Op de voorgrond zien we Arjaan van Dalen, 19 jaar oud, achter hem staat zijn vader Karel van Dalen en daar weer achter zoon Gillis van Dalen. Rechts van hem staat Geerard Goetheer met zijn wit zeekraalemmertje, dat men ook terug kan vinden, beschreven in de uitgave van september 2010. Arjaan is al volop bezig de zeekraal te ontdoen van het slijk. Als de zeekraal vroeg in het voorjaar werd gesneden met het zeekraalmes kwam er ook wat slijk mee omdat ze nog zo klein was. Pa heeft ook al een emmer vol klaar staan voor de wasbeurt.
Geerard Goetheer doet maar net een maaltje voor thuis, hij woonde op sluis ‘de Piet’ vlak achter de dijk, ging even de dijk over en het gehele schorrengebied ‘de Piet’ lag aan zijn voeten. Op de foto, uit 1928, ziet u links van hen de dijk van ‘t Plaetje, waar nu het vliegveld is. Zo je ziet waren het niet alleen de vrouwen die een bezoekje brachten aan de schorren. Maar voor de mannen lag het toch iets anders, die gingen op de fiets. Naast de kreekjes had men hoog ruggetje en daar moest men zijn voor de zeekraal of lamsoor (blaeren). Dat hoefde je de schorregasten niet te vertellen, ze waren er net zo thuis als in hun broekzak. Het schor was grotendeels bedekt met spartinagras waarop het aangevoerde slijk of slib achter bleef. Met elk tij werd er nieuw slijk aangevoerd en zodoende was het daar altijd drassig. En daar lagen de kreukels die veel lekkerder waren en zachter dan de kreukels van de glooiing, die waren wat harder. Veelal nam men daarvan een maaltje mee voor thuis. De familie van Dalen verkocht de zeekraal aan huis, Nieuwstraat 79. Ook verkochten ze zuurkool en ijs en ze hadden zodoende altijd volk aan de deur. Voor mijn moeder moest ik om zuurkool met de boodschap erbij: ‘Je loopt er onderweg niet van te eten’. Och ja, ze was zo lekker dat je er gewoon niet af kon blijven. Maar eenmaal thuis stak mijn moeder zelf ook een grote plak zuurkool in haar mond. Velen zullen zich daar wel in terug kennen.
Mijn belevenis met de kreukels. Toen ik zo’n ventje was van een jaar of dertien gingen mijn broers kreukels rapen (het was in de crisistijd) en moeder kookte pot na pot! Ik moest de kreukels uitventen en met een dampende teil vol ging ik Erremuu rond, luid roepend: ‘Kreukelsss, kreukelsss’. En dat met een ingehouden tred, zodat de klanten de gelegenheid kregen een schaal en wat centen bijeen te garen. En zowaar, het is geschied in de Langstraat A 136, ging de deur open en er stapte zo’n lief donker meisje op mij af; met een schaaltje en 5 cent in haar hand, ik was verkocht! Nee, duimpje ging niet in mijn maatkopje, ze kreeg er zelfs nog ééntje extra, en alle kopjes met een kop erop. Het lief meisje liet mij niet meer los. Ik wist niet dat ik zo’n kwartje bij me droeg, doch daar viel al het kwartje. En later kookte zij de kreukels voor ons gezinnetje. Mooi toch .
Geerard Goetheer doet maar net een maaltje voor thuis, hij woonde op sluis ‘de Piet’ vlak achter de dijk, ging even de dijk over en het gehele schorrengebied ‘de Piet’ lag aan zijn voeten. Op de foto, uit 1928, ziet u links van hen de dijk van ‘t Plaetje, waar nu het vliegveld is. Zo je ziet waren het niet alleen de vrouwen die een bezoekje brachten aan de schorren. Maar voor de mannen lag het toch iets anders, die gingen op de fiets. Naast de kreekjes had men hoog ruggetje en daar moest men zijn voor de zeekraal of lamsoor (blaeren). Dat hoefde je de schorregasten niet te vertellen, ze waren er net zo thuis als in hun broekzak. Het schor was grotendeels bedekt met spartinagras waarop het aangevoerde slijk of slib achter bleef. Met elk tij werd er nieuw slijk aangevoerd en zodoende was het daar altijd drassig. En daar lagen de kreukels die veel lekkerder waren en zachter dan de kreukels van de glooiing, die waren wat harder. Veelal nam men daarvan een maaltje mee voor thuis. De familie van Dalen verkocht de zeekraal aan huis, Nieuwstraat 79. Ook verkochten ze zuurkool en ijs en ze hadden zodoende altijd volk aan de deur. Voor mijn moeder moest ik om zuurkool met de boodschap erbij: ‘Je loopt er onderweg niet van te eten’. Och ja, ze was zo lekker dat je er gewoon niet af kon blijven. Maar eenmaal thuis stak mijn moeder zelf ook een grote plak zuurkool in haar mond. Velen zullen zich daar wel in terug kennen.
Mijn belevenis met de kreukels. Toen ik zo’n ventje was van een jaar of dertien gingen mijn broers kreukels rapen (het was in de crisistijd) en moeder kookte pot na pot! Ik moest de kreukels uitventen en met een dampende teil vol ging ik Erremuu rond, luid roepend: ‘Kreukelsss, kreukelsss’. En dat met een ingehouden tred, zodat de klanten de gelegenheid kregen een schaal en wat centen bijeen te garen. En zowaar, het is geschied in de Langstraat A 136, ging de deur open en er stapte zo’n lief donker meisje op mij af; met een schaaltje en 5 cent in haar hand, ik was verkocht! Nee, duimpje ging niet in mijn maatkopje, ze kreeg er zelfs nog ééntje extra, en alle kopjes met een kop erop. Het lief meisje liet mij niet meer los. Ik wist niet dat ik zo’n kwartje bij me droeg, doch daar viel al het kwartje. En later kookte zij de kreukels voor ons gezinnetje. Mooi toch .