Arnemuiden aan zee, je kunt je het haast niet voorstellen, maar als men in de tijd teruggaat naar de 17e eeuw was het een onafzienbare watervlakte. Met een gunstige rede (ligplaats voor schepen) voor de Westen– en Noordwestenwinden, lag ze in de luwte van het eiland Walcheren. Als men nu de zee wil zien, moet men naar de Walcherse kust.
Met het verzanden bleef er nog maar een brede kreek (vleie) over “het Arnemuidse gat”, dat voor de zeilscheepjes nog ruimte gaf naar open zee, naar het Veerse meer (Oranjeplaat). Zo voeren ze vele jaren vanuit hun haventje nabij het Schuttershof. Ook was er toen nog een reparatiedok, vandaar de naam Dokstraat waar nu onze zuurverdiende centjes liggen opgeborgen bij de Rabobank. Deze toestand duurde tot de spoorwegen er een dam/dijk aanlegden. Op 26 november 1865 werd er getekend voor de aanleg van een spoorweg en zo werd alles afgedamd en werd Walcheren een schiereiland.
Het kanaal door Walcheren werd gegraven voor een uitvaart naar open zee. Dat was voor de vissersvloot echt te omslachtig, zo op de zeiltjes via de spoorbrug en de sluis naar Veere. Dat nam teveel tijd in beslag en daarom werd er aan de 2e dijk aan de Steigerweg (Zwarte padje) een aanlegsteiger gemaakt, waarvan nu nog een gedeelte is te zien. Men voer dus vanaf de steigerdijk naar open zee.
Voor ons bleef het “ouwe gat” over, een water waaraan wij zomer en winter plezier beleefden.
In mijn tijd, de jaren 1930, was het water er zo helder en zuiver dat men het kon drinken, wat wij ook deden als we uit het veld kwamen. Ook was het rijk aan allerlei soorten vis, waaronder de zeldzame spiegelkarper, die Sander de Nooijer vol trots toont (zie foto).
Ook was er de schubkarper, ruisvoorn, blankvoorn, paling, baars, kleine snoekbaars, stekel-baars en niet te vergeten de vele kikkers. Tevens trok het veel vogels aan. Op de boerderij (Nieuwlands Rust), destijds van C.A.Polderdijk aan de oude dijk, broedden er jaren aaneen 50 à 60 reigerparen, die gretig gebruik maakten van de rijkdom aan vis in het “ouwe gat”.
’s Zomers liepen wij de rietkragen langs om eieren te zoeken van waterhoentjes en meerkoeten. En ’s winters hadden we er ons ijsvermaak met de baanveger en de kraampjes waar men chocolademelk en koek verkocht.
Er waren ook de zogenaamde ijskelders. Deze kelders, zo vertelden wij elkaar, waren oneindig diep en waren te herkennen aan de heldere vlakken in de ijsbaan. ”Oosepik” vertoefde daar in de diepte. Als men daar op die plaats door het ijs zakte werd men als verloren beschouwd, want “Oosepik” trok je de diepte in. Maar in deze moderne tijd is “Oosepik” Jan Haak geworden en zo is alles aardig aan het verzanden. Net als in de tijd van het Arnemuiden van toen!
Het Oude Gat
- Details
- Gerard de Nooijer
- Categorie: Artikelen - Fotorubriek Gerard de Nooijer
- Hits: 2693