Bron: Het groot algemeen historisch, geographisch, genealogisch en oordeelkundig Woordenboek uit 1725

Samengesteld onder het opzicht van 
DAVID Van HOОGSTRATEN, M.D. EN MATTHÄUS BROUÉRIUS Van NIDEK, 

ARNEMUIDEN, eene oude stadt in Zeelandt. Met waarheit zegt Boxhorn, dat de steden, aan zee gelegen, niet met een, maar mer verscheide vandlyke elementen te stryden hebben, dewylze zomtyds van het water verslonden, zomtyds van de aangroeiende zanden, en aarde geheel bedorven worden. Van het een en 't ander kunnen het out en nieuw Arnemuiden getuigenis geven, alzo het oude overwonnen is van 't water, en het nieuwe door de droogte onder den last zyner ruinen blyft Zuchten, zo dat men daar van, vergeleken met zynen vorigen staat, niet zonder reden zou mögen zeggen , dat Arnemuiden niet meer in Arnemuiden te vinden is. Het out Arnemuiden, dat nu heel en al vergaan is, mag men alzo noemen, niet alleen ten opzichte van het nieuwe, dat nu nog staat, maar ook om zyne aanzienlyke outheit: waar van de geheugenis blykt uit een brief van Johan, hertog van Lottheringen en Brabandt, waar by hy verklaart, dat graaf Floris , de vyfde van dien naam, voorgenomen hebbende twee steden te maken, eene in het eilandt van Schouwen , tot Brydorp, en eene andere in het eilandt van Walcheren tot Arnemuiden ; hy hertog van Lottheringen de ingezetenen der voornoemde plaatsen , ter bede van gedachten grave, zynen bloedverwant, de vryheit gunt van generleij tollen te betalen in alle zyne landen : welke brief gegeven is in den jare 1288, op St. Nikolaasdag.
Hier over vergunden den jare 1370 Haquin, koning van Noorwegen, dien van Arnemuiden vele byzondere voorrechten , dienende tot vorderinge van hunne vaart op Noorwegen. Hier by vergaf hy hen alles wat ze tegen hem tot dien tydt toe mogten misdaan hebben : nemende hen in zyne bescherminge , en hen openende alle zyne havens, om daar, mits betalende den gewoonlyken tol, hunne koopmanschap te dryven.Arnemuiden vindt men in de brieven, die nog zyn ter grime van de stadt Harderwyk, nevens Zierikzee en Middelburg, gestelt onder de steden van Zeelandt.
Dit oude Arnemuiden was niet verre gelegen van de plaatse, daar nu het nieuwe staat : een neeringryk, schoon en zeer bevaren dorp, voorzien met eenen burg of kasteel, woning der heeren van Arnemuiden,oude en aanzienlyke ridderen in Zeelandt, onder welke het eertyds stondt. Het heeft zynen naam ontvangen van een bequaam water, genaamt de Arne, lopende van Middelburg af, en hebbende zyn uitgang tot Arnemuiden,en het lot.aldaar opgemaakt: want Muid betekent in de oude Hollandsche en Zeeusche, ook Deensche tale, een sterkte, slot, of burg. Door de gelegenheit van dit water diende het tot een haven , reede en voorburg voor die van Middelburg, en sloegen zich daar velen ter neder, die zich met de scheepvaart en koopmanschap geneerden. Doch de zee door het geweldt der waterstromen out Arnemuiden dagelyks harder en harder bestokende , heeft heer Gillis van Arnemuiden, de Iaatste natuurlyke heer van dien naam en dat bloedt.zyne onderdanen belast zich te verplaatsen , en hunne woningen testellen op den dyk, daar nu het nieuw Arnemuiden gelegen is, om de dreigende ongelukken van overloop van water tydelyk voor te komen. Deze dyk plag den naam van Oosthoek te dragen. En dit is het nieuwe Arnemuiden, het welk nog overig is, en veiling en eerst van een stadt in den beginne der Nederlandsche beroerten verkregen heeft.
