Arneklanken Juni 2005
60 jaar bevrijding!
Op de 10e mei werd ons land zestig jaar geleden bevrijd. Overal werd aandacht gegeven aan de bevrijdingsdag en stilgestaan bij deze voor de generatie van de 20e eeuw zo onuitwisbare vijf oorlogsjaren. Weinigen zijn nog in leven die deze periode bewust als volwassene hebben meegemaakt. De meeste oud strijders, mensen uit het verzet, krijgsgevangenen en niet in de laatste plaats Joodse medeburgers kunnen hun schokkende levensverhaal niet meer vertellen. Er waren er ook onder die hier niet mee te koop liepen. Die na de oorlog in de grootst mogelijke bescheidenheid hun werk weer oppakten. Ze deden het voor hun medemens in nood en dat was, vonden ze, niet meer dan hun plicht. Zo waren er verzetsfiguren die in alle bescheidenheid en eenvoud zonder ophef grote daden van moed en menslievendheid verrichtten, terwijl dit na de oorlog nauwelijks bekend was.
Arjaan Groenleer
Eén van hen woonde meer dan vijftig jaar in ons midden, de op 13 december 2003 op 90-jarige leeftijd overleden Adriaan Groenleer, echtgenoot van Adriana de Meulmeester, wonende Markt 9. In dit herdenkingsjaar wil ik aan zijn nagedachtenis dit artikel wijden. Ik doe dat aan de hand van het boekje "In veilige haven, Joodse onderduikers in Colijnsplaat 1942-1944" van de auteur Gert Groenleer.
In de oorlogsjaren bood de familie Groenleer onderdak aan joodse onderduikers. In het dagelijkse gevaar voor hun eigen leven verborgen ze in hun eenvoudige woning jarenlang de vooraanstaande Joodse familie Polak. Door het in bescherming nemen van deze Joden liepen ze elke dag het risico zelf als jood te worden behandeld en te worden afgevoerd naar de gaskamers. Dag in dag uit zaten de onderduikers en het gezin noodgedwongen bij elkaar, onder de voortdurende dreiging van verraad en ontdekking.
De Kerkbode van de Hervormde Gemeente Arnemuiden van januari 2004 vermeldde: “Hij laat voor zijn geliefden een grote, lege plaats achter. Adriaan Groenleer was een bescheiden en eenvoudige man. Hij hield er niet van om op de voorgrond te staan. Het liefst deed hij gewoon zijn werk, al was hij op een leeftijd gekomen dat de meeste van zijn leeftijdgenoten van hun welverdiende pensioen genieten. Hij was altijd nog te vinden in “de handel”. Toch school er achter deze oude man een persoon die hart had voor zijn medemens. De medaille van Yad Vashem getuigt daarvan. Ten tijde van de oorlog heeft hij met zijn vader en moeder en anderen een Joods gezin onderdak gegeven en met gevaar van eigen leven voor hen gezorgd”.
Hij was een bekende verschijning in Arnemuiden als voddenboer. Onnoemelijke baalzakken met vodden, oude kachels, oud ijzer en van alles en nog wat haalde hij met zijn bestelauto aan de huizen op. In de tijd van de grote schoonmaak moest Groenleer meestal wel even langs komen. Fietsend over de oude keetdijk tussen Arnemuiden en Middelburg vroeger zag je hem doorgaans druk bedrijvig scharrelen bij zijn loods achter het oude veerhuis bij het veertje. Een bescheidener persoon was nauwelijks denkbaar.
De Joodse familie Polak
In mei 1940 woonden er in geheel Zeeland zo'n tweehonderd Joden en “halfjoden”.
De Joodse gemeenschap te Middelburg was kort voor de Tweede Wereldoorlog maar klein. Onder hen waren kooplieden, winkeliers, leraren, slagers, een makelaar, een juwelier en een musicus. Bekende Joodse families te Middelburg waren b.v. Cohen, Cosijn, Frank, Jacobsen, Polak, Prins, Stibbe, Vriesman en Wildstrom. De Middelburgse Joden vormden een hecht verband. Ze stonden in hoog aanzien en waren volledig in de Middelburgse samenleving opgenomen. Eén van de meest vooraanstaande families was de familie Polak.
