Zeeuws Archief Inventaris van de Archieven van de Gemeente Arnemuiden
Bericht aan de Landdrost in het Departement Zeeland..
Er bevinden zich geen Beurtschippers of Veerschuiten in de gemeente, dan alleen een overzet Pont, waarvan wij aan afgetreden Raad van Finantien kennis hebben gegeven.
13 Junij 1807.
Aan de Landdrost
Bericht van het gecombineerd beroepen van de persoon van Hoogerheijde van kerkenraad en gemeente tot Schoolonderwijzer, ons daartoe geschikt voorkomende, welke was voorzien van een Acte van de Derde Rang en andere bewijzen nopens zijn zedelijk gedrag.
Hierbij gaat als bewijs een missive van de heer van Deinse.
Vriendelijk verzoek tot approbatie.
Beroep op de Evangeliedienaar P.Hondius.
Met de gebruikelijk aanbeveling
“de inwoonders beminnen den godsdienst “etc
23 Junij 1807.
Aan de Landdrost.
Er is hier maar 1 Kerkgenootschap, die de armen onderhoudt. In dit zomerseizoen zijn er 5 bedeelden. In de winter zijn er meer.Dat geene jaarlijks besteed worden dan kinderen of de zodanige welke wegens ouderdom een of ander lichaamsgebrek als andersints buiten staat zijn eenig werk te verrigten, terwijl onder de werkelijke bedeeld wordende de zodanige behooren die niet in staat zich bevinden om ten vollen voor hun levensonderhoud te zorgen.
Dat wat betreft de Armbedeeling dezelve geschied of door jaarlijkse besteding of weeklijks bedeeld wordende zonder dat er eenige etablissementen voor handen zijn om dezelve werk te verschaffen waar toe ook het getal te gering zij.
De weeklijks bedeelde bestaat uit 8.
Dat de jaarlijks bestede van onderhoud kosten agt negen a tien ponden vls voor kinderen en de meergevorderde in jaren of oude lieden kosten 20 tot 25 pond perjaar en de weeklijks bedeeld wordende ruim 5 pond per jaar
En eijndelijk dat de Populatie dezer Plaats en Jurisdictie bestaat in ruim 800 zielen.
28 Junij 1807
Aan de Landdrost
Vraagpunten:
Dat nog de scheepvaart van de geweeze Belgische Provincien aan eenige beletselen Entraves of bezwaren alhier is onderworpen nog ook dat alhier eenige Plaatselijke wetten voor handen zijn waarbij de schippers dier scheepvaart minder faveur zouden genieten dan de alhier thuis hoorende.
18 Julij 1807
Aan de Landdrost
Klacht van de keizer dat Franse deserteurs toegelaten en beschermd worden,
Verzekering dat nog de opgenoemde nog suspecte personen en vreemdelingen de minste toelating of bescherming genieten of ondervinden aangezien wij de stelligste orders aan den Veerman van de Stads overzet Ponte als mede aan de herbergiers gegeven hebben zodanige niet over te zetten of te laten logeeren alvorens hun pas aan onzen President te hebben doen viseeren terwijl wij steeds met de meeste naauwkeurigheid waken en ook UEd toezeggen om met alle mogelijke oplettendheid te zullen toezien dat geen deserteurs hoe ook genaamd nog suspecte Vreemdelingen alhier eenig hulp bijstand of Verblijf gegund worden en wij voor het tegenwoordige geen andere bepalingen(hebben)
18 Julij 1807.
Aan de Rentmeester der Nat: Dom:
Hierbij vermelding van het feit dat bij Kon.Besluit van 20 Meij de tot hiertoe geheven vistol a Veere wordt opgeheven.
25 Julij 1807..
Aan de Kwartier- Drost te Middelburg.
Het gaat over de kennis gevinge van de jegenwoordige zetting van het Brood.
Ook in hoeverre en hoedanige wijze het Platteland na evenredigheid van die der Steden zal kunne worden onderworpen met in achtneminge van de Plaatselijke belasting in iedere gemeente.