Door dit verplaatsen bleef de oude neêring, scheepvaart en koophandel geenzins achter. Ja door de zonderlinge bequaamheit van de reede nam dezelve zo toe, dat die van Middelburg, vrezende voor verloop van neêringe en inwoonderen, begonnen te begrypen dat hen heel en al dienstig was deze plaats onder hun gebiedt te hebben ; ^waar toe geen middel was dan koop. Zy geraakten tot hun oogwit in den jare 1403, wanneer heer Philips van Borgondie, en vrouw Anna van Borsselen hen het ambacht van Oosthoek overgedragen hebben, volgens het bescheidt der brieven. dat daar van is.
Dus quam Arnemuiden aan de Middelburgers, die terstondt hunne gedachten lieten gaan op het maken van wetten, die de hoofdneering en handeling, die te Middelburg was, verzekerden: door welke nochtans aan die van Arnemuiden zo veel bewindt van minder koopmanschap gelaten wierdt, dat ze daar door in goeden doene en aanzien konden blyven. Voor de rest wierdt dien Van Arnemuiden gegunthet genot van aile vryheden , die de burgers van Middelburg hadden. Echter speet dit den Armuidenaren, die den zetel van alle gtote koopmanfehap liever in hunne stadt gevestigt hadden: weshalven zy alle middelen in 't werk stelden om dien van Middelburg hun recht te beperken. Doch hun voornemen is niet gelukt.
Men bevindt, dat in dat gewricht van tyden die van Arnemuiden gehouden zyn geweest de stadt Middelburg eenige merkelyke tekens te geven van onderdanigheit. Te weten die van Middelburg trokken jaarlyks tot onderhoudt hunner altaren van ieder persoon binnen Arnemuiden uit het gilde der kramers, tappers, timmerlieden, kleermakers, smeden, en fruitverkopers een schelling. Daarenboven een der voornoemde gilden moest by beurte alle jaren op- en aftellen in,de Westmunsterkerke het heilige kruis op eigen kosten. Nog waren gehouden op den jaarlykschen ommegang de dne schutteryen van Arnemuiden met hun geweer, tromslagers, pypers, en wagerien te Middelburg te verschynen. Deze waren, onder anderen, de lasten , die de Armuidenaars moesten dragen toen ze onder de Middelburgers stonden.
Niettemin was Arnemuiden lustig bloeiende, hebbende en genietende met groot voordeel het vertier van alle noodige waren in menigte gebruikt by de koopluiden, schippers, en bootsgezellen , met menigte daar dagelyks aan - en afvarende. Binnen de stadt waren en wierden bezocht veel meer herbergen dan te Middelburg. De haven wierdt met alle getyden voorzien of ontlast van gehele vloten, kornende van of gaande naar alle gewesten. 
De vloedt en bergenissen voor Arnemuiden tot op het vlakke, genaamt Rammekens, was een wonder schoon en zeker diep, daar alle schepen wel geborgen lagen, en van alle plaatsen aanquamen. Tot verzekering van deze haven, en bewaring van de schepen , wierdt in den jare 1547, of daar omtrent, gemaakt een kasteel of sterkte, genaamt Zeeburg, op Blankershoek, door last der koninginne van Hunganë. landvoogdesse dezer gewesten, en uit naam van keizer Karel den V ,als graaf van Zeelandt.
Men zou mogen twyffelen, of de kort daar na opgerezen burgerlyke oorlogen meer quaats of meer goets aan deze plaats veroorzaakt hebben. Ten minste zyn haar daar door, na voorgaande gruwelyke verwoestingen, vesten, en het aanzien nevens de naam eener stadt gegeven.