Mozes Levie Polak kwam in 1888 uit Rotterdam naar Middelburg. Hij begon daar een handelszaak in lompen en oude metalen. Onder leiding van zijn zoon Lion (1872-1938) werd het een flinke tussenhandel. Diens zonen Mozes en Mouritz zetten in 1927 de firma om in de Naamloze Vennootschap Lompen- en Metaalhandel M.L. Polak & Zoon. Het bedrijf was gevestigd aan Loskade 19. Aangrenzend was een terrein voor de opslag van oud ijzer. Er waren ongeveer veertig werknemers in dienst. Behalve in Middelburg werden ook te Arnemuiden in een tweetal pakhuizen lompen gesorteerd en opgeslagen.
De oudste directeur Mozes Polak, geboren in 1898, en zijn vrouw Rosa Ziff kregen drie kinderen: Sara in 1922, Ada in 1925 en Lion in 1932. Eén van de zakenrelaties van de Middelburgse zakenman Mozes Polak was Kees Groenleer, kleinhandelaar in lompen en metalen te Colijnsplaat. De Polakken golden in die tijd als vermogende mensen. Volgens een opgave in 1940 bestond hun vermogen aan activa uit f 258.982 en aan passiva uit f 128.319 en verder nog voor f 70.000 uit aandelen.
Na de oorlog, in de vijftiger en zestiger jaren, had de firma Polak aan de oude Klevers-kerkseweg tussen Middelburg en Arnemuiden een enorm opslagterrein van oud ijzer. Velen zullen zich dit nog herinneren. Tal van Arnemuidenaars fietsten er dagelijks langs.
De familie Groenleer te Colijnsplaat
De familie Groenleer was afkomstig uit Burgh op Schouwen. In 1919 vestigde voddenboer Kees Groenleer zich als weduwnaar met zijn vijf kinderen (Kees, Betje, Leen, Arjaan en Dies) in Colijnsplaat. Daar liet hij in 1932 een arbeiderswoning met een schuurtje bouwen aan de West-Achterweg. Op het erf stond een houten schuur met een paardenstal. Door de oude Groenleer gekochte vodden, vellen, oude jute zakken en dergelijke gingen op donderdag met de vrachtrijder naar de gebroeders Polak te Middelburg. De verstandhouding met de familie Polak was goed, want tussen de middag aten ze dan soep en een broodje bij Rosa Polak in de Gortstraat. Enkele keren per jaar verkocht de oude Groenleer een scheepje oud ijzer aan Polak.
Toen de oorlog uitbrak in 1940
Toen de oorlog uitbrak probeerden de Joden Zeeland te ontvluchten. Slechts een enkeling slaagde hierin. Vanaf januari 1942 werden ze in Nederland ondergebracht in drie Amsterdamse buurten. Zo trok ook het gezin van Mozes Polak in maart 1942 naar Amsterdam. In Middelburg had hun leven als Jood afgedaan.
Voor de oude Kees Groenleer waren de Joden het uitverkoren volk en Mozes Polak was een goede bekende. In alle eenvoud en nuchterheid besloot hij de Polakken een onderduikadres aan te bieden. “’t Is onze plicht”, zei hij tegen zijn huisgenoten.
De geheime missie van Arjaan Groenleer
In juli 1942 werden voor het eerst Joden uit Amsterdam gedeporteerd naar concentratie- en vernietigingskampen in Midden- en Oost-Europa. Polaks oude werknemer Piet van den Berg en de jonge Arjaan Groenleer onderhielden de contacten tussen de familie Polak in Amster-dam en Zeeland. De Polakken kregen valse persoonsbewijzen en Arjaan kwam elke maand met boerenbrood naar Amsterdam. Op één van deze ritten nam hij dwars door bezet Nederland alvast de bagage van de familie Polak uit Amsterdam mee naar Colijnsplaat. Samen broedden ze een vluchtplan uit voor de Polakken. Ternauwernood ontkomen aan een razzia aanvaardde het gezin Polak op 18 augustus 1942 de reis naar Zeeland met valse persoonsbewijzen. Met de eerste tram reisden Mozes Polak en Arjaan Groenleer, met de tweede tram Rosa Polak en Lion en met de derde tram vol met Duitsers dochter Ada Polak. Op het Centraal Station in Amsterdam namen ze allen dezelfde trein maar in aparte coupé’s. Aangekomen in Rotterdam brachten ze de nacht door in de Coolhaven aan boord van de Colijnsplaatse beurtschipper Engelvaart, die daar toevallig(!) lag met een lading ijzer van Groenleer. Mozes Polak en Arjaan Groenleer in het ruim bij de kolen, de anderen in het vooronder. De volgende dag ging het met het beurtscheepje binnendoor van Rotterdam naar Colijnsplaat door het spergebied. Nadat de duisternis was gevallen in Colijnsplaat begaven de Polakken zich met Arjaan naar het ouderlijk huis aan de West-Achterweg. Vanaf de 19e augustus 1942 gold voor de familie Groenleer een absolute zwijgplicht. Zeker voor de jongste kinderen van 10 en 8 jaar een bijna onmogelijke opgave en dat gedurende ruim twee jaar. Er waren na verloop van tijd nogal wat mensen die het geheim van de familie Groenleer kenden. De eenvoudige woning van Groenleer had geen echte schuilplaats. Het gezin Polak huisde in de mooie kamer van 4 meter 20 in het vierkant aan de straatkant. Slapen deden de onderduikers op de open zolder. Gevaar dreigde dag en nacht, altijd en van alle kanten. Het was voor Kees en Lena Groenleer en hun kinderen een hachelijke en levensgevaarlijke onderneming het gezin van een van de meest vooraanstaande Joodse families in Zeeland bij hen te laten onderduiken. Elke dag verkeerde het gezin Groenleer en de ondergedoken Polakken in grote spanning. De gevaren waren legio en de nietigste kleinigheid kon fataal zijn. Niet in het minst kwam dit door Duitsgezinde overburen waar nogal eens Duitse soldaten op bezoek kwamen.
