Arneklanken: Maart 1997
Op de 1e januari 1997 kwam er een eind aan het zelfstandig bestaan van Arnemuiden als stad. Ruim vier eeuwen, bijna 423 jaar, bevonden zich de stadsrechten in het Stadhuis. Het fraaie, door Prins Willem van Oranje op de 9e maart 1574 ondertekende privilege met het prinselijk zegel in rood was aan een gevlochten koord van rode, witte en blauwe zijde, bevond zich eeuwenlang in de privilegekist en vormde steeds de trots van het Stadsbestuur. De jaren voor afgaand aan de verheffing van Arnemuiden tot stad zijn zeer indrukwekkend.
De jaren voorafgaand aan het stadsrecht.
In de jaren voorafgaand aan de verheffing tot stad in 1574 bereikte de bloeiperiode van Arnemuiden een hoogtepunt. Werkelijk onvoorstelbaar was de bedrijvigheid aan handel en scheepvaart in en voor Arnemuiden. De oorzaak hiervan was de voor Arnemuiden gelegen rede. Deze was algemeen bekend en beroemd onder alles wat in die tijd in Europa ter zee voer. De Italiaanse geschiedschrijver Gu icciardini noemde de rede van Arnemuiden zelfs het middelpunt van Europa. Met deze rede als middelpunt berekende hij de afstanden naar de belangrijkste Europese havensteden. Vanuit deze havensteden ankerden dagelijks schepen op deze rede. Arnemuiden fungeerde als voorhaven van de in die dagen machtige koopvaardijsteden Antwerpen en Middelburg. Al het goederenverkeer van en naar Antwerpen passeerde de rede van Arnemuiden. Deze rede bood aan de oostkant van Walcheren een uitstekende ankerplaats met voldoende diep water en bescherming tegen de zuidwesten winden. Voor de overslag van goederen was dit van groot belang.
In Arnemuiden woonden in deze tijd circa 1500 inwoners. De voornaamste Zeeuwse koopvaardijstad Middelburg telde ongeveer 5000, Veere met de bloeiende Schotse wolstapel 4000 en Vlissingen eveneens 4000 inwoners. Was Middelburg de stapelplaats voor de wijn en Veere voor de wol, Arnemuiden was de belangrijkste aanvoerhaven voor het zout. Binnen de Nederlanden fungeerde Arnemuiden min of meer als stapelplaats van het zout. Zout was in die tijd het belangrijkste conserveringsmiddel voor b.v. haring en vlees. In de zoutketen werd het grof baaizout tot fijn zout geraffineerd. Ongeveer 80% van de buitenlandse schepen die in de periode 1570-1580 voor Arnemuiden ankerden was met zout geladen. Het grof zout werd vooral naar Arnemuiden gebracht door schepen uit de Noordduitse Hanzesteden (hun aantal groeide tot ca. 300 in 1571). Deze schepen en de zgn. Bretons uit Frankrijk en overige Franse, Spaanse en Portugese schepen voerden het grof zout aan uit het Iberisch schiereiland en ook nog wel uit het Franse Brouage. Van de in totaal 1242 buitenlandse schepen die in 1570/71 de Scheldedelta aandeden kwamen er in totaal 518 te Arnemuiden aan ( ter vergelijking: 289 kwamen te Antwerpen aan, 256 te Middelburg, 73 te Veere en 106 te Vlissingen). De scheepvaart en koopvaardij voor en in Arnemuiden in de jaren voorafgaand aan de verheffing tot stad is indrukwekkend: tussen 1561 en 1571 kwamen te Arnemuiden ca. 2520 buitenlandse schepen aan; in Middelburg 2378. Daarnaast dient nog een groot aantal binnenlandse schepen geteld te worden. Hiervan zijn geen gegevens bekend uit het archief van de Rekenkamer van Zeeland. Ook was er een levendige scheepvaart en koophandel van de Walcherse steden op Engeland: uit Middelburg wijn, uit Vlissingen vis, vanuit Veere wol en vanuit Arnemuiden zout. Middelburg deed er in deze tijd veel aan om de positie van de andere Walcherse koopvaardijsteden Vlissingen , Arnemuiden en Veere tegen te werken. Van de drie concurrenten was Arnemuiden verreweg de gevaarlijkste. De Middelburgse regering vreesde dat de veel beter gesitueerde voorhaven Arnemuiden de haven van Middelburg zou gaan overvleugelen. Ook Vlissingen en Veere met hun uitstekende havens golden als geduchte concurrenten.Het is ook tegen deze achtergrond dat de verheffing van Arnemuiden tot stad gezien moet worden. Ongetwijfeld speelde ook de belangrijke economische en strategische positie voor Prins Willem een rol om Arnemuiden tot stad te verheffen.
De opstand van Arnemuiden tegen het Spaanse gezag in 1572.