Verder of eenige en zo ja welke veranderinge in den form van het bestuur behooren Plaats te hebben en speciaal of het getal der leden van het zelve voor eenige verminderingen vatbaar is en of dezelve met de een of andere nabijleggende Gemeente kon en behoord te worden gecombineerd.
Dat ten platten Lande de zetting van het Brood altoos en nog werd gereguleerd na het pas van tijd tot tijd te Middelburg uitgegeven werdende wel verstaande zonder de additionele Stuivers aldaar voor de Plaatselijke belasting op dat sujet geheven terwijl in Gemeenten welke ook met Zoortgelijke belasting bezwaard zijn, de Zetting daar meede dan nog word geaugmenteerd, overzulks in de Gemeenten alwaar bakkers zijn en welkers getal egter over het geheele platte land zeer gering is of die inrigtinge konde blijven standhouden te meer daar de ervaringe heeft doen ondervinden zulks de zekersten Stelregel is, waarna de gelijkmatigheid zo in qualiteit als gewigt van het Brood kan worden geobserveerd.
Verder schijnt er geen sprake te zijn van veranderingen in zake de diverse besturen en taken.
Ook geen sprake van samenvoeging van gemeenten.
Het is heel belangrijk als de gecommitteerden namens hun Besturen van deze gelegenheid gebruik zouden maken om nopens de req: opgave van de Staat der Dijken Wegen en Bruggen in de onderscheidenen Gemeenten en Jurisdictiën hierover berigten
Dat er thans geene klagten nog bezwaren zijn en dat de Communicatie genoegzaam onbelemmerd kan geschieden.
30 Junij 1807.
Aan de Landdrost van Zeeland.
De secretaris geeft namens het gemeentebestuur van Arnemuiden stem aan de klagten die er zijn en biedt zijn hulp aan . Er wordt natuurlijk een beroep gedaan op de gemanifesteerde goedwilligheid van de Landdrost.
Dat wij niet dan met gevoel van innerlijk Leedwezen reeds zesert ettelijke Jaren hebben verstaan dat de Importante kosten door de Stad Middelburg ten jare 1792 geimpendeerd tot het uitdiepen van het Arnemuidsche Canaal van zo weinig vrugtbare en gewenschte gevolgen waren daar het zelve Vaarwater zedert dien tijd merkelijk was aangeslikt en jaarlijks meer en meer aanzande dat men veronderstelde en bedugt werd het zelve binne weinige jaren niet alleen in den vorigen Staat te zullen zien herschapen maar geheel onbevaarbaar te zullen worden, wat tot groot verval van de bij ons staand Zoutkeeten en een volkomen ruïne onzer Visschers de voornaamste Bronnen van bestaan dezer Stede .
Deze verwachting wordt werkelijkheid: het ongeraffineerde kan niet met fatsoen aangevoerd worden en de vissers moeten aan het einde van het Canaal blijven liggen.
Zonder hulp kan er volgend jaar geen schuit meer binnen varen
Dit alles hebben wij aan de gemeente Middelburg voorgelegd. Maar die laat niets van zich horen en schuift de zaak terzijde ook na extra navraag: men beweert dat de oplossing niet afdoende is .
Nu wordt de Landdrost van Zeeland ingeschakeld
15 augustus 1807.
Aan de Schoolopziener van het
Tweede Schooldistrict van Zeeland.
Hoewel het een schadelijke gewoonte van de kinderen is om telken Schooltijd met duiten of oortgens te laten betalen zien wij vooralsnog geen kans daarin direct verandering te brengen.
Beter is het de inwoonders van het nut van beter onderwijs te overtuigen van deze als van de voorgaande onderwijzer. Dan zal een nieuwe maatregel minder aanstoot geven.