Arnemuiden voegde zich terstont by de Vlissingers, die den hertog van Alba afgevallen waren : maar hadt het gevoel daar wel haast af : want hy ,verstaan hebbende hoe de zaken zich te Vlissingen hadden toegedragen, heeft in aller yl eenig out en wel ervaren Spaansch krygsvolk in Walcheren gezonden, dat Arnemuiden aanstonts aandeedt, vechtender handt innam, en vele, zo burgers als soldaten, schendig vermoordde, en de goederen naar zich nam. Maar deze schade wierdt niet lang daar na vergoed door den prins van Öranje, die de ingezetenen van het Spaansche jok verloste: want in den jare 1574 is Arnemuiden, uit last van den prinse.raet met vesten rondom gesterkt, en tot de hoogheit van een burgstadt of stadt verheven, als blykt uit de brieven in den zelven jare gegeven. Doch Arnemuiden ,door de voorgaande burgerlyke oorlogen zeer verwoest, van inwoonderen verlaten, machteloos en verarmt geworden zynde.mogt den naam van een stadt voeren;maar hadt er de rechte gestalte niet van. Hier over deedt de overheit in den naam der burgeren hare klachte aan den prins, die der stede wel genegen, by goetvinden van zynen bygevoegden rade, den ingezetenen verlichting, en meer vryheden vergunde. Waar van het slot was dat ze eens ter weke, des dingsdags, eenen marktdag, en eens in het jaar een jaarmarkt houden zouden. Toen deden de begunstigden een verzoek оm nevens de andere steden voortaan plaats te mogen hebben in de vergadering der Staren van Zeelandt. Maar daar wierdt verstaan, dat ze zich met het verleende moesten te vrede houden.
In den volgenden jare begon men weder op te maken de zeer verzwakte hoofden en zeewerken , ook watermolens, sluizen en andere dingen, die tot onderhoudt der stadt noodzakelyk bevonden wierden : waar toe by den rade van Zeelandt toegelaten wierdt, dat men de inkomsten en excysen der stadt bezwaren zou met verkopinge van twee hondert guldens lyfrenten, en nog aoo guldens losrenten jaarlyks. Tot onderhoud dezer werken wierdt toen ook by den prins goetgekeurt, dat men van elk schip, leggende en merende aan de hoofden van Arnemuiden, en daar met t’ huis horende, ten elken male ontfangen zou zes grooten Vlaams.
Het begin van het jaar 1581 deedt deze stadt zuchten en beven onder eenen lastigen storm. Onder andere schade stortte de voorgevel der kerke ter aarde: het dak wierdt van binnen opgelicht, van buiten van zyne schalien ontbloot. Hier by wierdt de toren zo ontstelt, dat hy noodzakelyk afgenomen en vernieuwt moelt worden. En dewyl de kerkgoederen by de gemene zake aanvaard en verkocht waren, wierdt tor herstellinge en bekostiginge, na veel beraadten overleg, voor het bequaamste middel geacht, de burgers en alle die onder het gezag der stadt stonden, met zekeren import op de bieren en wynen te bezwaren.
De gemelde vryheit, in den jare 1574 gegeven, waardoor binnen de zes eerst komende jaren de ingezetenen niet zouden gehouden zyn tot opzegginge of aflossinge van het kapitaal van renten , staande op huizen, hadt nu zo veel te wege gebragt, dat vele huizen opgetimmert waren, op goede hope, dat met aangroeien der neêringe de lasten weggenomen zouden worden. Doch alzo de neêring zo niet gewakkert was, als men gehoopt hadt, zulks dat een ieder genoeg te doen vondt om de jaarlyksche verlopen te betalen , het geen te minder geschieden konde omde verscheide stormen en 'tgroot onweder, sedert overgekomen, waardoor nieuwe schade geschied was ; en zonderling gemerkt wordende, dat de opzegging eeniger renten genoegzaam boven rechte was, mits dat de aflossing en quytschelding der zelver meer toestont den belasten schuldenaar, dan den rentheffer, en dat in allen gevalle de hoofdsom by Verbeteringe van de panden nader verzekert wierde ; zo heeft de prins van Oranje, de voorzeide zes jaren ten einde lopende, op dat de inwoners niet geheel overvallen en uitgestoten, en de herstellingen van vervalle huizingen verhindert zouden worden, nog andere vyf jaren tot uitstel hen vergunt van het opzeggen der voornoemde renten.