Ten tijde van de opstand van de Nederlanden tegen de Spaanse overheersing werd de machtige positie van de Walcherse koopvaardijplaatsen Middel burg, Vlissingen, Veere en Arnemuiden algemeen onderkend. De rede van Arnemuiden was vanwege de ligging ten opzichte van Antwerpen van groot strategisch belang. Deze veilige ankerplaats op dit kruispunt van scheepvaartroutes was van grote betekenis voor de economie.
Na de verovering van Den Briel op de 1e april 1572 volgde op de 6e april Vlissingen en later Veere. Enkele dagen na de overgang van Vlissingen kozen ook de Arnemuidenaars de zijde van Prins Willem van Oranje. Door de strategische ligging van deze havens werd het mogelijk het scheepvaartverkeer in de Zeeuwse delta te controleren. Algemeen wordt door historici aangenomen dat Arnemuiden met name het voorbeeld van Vlissingen volgde om zich daardoor te ontworstelen aan het knellende gezag van Middelburg over haar grondgebied. Arnemuiden moest echter een dure prijs betalen. Op de 8e mei 1572 werd het niet ommuurde Arnemuiden weer door de Spanjaarden vanuit het Spaanse bolwerk Middelburg ingenomen. Smallegange's Cronyk van Zeeland merkt hier overtreffend op: "Doch weinig tijds daarna brak dit werk haar zuur op. Want als de Hertog van Alva kondschap gedaan was van hetgeen zich te Vlissingen toegedragen had, heeft hij in allerijl enig oud en welervaren Spaans krijgsvolk in Walcheren gezonden ( 400 Spaanse haakschutters, 50 musketiers, 50 piekeniers, 50 hellebaardiers en 700 Waalse voetknechten, onder aanvoering van de bevelhebber Sanchio d'Avila), dewelke Arnemuiden, vooreerst aangedaan, vechtenderhand ingenomen en vele, zo burgers als soldaten schendig vermoord en hare goederen geroofd hebben".
De historieschrijver Van Meteren was ooggetuige van dit gruwelijke schouwspel. Hij vermeldt dat omstreeks 400 mensen omkwamen, zowel geuzensoldaten van de Prins van Oranje als inwoners van Arnemuiden. Van de inwoners die omkwamen werden de bezittingen geroofd, terwijl zij, die niet vermoord waren, naar elders de wijk namen. Arnemuiden werd toen en ook tijdens het daaropvolgende tweejarige beleg van Middelburg grondig verwoest. Volgens Van Meteren was er nog maar 1 huis, dat van de bevelhebber, van deuren en vensters voorzien. De andere huizen waren daarvan beroofd door de Spaanse soldaten; het werd als brandhout opgestookt. Alle zoutketen van de zo zeer bloeiende zoutnering werden vernield, evenals de vier lijnbanen, het gasthuis, het godshuis en de schuttershoven.
Na de val van Middelburg en de aftocht van de Spanjaarden in 1574 bleef Arnemuiden verwoest achter. Door de algehele ruinering van de zoutketen deden vooreerst nauwelijks buitenlandse zoutschepen de stad meer aan. De bloei werd hierdoor geknakt.
De verheffing van Arnemuiden tot stad in 1574.
De verstrooide Arnemuidenaars wendden zich om hulp in hun ellendige toestand tot de Prins van Oranje. In het archief bevindt z ich een rekwest van "de schamele, verjaagde en gedestrueerde personen en ingezetenen van Arnemuiden aan Zijne Excellentie, daarbij klagende over hetgeen zij als aanhangers van de Prins, na hunne vlucht op 8 mei 1572, hebben geleden". Zij verzoeken daar bij een eigen bestuur en vrijheid van handel en andere zaken. De kroniekschrijver Smallegange meldt: "Nemaer, deze schade wierd niet lang daerna vergoet door den nooit genoeg geroemden Prins van Oranjen, hebbende door syn gelukkigen wapenen Arnemuiden van het Spaansch geweld verlost".
Op de 9e maart 1574 verleende Prins Willem van Oranje Arnemuiden het stadsrecht vanuit Middelburg, waar hij toen verbleef. Na de verheffing van Arnemuiden tot stad keerden vele gevluchte inwoners terug om de verlaten middelen van bestaan weer op te bouwen. De verwoeste huizen werden langzamerhand weer opgebouwd. Hoewel de bloei na de verwoesting van Arnemuiden in 1572 een geduchte knak kreeg, namen scheepsvaart en handel door de gunstige ligging aan de Arnemuidse rede weer meer en meer toe. Ook de zoutnering bloeide weer op. Drie dagen na de verheffing tot stad, op de 12e maart 1574, werd het eerste Stadsbestuur gekozen. Dit liet de stad ommuren en verdedigingswerken aanleggen. Er werd een stadhuis aan de zuidzijde van de Markt in gebruik genomen. Vanaf 1588 vergaderde het Stadsbestuur in het oude Stadhuis, staande op de plaats waar nu nog het gemeentehuis staat.