Tijdens een vliegende storm in maart 1817 is de hoogaars van Gillis Cornelisse gekapseist en omgeslagen
In de vroege morgen van zaterdag 8 maart 1817 is er een schip op de Banjaard gestrand. Diverse schuiten en hoogaarzen zijn er heen gegaan om de schepelingen te redden en de goederen te bergen. Toen zij daar aangekomen waren, constateerden zij dat het schip verlaten was en geladen met gerst. Plotseling ging de wind draaien van zuidoost naar noordwest en wakkerde sterk aan tot een geweldige kracht. Vele hoogaarzen kwamen in de grootste nood te verkeren en liepen groot gevaar te vergaan. In de felste branding bij de bank de Onrust is een hoogaars omgeslagen zonder mogelijkheid om de bemanning te redden. De hoogaars van Gillis Cornelisse met 2 van zijn zonen en 2 getrouwde matrozen zijn verdronken. 3 bedroefde weduwen en 10 kinderen en een van de weduwen hoogzwanger blijven ontroostbaar achter: allen in een zeer armoedige en behoeftige staat. Er worden nog 2 hoogaarzen vermist; men verzekert dat ze naar Zierikzee zijn uitgeweken en daar veilig zijn aangekomen. Er zijn dus 5 mensen verdronken.
Grietje Klaase de Nooijer heeft haar man verloren en 2 zonen nevens de hoogaars. Zij is niet in staat haar brood te verdienen; ze heeft nog een ongetrouwde zoon en een dochtertje. Prina van Hekke heeft haar man verloren; ze is moeder van 6 kinderen en hoogzwanger. Een van haar zonen dient onder de Landmilitie en is momenteel met verlof; verder heeft ze een dochter die in staat is om te leuren. Jannetje Nederhand heeft haar man verloren.
Burgemeester Crucq schrijft in zijn rapport aan de Gouverneur dat al de getroffen gezinnen in een behoeftige toestand verkeren en zonder bijstand van “weldadige menschenvrienden“ is een wis gebrek hun deel en zouden in hunne ellende omkomen “Op 15 maart“ is aan Prina van Hekke een milde Gift door een onbekende vrouw gegeven voor het “uitrusten van haar kraambed“. Er kwamen via advocaat Ermerins en A. van der Swalme , notaris te Vlissingen giften binnen voor de ongelukkige huisgezinnen.
Burgemeester Crucq had de droeve plicht de Militie-Commissaris bericht te doen dat Klaas Gillisse, milicien, die sedert 3 juli 1816 met verlof naar Arnemuiden had mogen terugkeren “op gister bij occasie (toeval) met zijn vader medegevaren na den Banjaard voor redding van schepelingen en goederen verdronken was. Hij schreef ook “een dankbetuiging“ aan de schout van Wissekerke “voor de kennisgeving wegens een drenkeling op het strand de Onrust; familie kennis gegeven, die voorschreve lijk requireert / opeist en verlangd hetzelve alhier ter aarde te bezorgen". Gelieve aan brenger dezes het lijk te laten volgen en aan UEd: te melden dat de Inwoonders dezer Plaats zeer arm zijn en verzoek ik U de kosten daarover zoo gering maar immer doenelijk te maken“. Op 12 maart ondersteunt de burgemeester het rekest van de weduwen van de verdronken vissers waarin toestemming word gevraagd tot het doen van een collecte in het district Middelburg.
Lit: J. Adriaanse De Kroniek van Arnemuiden : het jaar 1817
Bronnen: Zeeuws Archief Inventaris van de Arcieven van de gemeente Arnemuiden: Ingekomen stukken 1817 en Brievenboeken 1817