Evenel, niet tegenstaande zo grote voordeelen, waren nog vele eigenaars van ledige huiserven tot opbouwinge der zelve niet te bewegen, beducht zynde.dat van de stadt Arnemuiden, na eene zo gemene verwoestinge, en naar de gelegenheit der stadt Middelburg , niets goets worden wilde. Hier over is den magistraat volle macht gegeven om alle eigenaars, renteniers, of anderen, recht bebbende op de ledige erven , aan te kondigen , en wel scherpelyk te belaßen, dat zy de bebouwinge van dien binnen den tydt van een jaar zouden bevorderen , op strafle, dat die van wegen de stadt aanvaard, openbaarlyk verkocht en gelevert zouden mögen worden, met stads recht, vry van allen kommer, met last van die te moeten betimmeren binnen zulken tydt, als hen by den magistraat aangezegt zoude worden; mitsnochtans dat de penningen, kornende van zodanige verkopinge, blyven zouden tot voordeel der eigeneren, of dergenen, die by vonniss van schepenen daar toe gerechtigt zouden mogen bevonden worden. Ditgeschiedde in den jare 1582.
Onder andere redenen, waarom dien van Arnemuiden zo veel toegegeven is, wordt deze ook gestelt, dat zy eene grote en byzondere trouw getoont hadden ter bevorderinge van het gemeen welvaren. Dit even wel mögt nog niet helpen: en de stadt bleef nog op vele plaatsen in een deerlyk aanzien. Hier van was de reden dat in Middelburg en Arnemuiden een out recht was, waar door een generaal verbandt van goederen van gelyk effect is als een speciaal; en daar in cas van preferentie generale hypothèque van ouder datum, geprefereert werdt voor speciale van jonger, ook op het speciaal pandt; en dat door vreze van dien niemandt eenig geldt leent aan den genen, daar eenig achterdenken van voorgaande verbandt op is, al ware't ook dat zy met den zelven gelde een nieuw huis optimmerden, en dat speciaal daar toe verbonden. Dus bleven vele burgers van Arnemuiden, die gaarne hunne ledige huiserven betimmert zouden hebben, verlaten en ongeholpen.door vreze, dat de huizen opgemaakt zynde by andere voorgaande schuldeischers, die daar gene nieuwe hulpe ofbeleening toe doen zouden, uitgewonnen mogten worden, Doch hier in wierdt ook voorzien, en toegestaan.dat by kennisse van wefhouderen een tamelyke somme van penningen zou mogen opgenomen worden en gebruikt tot hermaking en opbouwderlediger erven,welke voor de oude hypothe tarifien zouden worden geprefereert; mitsnochtans, dat dezelve oude hypothetarifien aan 't gene, dat 'er bevonden zou worden over te schieten, hun verhaal hebben zouden, niet tegenstaande't voornoemde recht, 't welk in dezen gevalle plaats grypen zoude.
Dus nam ieder lust in het bouwen , en wierdt voorzien van penningen, daar toe nodig. De neêring wakkerde terstondt : de scheepvaart nam toe.- hele vloten uit alle oorden des Christendoms lieten zich hier gedurig vinden : men zette huis by huis, eenige ter pronk , andere tot noodzakelykheit : om met een woordt alles te zeggen, de stadt kon de grootte van hare neêringe, en de menigte van hare ingezetenen, en den toeloop des vremden koopmans en bootsmans langer niet begrypen. Een zaak zwaar om te geloven , als men alleen aanziet den tegenwoordigen val, daar deze stadt toe gekomen is.