In leven gehouden door Arjaan Groenleer
Door toedoen van Arjaan Groenleer verhuisden steeds meer spullen van de familie Polak van Middelburg naar Colijnsplaat: kleren, potten, pannen, en dergelijke. Arjaan heeft de familie de gehele onderduiktijd van voedsel voorzien. Uit Middelburg voerde hij ook wollen truien aan. De onderduikers haalden ze uit elkaar en draaiden er knotten wol van. Knotten en truien waren voor Arjaan ruilobjecten. Hij zette ze om in eten en bonnen en voorzag zo in het levensonderhoud van de Polakken. In de gehele omtrek kocht hij oud ijzer en vodden en ondertussen dreef hij bij de boeren en op de dorpen ruilhandel voor Polak. Zodoende had hij aan brood-, vlees- of andere bonnen nooit gebrek. Hij liet ook graan malen en zorgde voor brandstof. Met Middelburgse winkeliers ruilde hij truien in voor boter die in vetvrij papier en konijnenvellen Colijnsplaat bereikte.
Op zolder van familieleden te Colijnsplaat had Arjaan een grote voorraad boter, tarwe, meel, bloem en truien. Het was zijn handelswaar. In het boekje "In veilige haven, Joodse onderduikers in Colijnsplaat 1942-1944" worden ongelooflijke staaltjes van moed en durf van de familie Groenleer en met name van Arjaan weergegeven.
Op Dolle Dinsdag 5 september 1944 werd Arjaan Groenleer door de Duitsers opgepakt en verhoord. Dankzij een NSB-er uit Kortgene werd hij ternauwernood gered door diens opmerking: “Ach, laat die vent maar lopen, die komt hier geregeld, die loopt hier maar voor ouwe rommel”.
De bevrijding en daarna
Op 2 november 1944 werd Colijnsplaat door de Canadezen bevrijd. Eindelijk kon het gezin Polak zich vertonen. Voor de woningen van Kees Groenleer en de andere betrokken familieleden liet de muziek zich horen uit eerbetoon voor hun daden. ’s Zondags ging ds. J.H. Kluiver voor in een dienst die in het teken stond van de bevrijding en die ook werd bijgewoond door de familie Polak. Toen op 6 november 1944 Middelburg bevrijd was, konden de Polakken eindelijk naar huis. Na de oorlog bouwde Mozes Polak in Middelburg het familiebedrijf weer op: “de lompen- en metaalhandel tot het verwerken, sorteren, enz. van lompen, papier, oude en nieuwe metalen en oud en nieuw ijzer, het drogen en bewaren van hazen- en konijnenvellen en het smelten en in blokken gieten van metalen”. Het bedrijf bloeide weer op en velen, ook uit Arnemuiden, vonden hier hun werk. In andere Europese en Afrikaanse landen stichtte Polak nevenvestigingen. In 1974 werd het bedrijf overgenomen door Billiton.
In 1945 kwam Arjaan Groenleer in loondienst bij Polak. Menig weekend bracht hij bij de Polakken in de Gortstraat door. Begin vijftiger jaren begon hij voor zichzelf te Arnemuiden met zijn handel in lompen en oude metalen.
Deze summiere weergave van de edelmoedige en respectabele daden van Arjaan Groenleer moge strekken tot eerbetoon en een blijvende herinnering aan deze eenvoudige en bescheiden verzetsheld.