N.B. Aangaande de voordragt om de School voor eerst van lees-en Spelboeken te voorzien hebben wij gemeend met alle omzigtigheid te moeten te werk te gaan daar onze Ingezetenen van al wat nieuw is en vooral omtrent de leerboeken zeer afkerig zijn en hoe zeer wij overtuigd zijn dat veele oude boeken bij het Schoolonderwijs tot weinig nut verstrekken konnen die egter niet dadelijk uit de School geweerd worden vooral daar onder dezelve gevonden worden die tot godsdienstig onderwijs dienstbaar zijn en die kunnen niet dadelijk uit de School geweerd worden, vooral daar onder dezelve gevonden worden die het godsdienstig onderwijs dienstbaar zijn en die kunnen wij niet,ja wij vertrouwen die zal men ook niet ten dien opzigte geheele uit de School bannen of willen hebben wij dezelve verbieden want dit ware zo goed als of men alle godsdienst uit de gemeente verkoos te verbanne, ten minste in de zodanige als den onze.
Om welke een en andere redenen wij den Schoolonderwijzer hebben te kennen gegeven dat hij eenige bij hem nuttig geoordeeld wordende boekjes zoude aanschaffen die wij hem zoude goeddoen en welke hij konde gebruiken maar vooral geraden om de kinderen met andere boeken ter school komen niet weg te zenden maar met alle mogelijke toegevendheid en Voorzigtigheid werkzaam te zijn.
12 September1807
Aan De Heer Mr J.W. Schorer
Kwartier Drost over Bewesten Schelde
Te Middelburg
Nevensgaande antwoorden op vragen gaan hierbij:
Als u mij nader geliefde te spreken wilt u dit aan de stadsbode kenbaar maken.
Wat nu betreft het rooven van Veldvrugten, het uitgaan met schietgeweer en het Palingsteken,heeft het bestuur de voornaamste voor haar ontboden, met alle Ernst daar over onderhouden, hun aangezegd dat zij bij overtreding der wetten dadelijk tot de voldoening der boete zullen worden geconstringeerd en des noods geappehendeerd, tevens dat men allerwegen op hun zoude surveilleren, terwijl men bij eene annonce de Ingezetenen des Lands wetten heeft onder het oog gebragt dat men heeft gepubliceerd en geaffigeerd en eijndelijk de nodige orders gesteld om naauwkeurig toe te zien dat ’s Lands wetten niet worden overtreden.
29 september1807.
Aan Generaal Osten
Het is de stad Arnemuiden onmogelijk vanwege de armoedige toestand meer dan 44 man in te laten kwartieren: een compagnie van het 3e Batt. Van het Zeeuwsche legioen.
Er zouden nog 12 man bijkomen. Verzoek tot ontlasting.
21 November 1807.
Aan Mej. Maria Soeters
Geboren Vermeulen stadsvroedvrouw te Vlissingen.
Het aantal geboren kinderen te stellen op 40 a 45 en Rijk en Arm verpligt zijn een Rijksdaalder bij de geboorte of wel na de gewone tijd te voldoen,doch dat een borger het daar bij niet laat, dat alhier geen vroevr. zijnde, geen ander die kunst vermag uit te oeffenen dat de chirurgijn alhier wonende dezelve niet oeffend, en ook zo ik meen daar van weinig kennis verstaat; dat de vroedvrouw dezer Stad meestal in het Nieuwland en Cleversk: waarneemt, waar nog chirurgijn nog vroedvrouw gevonden word; dat het stedelijk Tractement altijd 50 gulden geweest is; doch dat men geneigd is dat iets te verbeteren, wanneer men een goede vroedvrouw bekomen kan.
Sollicatie toezending daarvan op een zegel van 10 st. en de nodige bewijzen van gedane Examens , dewijl men de Plaats gaarne spoedig zoude vervullen en vermits ook na een vroedvrouw in Holland is geschreven.
Aan Mej. Maris Soeters
Het tractement wordt opgevoerd tot 100 gulden; 5 tot 6 rijksdaalders voor transport; vrije woning wordt niet toegezegd: te zwaar voor de Plaats en men niet gaarne beloften doet, zonder die te volbrengen.
Ambtgeld wordt niet betaald.De onkosten van aanstelling borgerrecht en het doen van de Eeden komt in alles op 2 pond: 3schelling wel minder, maar niet meer.
Over het voorschot valt te praten.
Aan Mej.M.Soeters.
Marie Soeters wordt aangenomen; een vroedvrouw uit Axel en een uit Utrecht niet
Tractement 104 gulden (4 gulden belasting van het Personeel); ¼ lastturf en 6 Rijksdaalders voor transportkosten; voor iedere verlossing zal men 4 gulden moeten voldoen.