Het wezen van dien ouden welstandis lang overgebleven in de geheugenisse van oude luiden, die weten te verhalen , hoe de inkomende schepen quamen door Kronensgat, tusschen den Stinkaardt en St. Jooslandt, van Rammekens of het vlakke af tot tegen het slyk van Arnemuiden. Hoe de schepen drie dik lagen voor Arnemuiden, en daar zulk een ebbe ging, dat matroos vreesde voor de grote schepen met de boten te komen, zynde de diepte zodanig, dat schepen van drie hondert lasten , krygende gaten in den boeg door hunne ankers, of anderszins verwaarloost of gekrenkt wordende, zо diep zonken, dat men korts daar na geen teken meer van de vlagge kon beoogen. Zy voegen daar by, dat daar  nude meeste droogte is, schepen gemaakt wierden wel van 300 lasten, en Iigtelyk vlot geraakten, om naar Biscaje en Venetië te varen. Dat eenige der eerste Oostindische schepen in de dokken van Arnemuiden gemaakt wierden , voornamelyk de Leeuw en Leeuwin. Dat by den tol lagen Oostersche schepen van 200 lasten. Dat voor de St.Jorispoort gemaakt was een afgaande brug tot in het lage water toe, met menigte van ringen, om de boots aan vast te maken. Dat het hier levendiger was dan te Middelburg, en de huizen dierder in huur en koop. Dat aan de Oostzyde stont een menigte van herbergen. Dat zich tot Arnemuiden onthildt een grote menigte van ballasters, tot gerief der grote schepen, die hun zandt uit het Slaak, en op den hoek van den Stinkaardt haalden. Dat ook, gedurende deze lustige welvaart, door de vermenginge van verscheide natien, en roekeloosheit van het bootsvolk , en de slappe of onmachtige justitie, aldaar dikmaal ontstonden gevechten, slempten en dootslagen geschiedden van Spanjaarden , Franschen, Nederlanderen, en voornamelyk Oosterlingen, die blaauwe byltjes droegen, en opstekersop hunne hoeden, met blote degens achter zich, als willende zeggen: Dien lust, die plukke; maar over veeltyds de gebele stadt in roere stondt, en de burgers hunne deuren en vensters sloten, latende vechten die vechten wilden. De moetwil en de menigte der moetwilligen was zo groot, dat het recht te kort schoot, en daar onder moest zwichten.
Al dit tergde de grimmigheit des hemels, wiens oordeelen gevelt worden in 't verborgen : zo dat de beginnende straffen klein en byna onzichtbaar zynde, of niet erkent of veracht, doch ten laatsten gansch afgryselyk en onverzettelyk bevonden wierden. Het water in de diepte veroorzaakte hier een zorgeloze dartelheit, en holp de ingezetenen aan grote middelen ; doch dit zelve water veranderde binnen korten tydt in droogte , en verkeerde de weelde in droefheit, gaande Gods rechtvaardige toorn zo verre weiden, dat naaulyks eenige overblyfsels van de oude welvaart te vinden waren. Den schepen wordt de toegang door het zandt gestopt, de stadt genoegzaam ontburgert. In vele plaatsen mogt men naaulyks de kleinste schuitjes gebruiken : ja men zag nu wagens en paarden daar te voren de diepstgaande schepen zonder eenig beletsel plagten door te varen. De grondt zelf geeft nog onwedersprekelyke getuigenisse van de grote schepen, die hy eertyds plag te dragen : want zware ankers worden hier zomtyds, zynde van den grondt als opwaarts gedreven, met grote verwonderinge, omtrent de tegenwoordige hoogten gevonden. Hier van zou men voor reden mogen geven , dat de aardt dezer aarde, die van de natuur niet gegeven is yzer of steen voort te brengen, zodanig is, dat zy door het opsmyten der zelve zich van dien last, die tegen haar natuur is, zoekt te bevryden ; even als men dagelyks in noven ziet opgeworpen worden, zonder eeniger menschen toedoen, steentjes, keikens, yzere nageltjes, en diergelyke dingen meer. Dit erbarmelyk wezen hangt deze stadt nog aan tot dezen dag zynde weinig bewoont, en ziende hare eerste prachtige huizen ten deele in steenhopen verandert, en ten deele den val dreigen. De middelen, waar van zich de hemel ter straffe gedient heeft\ en die men sedert heeft aangewend om deze bedroefde droogte te оverwinnen, zyn deze geweest. De zaken zyn zodanig gestelt geweest dat nevens Arnemuiden een groot diep, en krachtige ebbe uit de Schenge is komen lopen, welke heeft begonnen op te houden ter oorzake dat het landt, daar de Piet op gestaan heeft, vast zynde aan het eilandt Wolfaartsdyk, is komen af te nemen, om een plaat, genaamt groot Kanarie, leggende aan de