 1 afd no mij dat berigt verzoekende, voldoe ik hier aan en mij dunkt onder Uwe Exc: approbatie, dat wanneer ik haar die f.100 bij provisie uitreikt welke nog voorhanden is, onder toezegging dat ingeval ik nog iets mogt incasseren, of dat van het geïncasseerde nog iets boven de gemaakte kosten overbleef, dat aan haar zoude worden goedgedaan; die zaak mogelijk daar mede zoude kunnen termineren, dewijl ik niet zie hoe anders met die vrouw eene afdoening te erlangen.
Waar mede ik d’ Eer heb met verschuldigde Eerbied mij te noemen.
Uwe Exc: DWDienaar
C.Crucq
Den 18 september 1818