Historische Vereniging Arnemuiden

Hoe een Arnemuidenaar in Duitsland de oorlog overleefde - 3.7 out of 5 based on 3 reviews

Gebruikerswaardering: 4 / 5

Ster actiefSter actiefSter actiefSter actiefSter inactief
 

Oral history is niet alleen in, maar ook erg interessant. Mensen hebben soms het nodige meegemaakt en het is belangrijk dat hun ervaringen vastgelegd worden. Met die achterliggende gedachte heb ik mijn oom Bastiaan de Ridder, in Arnemuiden beter bekend als Sain de Ridder, uitgenodigd om over zijn ervaringen in Duitsland in de jaren 1943 tot en met 1945 te vertellen.

Naar Duitsland
Het is 1943 als Bastiaan samen met zijn broer Arjaan en zijn plaatsgenoten Joost van Belzen en Joost Marteijn verplicht te werk gesteld wordt in Duitsland in het kader van de zogenaamde "Arbeitseinsatz". Goebbels had na de Duitse nederlaag bij Stalingrad een "totale Krieg" afgekondigd en deze zou met inzet van de hele bevolking en al haar hulpmiddelen gevoerd moeten worden. Dit gold dus ook de bewoners van de bezette gebieden. De vier Arnemuidenaren vertrekken met de trein richting Landsberg an der Warthe, een plaatsje aan de Poolse grens dat nu tot het grondgebied van Polen behoort en bekend is onder de naam Gorzów Wielkopolski. Na aankomst besluit het viertal eerst een biertje te gaan drinken in een plaatselijk café. De eerste negatieve herinnering wordt daar geboren, want de cafébaas slaat de schipperspet van het hoofd van Bastiaan. In het café hangt namelijk een afbeelding van de Führer en de, overigens onwetende, Hollander toont hiervoor volgens hem iets te weinig respect. Als ze in het "Lager" komen bij hun toekomstige werklocatie herhaalt zich exact hetzelfde voorval. Bij deze gebeurtenis belooft Bastiaan zijn pet pas weer op te zetten als ze terug in Nederland zullen zijn.
De fabriek waar Bastiaan de komende tijd zal moeten werken, is een fabriek waar films gemaakt worden. Het betreft een onderdeel van IG Farben, een groot chemisch concern, dat voor de Duitse oorlogseconomie van eminent belang is. De eerste periode wordt hij ingezet bij allerlei karweitjes zoals het lossen van wagons met kolen. Omdat Bastiaan getrouwd is, mag hij na een half jaar met verlof voor een periode van veertien dagen. Als hij weer thuis is, kan hij aan de slag bij vader Kees die in de vishandel zit. Het is dan vrij druk, omdat er in die periode veel schardijn gevangen wordt en de tijdelijke hulp is dan ook uitermate welkom. De korte verlofperiode bevalt Bastiaan zo goed dat hij pogingen onderneemt om langere tijd thuis te blijven om zo zijn vader te kunnen helpen. Waarnemend Commissaris der Provincie Dieleman in Middelburg wil daaraan wel meewerken, maar zijn macht reikt niet zo ver dat hij voor de benodigde stempels kan zorgen. Bij terugkeer in Duitsland komt het onderwerp verlof opnieuw ter sprake en krijgt Bastiaan hulp uit onverwachte hoek. Als hij zijn verlofaanvraag laat zien, vertelt Harry van Hall uit Nieuw en St. Joosland dat waarnemend Commissaris der Provincie Dieleman, wiens naam op de aanvraag staat vermeld, de plaatsvervanger van Seys-Inquart is. Die niet correcte opmerking is voldoende om Bastiaan voor zes weken in Nederland te krijgen. Toch is hij er niet helemaal gerust op, want in deze periode durft hij niet naar het arbeidsbureau om de voedselbonnen te incasseren waar hij recht op heeft. Als ook deze verlofperiode achter de rug is, besluit hij ze toch nog maar op te halen. De Nederlandse ambtenaar merkt fijntjes op dat meneer er blijkbaar geen gebrek aan heeft gehad. "Geen tijd, wel gebrek" is het antwoord van de Arnemuidenaar. In de verlofperiodes wordt uiteraard ook wel eens over onderduiken gesproken. In de praktijk blijkt dit echter niet zo eenvoudig en bovendien zou dit zonder enige twijfel consequenties hebben gehad voor bijvoorbeeld zijn broer Arjaan.