zyde des Kraaiers, aan Zuidbevelandt is komen aan te groeien: waar over de ebbe is gedwongen geweest het veergat uit te vallen. Aan de andere zyde droogde het voor Arnemuiden zeer sterk , uit oorzake dat met het insteken van verscheide landen en polders in Viaanderen, de zelve in 't vloeien zo veel waters hebben ingedronken , dat, wanneer de ebbe quam uit te vallen, de ebbe van de Hont of Westerschelde, die te voren längs de Vlaamsche kust quam in zee te vallen , is tegen Walcheren uitgelopen, afhemende voor Rammekens zekere plate , Natgat genoemt; welke achterebbe, met haar vuiligheit en het afgenomen landt van 't Natgat door den voorvloedt in den bogt van Arnemuiden is ingeworpen, zonder dat ze verder heeft kunnen geworpen worden.dewyl de vloedt komende nevens Vere, dat verhinderde. Dus alles door den tydt zeer droog geworden zynde, heeft men verscheide middelen voorgewend om een kille nevens Arnemuiden te behoudem Dus wierdt in de jaren 1611, en 1617 door de Lemmer een kille gedolven, wordende toen ook gebruikt een schip, dat men den naam van Diepschip gaf, zo gemaakt, dat het eenig zandt kon uit den grondt ophalen; maar te vergeefs. Als in de jaren 1619 en 1620 de prins van Oranje den Oranjepolder liet bedyken , wierdt verzocht eenige houwers en sluizen daarneven te mogen Ïeggen, het welk geschied is. En heeft men aan de leste sluis, ten Oosten gelegen , eenen dwarsdam geleit, om het wanty af te leiden : maar die is met de zelve sluis naar 't Westen met de ebbe uitgespoelt sedert weinig jaren; als by zommigen wierdt gemeent.dat, zo de voornoemde dwarsdam weg ware, de vloedt dien van Arnemuiden voor een ebbe zou kunnen dienen. Hier op is de zelve stukswyze opgenomen, doch sedert de droogte voor deze stadt merkelyk aangegroeit. Thans is by nader besluit der heeren van Middelburg, van het St. Jooslandt tot tegen de derde sluis een dam over het schor en slyk gelegt, om den vloedt, die zeer over den Lammer zynen loop quam nemen, te dwingen langs Walcheren in te lopen.
Om alles kort in een te trekken, in den jare 1462 brak het out Arnemuiden van dag tot dag van grondbraakselen zo zeer af, dat de diepte zo na aan den dorpe quam , dat men dikwils wat moest buitendyken , overmits de vallen , zo dat men vele schone huizen en erven afbrak. Toen ging het volk metterwone innewaarts omtrent het dorp, oste Hele van den mortiere, zo dat het mettertydt vergaan is. Op dit Arnemuiden stont toen een klooster van Regulieren, dat onlangs getimmert was, hetgeen toen van heer Henrik van Borsselen , heere van Vere, en van heer Wolfaart van Borsselen , zynen zoon, overgedragen en gesticht is in den polder, daar het nu nog ten huidigen dage slaat. En sedert heeft men begonnen te timmeren zekere huizen op den Oostdyk van Middelburg , die aangegroeit zyn in getal, nevens een schone kapelle, en is toen te voorschyn gekomen een schoon en neeringryk dorp, dragende den naam van nieuw Arnemuiden.
Wat nu angaat de tegenwoordige gelegenheit en gestelteniss van Arnemuiden, de ingezetenen houden zich als ontslagen van alle gezag, dat die van Middelburg over hen plagten te hebben, uit kracht van het voordeel en de bevrydinge aan hunne stadt by den prins van Oranje gegeven. Doch die van Middelburg (stellen zich tot nog toe daar tegen, bybrengende, dat hen de eigendom van Arnemuiden toekomt ; alzo zy, als verhaalt is, van vrouwe Anna van Borsselen en heer Boudewyn van Borgondië gekocht hebben de ambachtsheerlykheit van Nieuwerkerke, mitsgaders het gevolg daar. nu nieuw Arnemuiden legt : en dat zy zodanig hun recht tot nog toe gebruikt hadden , het welk zonder hun toestaan niet kon of mogt vervremt worden. En dezen twist hebben die van Middelburg gebragt voor den hove provinciaal van Hollandt en Zeelandt, in cas van res vindicata, zo als de rechtsgeleerden spreken. .Voor zo veel belangt het wezen der stadt, daar in is thans naaulyks overig de dootverf van haren ouden bloei, leggende zo vele heerlyke gestichten onder haren val begraven. De kerk echter is een schoongebouw, opgemaakt op den zelventydt, waar in Arnemuiden met wallen befloten wierdt. Te voren was de hoofdkerk van deze ende omleggende streek tot Nieuwerkerke, waar onder Arnemuiden gereduceert was. Nu is 'er niets van overig dan een kerkhof, dat van wegen de sladt jaarlyks voor een weide verhuurt wordt.