Een schuldbekentenis van de voor te schieten 100 gulden gaat hierbij: moet door U en Uw man getekend worden.
Intusschen feliciteer ik Ued: met uwe benoeming en wensch Ued: met Zegen die Edele kunst hierveele Jaren tot genoegen zo van de gemeente als uw zelven zult mogen uitoeffenen terwijl men hoopt UEd: komst naar herwaarts zo veel doenelijk zult bespoedigen teneinde de gemeente niet langer gedrukt worde.
19 december 1807.
Er heeft nog een vroedvrouw te Utrecht gesolliciteerd. De secretaris informeert haar dat de vakature is vervuld
Aan de Dep. Comissie van Geneeskundig Onderzoek en Toevoorsicht in Zeeland.
De weduwe Fonteijn, gewezen vroedvrouw van Arnemuiden, is overleden . In haar plaats nu Maria Vermeulen, huisvrouw van Jacob Soeters, bij U den 23e Oct: 1806 geexamineerd in de verloskunde.
2 januari 1808.
Den Heer Land en Kwartier Drost van Zeeland en Bewester Schelde
De voorbeeldeloose storm en hooge vloed welke in den verloopen nagt heeft plaats gehad trof ook deze stede en de veroorzaakte doorbraken dreijgen bij volgende vloeden Walcheren te overstroomen als zijnde aan het zogenaamd Zee- en Molen Dijkje aan het Arnemuidsche vaarwater op drie onderscheiden plaatsen doorbraken geschied terwijl de binnendijk van Walcheren even buiten de Poort dezer stede in een dreijgende toestand zich bevind daar het zee water aan deselve doorspelende/doorsijpelende ? gevreesd word een scheuring of doorbraak veroorzaken zal het welk gantsch Walcheren in een allerbeklaagelijkste toestand zoude brengen.
Wij achtende ons verpligt om Eed daar van ten spoedigsten te informeeren en tevens met allen Eerbied te verzoeken om daar onze kragten en vermogens niet toerijkende zijn om al het zelve te herstellen en de dreigende Rampen af te keeren, hoewel wij na onse beste kennis en wetenschap zo veel voorzieningen hebben geordonneerd te verrigten als wij eeinigszins nuttig en dienstig oordeelden , UEd deswegens zodanige Orders gelieve te stellen als UwEd in den omstandigheid na UwEd Wijsheid en Goedheid zult vinden te behooren.
15 januari 1808.
Aan de Heeren Staten en
Breede Geerfden van Walcheren
Niet minder dan drie doorbraken zijn deze Nagt door den geweldige Storm en Verbazenden hoogevloed veroorzaakt aan het zogenaamde Zee-en Molendijkje aan het Arnemuidsche vaarwater en het zeewater dat tegen de binnendijk van Walcheren even buiten de Poort deser Stede vloeit ? perst door denzelven waardoor komt een doorbraak gantsch Walcheren zoude overvloeijen.
Verzoek om orders te stellen en verdere Rampen af te wenden.
15 januari 1808.
In verband hiermede : ook aan de Minister Van Binnenlandsche Zaken te Utrecht bericht hiervan en ook de nodige orders te doen uitgaan en voorzieningen te treffen.
16 januari 1808.
Aan de Landdrost in Zeeland
De Inspecteur Schraver heeft met ons de doorbraken naauwkeurig in oogenschouw
Genomen en met den anderen de middelen beraamd om die doorbraken en de versterking van dat zeedijkje te repareeren en te Effectueeren waarvan de kosten niet minder dan f 1500 zullen beloopen. Wij echter zijn niet in staat dat te betalen omdat onze financiën niet toereikend zijn voor deze extraordinare kosten, ondanks onze spaarzaamheid.
Wij verzoeken U vriendelijk van landswege schadeloos te worden gesteld en ons in staat te stellen de nodige reparatien te doen verrichten en het zeedijkje in dien staat te doen brengen waardoor alle verdere Rampen worden geprevenieerd.