dwangarbeiders in nazi duitslandTerug in de fabriek
Terug in Duitsland breekt een nieuwe periode aan. Nu wordt Bastiaan in de fabriek te werk gesteld als een soort opzichter. In een andere hal werkt broer Arjaan in een soortgelijke functie. Op een dag is er sprake van consternatie. Wat is er gebeurd? In de fabriek zijn twee soorten wc's, één voor Duitsers en één voor "Ausländer". Arjaan had de gewoonte gebruik te maken van de Duitse wc's die qua hygiëne iets beter stonden aangeschreven. Hij wordt echter betrapt door een Duitser wat hem doet besluiten het hazenpad te kiezen. De Duitser neemt terstond contact op met de chef van Arjaan en vervolgens gaat het duo op pad om de schuldige te vinden. Arjaan stelt alles in het werk om buiten schot te blijven, maar wordt uiteindelijk toch gevonden. Als zijn chef de Hollander ziet, klaart zijn gezicht op. "Ah, der Adriaan, der darf scheissen wo er woll" is zijn reactie wat vervolgens tot een ruzie tussen beide landgenoten leidt.
Gebrek leidt men niet in Duitsland. En bovendien stuurt men vanuit Arnemuiden regelmatig pak-ketten met voedsel waaronder vaak havermout. Deze wordt vervolgens weer ingeruild voor tabak, zodat zij ook op dit terrein niets tekort komen.
Treurig zijn soms de berichten die het Arnemuidse viertal uit hun woonplaats bereiken. Op een morgen vraagt Bastiaan aan Joost van Belzen of hij nog post ontvangen heeft. Er blijken drie brieven binnengekomen te zijn. Als Bastiaan één van de brieven gelezen heeft, vertelt hij aan Joost dat Willem van Belzen overleden is. "Dat is mijn vader" antwoordt Joost aan Bastiaan die het in eerste instantie niet in de gaten heeft. De man is bij het uitoefenen van het vissersvak om het leven gekomen door een beschieting bij Veere. De mededeling leidt er echter niet toe dat Joost voor de begrafenis van zijn vader naar Arnemuiden mag afreizen. De regels zijn namelijk verscherpt, omdat hiervan misbruik werd gemaakt en sommigen hun vader bij wijze van spreken al drie keer hadden verloren. Vanuit Arnemuiden had men nog een telegram gestuurd, maar dit heeft Joost nooit bereikt. De begrafenis wordt zelfs nog een paar uur uitgesteld om de trein af te wachten, maar het telegram, dat als bewijs had kunnen dienen, was dus niet aangekomen. Enige tijd later dient een opgestuurde krant met daarin een overlijdensadvertentie van de kerkenraad als bewijs.

Gevaar
Een aantal keren kruipt Bastiaan door het oog van de naald. Op een dag staat hij een sigaretje te roken op het fabrieksterrein waar op dat moment veel hooi ligt. Als hij besluit om naar binnen te gaan, ziet hij dat het hooi is gaan smeulen. Als een bezetene probeert hij de beginnende brand uit te trappen wat hem uiteindelijk ook lukt. "Ik ben verschillende keren teruggegaan voor controle, want als er werkelijk brand was uitgebroken, had het mijn leven gekost. Ik krijg nog buikpijn als ik er aan terugdenk" aldus Bastiaan. Dan ziet het er toch naar uit dat de bevrijding een feit zal zijn. De Russen komen steeds dichterbij en dit wordt duidelijk merkbaar. De Nederlanders worden nu onder meer ingezet bij het maken van loopgraven. Het brengt hem weer eens in een lastige situatie. Eén keer in de drie weken heeft men recht op een vrije dag, maar in deze hectische periode is dit natuurlijk niet mogelijk. Hij blijft echter toch een dag weg met als argument "dat hij toch ook een keer zijn goed (kleren) moet wassen". Het levert hem geen straf op. Als ze bevrijd zijn door de Russen is het gevaar nog steeds niet helemaal geweken. Op een dag loopt hij terug naar zijn "Lager" als Duitse jagers beschietingen uitvoeren. Snel vlucht hij een huis binnen waarvan hij denkt dat het verlaten is. In de kamer staan echter een aantal Russische officieren gebogen over een kaart. Ze pakken de indringer op en smijten hem vervolgens linea recta weer door het raam naar buiten.
Niet veel later komt hij opnieuw in een precaire situatie. Hij vindt een paar militaire laarzen, maar het ziet er naar uit dat hij niet lang eigenaar zal blijven. Een Russische soldaat heeft het op deze laarzen voorzien en gebiedt ze af te staan. Bastiaan voelt daar weinig voor en laat dit aan de Rus weten. Ook als deze zijn revolver op hem richt, gaat hij niet overstag. "Ik vond de laarzen mooi en ik was bovendien koppig". De Rus laat het er verder maar bij waar anderen ongetwijfeld geschoten zouden hebben. Na de bevrijding door de Russen is de fabriek buiten werking. De tijd wordt gebruikt om dagelijks te gaan ruiteren. De Russen hebben een groep paarden, die niet meer inzetbaar zijn, achtergelaten en deze worden nu bereden door de Hollandse arbeiders. "Ik had de beschikking over een klein Kozakkenpaardje waar broer Arjaan een officierspaard bereed" vertelt Bastiaan. Verschil moet er nu eenmaal zijn.

Terug naar huis
Uiteindelijk, via Warschau, Odessa en Marseille komt hij samen met de anderen in juni 1945 thuis, precies twee jaar na vertrek. Bij thuiskomst is het echter niet allemaal rozengeur en maneschijn. De zwaar bevochten laarzen blijken toch niet helemaal te passen en ze komen op de zolder bij zijn vader terecht. Na een paar weken besluit deze ze maar weg te gooien waarna ze uiteindelijk op de vuilnisbelt een eindbestemming vinden.

You have no rights to post comments

Ga naar boven