Het stadhuis is een aanzienlyk gebouw. Voor den schoorsteen der raadkamer hangt een tafereel, waar in vervat is een juiste aftekening van Arnemuiden , toen nog een dorp. Waar uit blykt dat toen aldaar gestaan hebben vele schone en uitstekende gebouwen; ook aan den waterkant vele uitstekende hoofden. Het gaat zeker dat Arnemuiden, nog een dorp, groter begrip van huizen gehad heeft dan toen het een stadt geworden was. Uit de kelders en regenbakken, daar nu nog te vinden, kan dit klaar bespeurt worden. De maatregel, dien men gewoon is te nemen in behoorlyke versterkinge der steden, heeft buiten allen twyffel dit inkorten en intrekken der huizen veroorzaakt.
Hier nevens mag het tolhuis wel gedacht worden : want onder de voordeelen van Arnemuiden is te slellen de tol der graaflykheit: en zyn de tollenaars, hoewel gemeenlyk vremdelingen, by gebrek van bevoegde inboorlingen, meestentydt ook in de regeringe der stadt gebruikt. De woning des tollenaars, of het tolhuis, is een schoon verheven gebouw, byna zo hoog als de kerk, gelegen aan de Westzyde der stadt.
Om niet te fpreken van de neêringe, die de bequame reede en haven aan de stadt toebragt, cm na het verlopen van het diep een jammerlyk bewys van ongestadigheit gegeven heeft, de voornaamste gestadige en gezette neêring is geweest die van de zoutpannen, die nu nog hedendaags de bouwvaliige stadt onderstut. De hoofden dezer neêringe zyn een Deken en twee Beleders, die jaarlyks by schout en burgermeesters derzelve stadt aangestelt worden. Tot dele neêring is by de overigheit van Arnemuiden gegeven een ordonnantie, waar naar elk zich schikken moet : en die in geval van duisterheit by schout, burgermeesters, schepens en raden wordt uitgelegt, verandert, of vermeerdert naar eisch van zaken : gelyk. ook van de zelve by appel kennis genomen wordt van 't gewysde van deken en beleeders. De eerste ordonnantie daar van gemaakt is openbaarlyk ter puie afgelezen in den jare 1584, die daarna in den jare 1586 met eenige artykelen is vermeerdert, ook herslelt,met beramine eeniger nadere punten, en ondertekent in den jare 1588. n den jare 1628 zyn 'er wederom eenige artykels bygedaan, gelyk ook in den jare 1651. Dus wordt de panneering hier nog gedaan, en door goede wetten onderhouden. De zoutketen stonden hier al lang eer Arnemuiden een stadt is geworden : doch wierden meest afgebroken wanneer die van Middelburg voor een beleg door den prins van Oranje vreesden ; en wierdt het hout in de brouweryen aldaar verbezigt. Evenwel rechtte men ze daar na weder op, zo dat ze nu nog onderhouden worden.
De regering van het tegenwoordige Arnemuiden bestaat uit een schout, twee burgermeesteren, vyf schepenen, en vyf raden ; geschiedende ieder jaar de vernieuwing der magistraten , met afgaan van cenen burgermeester, en de helft der schepenen , dat is, het een jaar twee, en het ander drie, welker plaatsen dan met nieuwe vervult worden.
Het eerste Arnemuiden, dat van de zee schier heel is ingezwolgen, zo dat men naaulyks twee gemeten lands daar van heeft, daar het voorheen nog wel zes of acht hadt, was omtrent her jaar 1300 wel by de twee en dertig gemeten groot. En gelyk de Zeeusche landen de wisselvalligheit zeer onderworpen zyn, zo kan men niet weten of het naderhandt niet wel tot zynen eersten of nog groter standt zou mögen keren.