Altijd, als een land of regio geteisterd wordt door een oorlog of revolutie, is de boer het meest kwetsbaar. Het land wordt vertrapt door militairen met paarden en kanonnen.
Vaak worden dieren gestolen en gebruikt voor de voedselvoorziening.
Als er sprake was van huurtroepen of afgedankte soldaten, werd er op grote schaal geplunderd en werd er ook nog vermoord en verkracht.
Gillis van Maldegem en andere boeren die een landbouwbedrijf bezaten in de Zuid-oosthoek van Walcheren, smeekten in 1645 de leden van de Staten van Zeeland om hulp.
Die kregen ze, maar ze moesten wel een heffing betalen op hun bezit: 7 groten op een gemet : voor de sauve-garde.
1645: een Hongerjaar
Het volgende verhaal speelt in dat Hongerjaar af.
Er was een enorm gebrek aan graan, omdat de vaart door de Sont was afgesloten door een oorlog tussen Zweden en Denemarken.
Het meeste graan kwam uit het hoge noorden en het is duidelijk dat de aanvoer ervan stokte.
Voor een 4-stuiverbrood, moest je in het voorjaar van 1645 20 stuivers betalen: 5 maal zoveel als normaal.
Verder was er de ongelukkige situatie dat er in die tijd veel soldaten werden afgedankt na een aantal mislukte veldtochten van Frederik Hendrik, o.a. tegen Antwerpen.
Zowel de gewesten Holland en Zeeland waren in zo grote geldnood dat de soldaten niet meer uitbetaald konden worden. De toestand werd bijzonder dreigend toen de maand mei aanbrak.
Van eind mei tot/met begin juni was brak ook op Walcheren de tijd van de oogst van de peulvruchten aan: Bruine en witte bonen, doperwten, paardebonen etc.
Die afgedankte soldaten en ander gespuis, zouden omdat ze uitgehongerd waren, stellig niets van de oogst overlaten en het zou zelfmoord betekenen als je ze probeerde ze van het land te verjagen, omdat ze over wapens beschikten.
Als boer had je het al zo moeilijk: vooral financieel: de grondbelasting: de Honderdste Penning: fl. 2,51 per gemet, verder de water- en dijkpenningen: fl. 3.00 per gemet, de hoornbeesten en bezaaide landen = belasting: 60 cent per gemet; het boomgaardengeld : fl.2,25 per gemet ; de huisschatting :fl.15.00 per boerderij. Verder de bekende imposten op wijn, bier, azijn. Zeep, turf, kolen. Ook het brood gebakken van eigen graan en eigen slacht werd belast : Het Gemaal en Bestiaal.
Soldaten tegen soldaten
Nu de Zuid-Oosthoek van Walcheren dreigde afgestroopt te worden, en de boeren onder aanvoering van Gillis van Maldegem, Cornelis Coster en nog 3 anderen, in grote nood om krachtige maatregelen smeekten, greep het Dagelijks Bestuur van de Staten : de Gecommitteerde Raden van Zeeland in. Onder de voorwaarde dat het geen geld mocht kosten.
Omdat de smalstad Arnemuiden het bestuurlijk middelpunt was van de polders in de Zuid-oosthoek werden de bestuurders van deze stad opgezadeld met het uitvoeren van de maatregelen van de Gewestelijke Staten.
Toevallig bevond zich op het Vlacke, vlak bij fort Rammekens, Zijne Excellentie De Heer van Brederode, maarschalk van de Geunieerde/Verenigde Nederlanden met ëenige Troupes".
Deze Heer, die van een aangenaam verblijf op een jacht van de Admiraliteit genoot, kwam het goed uit, toen hem vriendelijk verzocht werd om aan 60 militairen die onder hem dienden opdracht te geven om op te treden tegen het massaal afstropen van de akkers, waar de "vruchten" rijp waren om te oogsten. Dat betekende voor hem en de betaalmeesters een behoorlijk financiële meevaller. Er was namelijk een grote achterstand met betrekking tot de uitbetaling van de gage waar de militairen recht op hadden.
Er moest wel voor goede onderkomens gezorgd worden.
Deze 60 militairen moesten toezicht houden op een 7-tal kleine en middelgrote polders.