Intusschen handelen wij naar advies van de Inspecteur door zodanige Reparatien te laten geschieden waardoor, zo doenlijk, Walcheren van verder dreijgende Rampen wordt bevrijd.
16 januari 1808.
Aan de Heer J.W. Schorer
Kwartier Drost te Middelburg.
Het getal der Huizen en Gebouwen binnen dezer stede en Ressort bedraagt 172
De geboorene jaarlijks 40 en dat den doode 36 a 40 het eene jaar door het andere gerekend
29 januari 1808.
Er wordt aan de Kwartierdrost een lijst van afgegeven Patenten gestuurd over het jaar1807.
30 januari 1808
Aan De Landdrost.
Over het maalloon: de Molenaar krijgt als maalloon van een zak tarwe zes stuivers, voor een zak rogge of een zak gerst vierstuivers- terwijl hij de vrijheid had om uit iedere zak tarwe of rogge twee en uit ieder zak gerste of Mesting drie Ponden meel te scheppen, geschiedende dat alles op grond van een stedelijke verordening als hebbende de Koornmolen in vroegere dagen in eigendom deser stede toebehoord en zijnde bij den verkoop en overdrag derzelve door de toenmalige Regering deser stede voorenstaande Maalloon en Emolumenten voor den Molenaar vastgesteld en aangaande het tweede en derde Point kunnen wij alleen berigetn dat het Maalloon hier voren gemeld op den ouden voet is gecontinueerd en dat daar in geen verandering heeft plaatsgegrepen dan alleen gezigtens het zogenaamd Stuifmeel waar omtrent den Molenaar de Vereischte aanzegging conform de Nieuwe ordonnantie op het Middel van het gemaal is gedaan.-
En aanbelangende het vierde Point vermeenen wij na den Molennaar zelve daarover gehoord te hebben UE te te moeten adreseeren dat ingeval het maalloon bij vervolg bepaald word op negen stuivers voor een Molenzak Tarwe en zes stuvers voor een zak Rogge Gerste of Mesting den zelven ten vollen wegens het verlies van het zogenaamd schepmeel schadeloos zoude worden gesteld aangezien den Ingezeten van deszelfs te Molen gebragt zijnde zak tarwe anderhalf Pond zogenaamd Stuifmeel moet missen ten minsten kan nog vermag hij de zak zo veel minder wegende daar niets tegen inbrengen waardoor het different zeer gering blijft ten opzigte van den Molenaar
5 februarij 1808.
Aaan de Landdrost in Zeeland
Het Register van Eijgendom zo van de Huizen Gebouwen als Landerijen van Stad en Ressort in een complete orde gebragt op naam van de eigenaar
13 februari 1808
Aan de Landrost
Sinds een aantal jaren een geschil over de jurisdictie tussen Middelburg en Arnemuiden over de zoutkeet toebehoorende aan Hus ? koopman te Middelburg en welke zoutkeet is gelegen onder Mortier aan het Arnemuids Canaal vis a vis het Nieuwland of Middelburgsche Polderwaar over bij en door de voorm. Regeeringen briefwisselingen en Conferentien zijn geweest, doch zonder resultaat. De eigenaar ondervindt daarvan veel last, omdat hij door beide besturen aanslagen krijgt toebedeeld. 15 januari heeft hij grote schade geleden.
Hij ziet zich nu genoodzaakt om een aanzienlijk deel van de zoutkeet af te breken en tot publieke verkoping over te gaan.
De zoutkeet ligt binnen de Jurisdictie van Arnemuiden. Daarom protesteren wij tegen deze gang van zaken en vragen genoegdoening en erkenning van die jurisdictie om ook in de toekomst verwikkelingen te voorkomen.
29 februari 1808.
Aan den Landdrost
Wij hebben ter voldoening aan UEd aanschrijving van den 15e Februari door Leden uit ons midden met gesloten Busschen aan de huizen der Ingezetenen de liefdegaven voor de Noodlijdende in Zeeland ingezameld, welke bedragen eene Somma van f. 18 : 1 : 6 hetgeen wij hier nevens aan Uwed. Doen geworden.
8 maart 1808.