Twee bestuurders met hun assistenten moesten er zorg voor dragen dat de ordebewakers niets te kort zouden komen. Beschikbaar waren meer dan voldoend broden, kaas, eieren, boter. Dat alles overgoten met niet zo weinig bier, moest door de twee bestuurders voorgeschoten worden.
Verder werd een groot aantal schoven stro opgedaan voor de legering van de militairen bij diverse landbouwers.
De Staten van Zeeland piekerden er niet over om ook maar een penning bij te dragen. Ze vonden het al mooi genoeg dat zij zorgden voor voldoende militairen.
De boeren waren blij dat er een einde kwam aan de overlast. Minder blij waren ze toen ze hoorden dat er een hoofdelijk omslag zou komen van de aanmerkelijk som van 49 pond, die de 60 soldaten met kader hadden gekost als sauve-garders van de veldvruchten.
Uit alle macht hebben ze zich verzet tegen deze in hun ogen onredelijke heffing.
Vijf boeren, waaronder Gillis van Maldegem besloten uiteindelijk maar de helft van het bedrag waarvoor ze aangeslagen waren, te betalen. Ze droegen gemiddeld maar 10 schelling af. Een boer betaalde helemaal niet
Het was toch niet normaal dat de "lantluyden"diep in de buidel moesten tasten, terwijl de Staten van Zeeland door bezuinigingen op defensie, zelf de oorzaak waren van de problemen.
Ze waren ook nog eens nalatig geweest bij het ontslag van het krijgsvolk: hoe kun je mensen afdanken die door achterstalligheid van uitbetaling van gage in grote nood waren komen te verkeren?
De onkosten rijzen de pan uit.
De boeren vonden dat er met geld gesmeten was in de korte periode van nog geen 10 dagen dat de sauvegardes dienst hadden gedaan.
Het hele zaakje had omgerekend meer dan 25.000 Euro gekost.
Een gemiddeld landbouwbedrijf moest 30 schelling ophoesten, naar schatting ongeveer 900 Euro. De grootste bedrijven waren meer dan 100 schelling kwijt.
Als je de moeite neemt inzage te doen in de rekeningen, dan ben je geneigd de boeren gelijk te geven. Er werden grote hoeveelheden Delftse boter, Goudse kaas en ook gewone kaas verorberd. Eieren en grote hammen van 5 pond. Er werd brandewijn geschonken en heel veel bier van goede kwaliteit : Faro en Meuselaar. Daarnaast nog saucijzen en tabak.
Toen de soldaten terugkeerden naar Rammekens, waar ze gelegerd waren en bij de diverse keren dat ze overgezet werden met veerschuiten bij het Oude Gat, werd er ook bier in overvloed getapt.
Extract op grond van de bestaande Cohieren van 1645
Er werd geput "vuyt den Ontfanck bouck van Symon Rijswerker" Deze was ontvanger van de "dobbelen Hondertste Penning "van de huizen, molens, tienden en boomgaarden.
Het schijnt dat de Staten het opleggen van de aanslagen voor de polders ook aan de Arnemuidse bestuurders heeft opgedragen.
Conclusie
Uit de bronnen hieronder vermeld, kunnen we niet aflezen of uiteindelijk elke "lantsaat heeft betaalt " en de Arnemuidse bestuurders hun voorgeschoten penningen hebben kunnen incasseren.
Bovenstaand verhaal is interessant omdat wij enig zicht krijgen op de toestand aan het einde van de Tachtigjarige Oorlog, waarbij het platteland onveilig gemaakt werd door rondzwervende afgedankte militairen -- vaak met vrouw en kinderen in de tros – en mogelijk wanhopige bedelaars in "dure tijd en hongersnood "
De overheid, de Staten van Zeeland, wenste slechts voor een deel de verantwoordelijkheid te nemen voor de gevolgen van het afdanken van de troepen en liet de boeren voor de kosten van de sauvegardes opdraaien.
Bronnen:
ZA Archieven van de Gemeente Arnemuiden
Inventarisnummer 1376 Levering van voedsel aan soldaten om plunderingen tegen te gaan. 1645
Inventarisnummer 1377. Sauvegarde ter bescherming van de veldvruchten van landbouwers. 1645
Literatuur:
Ronald de Graaf Oorlog. Mijn arme schapen passim Franeker 2004
Jonathan I. Israel De Republiek. Pag. 593-604 Franeker 1996.