Zeeuws Archief Inventaris van de Archieven van de Gemeente Arnemuiden
In dit brievenboek is toegevoegd een brief: gedateerd Middelburg 17 Juli 1807 met de volgende inhoud:
Mijn Heer
Sedert 1 a 2 weken verlangt hebbende om UE te zien en het Resultaat onzer deliberatien om UE mede te deelen gister van Uw neef Klaassen vernomen dat UE nog ziek waart. Om geen tijd te verzuimen deel ik UE den raad mede van de Zoutpanneering Dat UE zig zoude vervoegen bij Memorie aan den Heer Landdrost hoe eer hoe beter en aan Z.E.G: te kennen geven “Dat UE in uwe qualiteit of de Regering van Arnemuiden zig in de maand Maart de volgende Memorie zig vervoegd hadden bij den Raad der Stad Middelburg”fiat ing ?
Dat het Bestuur Uwer Stad geen hoegenaamde dispositie vernemende ,de secretaris derzelve zig vervoegd had bij d’Heer President van den Raad der Stad Middelburg en op uw verzoek van Z/Ed bekomen, dit veelbelovend antwoord: “Dat de eenvoudige middelen tot redres bij H:E:A: zeer nuttig waren bevonden; dag dat vooralsnog daarin niet konden voorzien: maar uitstellen moesten tot dat een uitgebreider redres aan het geheele vaarwater zoude worden daargesteld “
“Dat intusschen den toegang tot de Stadt Arnemuiden en Middelburg langs dit Canaal en terug daaglijks zoo zigtbaar bezwaarlijker wordt; en gevolglijk de onkosten tot wegwering der zanden van buiten ingebragt, elk getijde in eene viervoudige Reden moeten toenemen; als die sedert 1792 van jaar tot jaar verhoogd zijn in dit onontbeerbaar Canaal
“Reden waarom de …….. (anonymus)? zig keert tot U Heer Landdrost Allerernstigst verzoekende dat het U onze billige klachten en bezwaren te brengen onder het oog van Zijne Majesteit den Koning van Holland, van wiens gemanifesteerde goedwilligheid en zorge voor het belang van Kleine zoowel als de Grootste Steden van Hoogstdeszelfs Koningrijk wijde Stads Regeringe eerbiedig verwagten en nedrig verzoeken een allerspoedigste Order tot bewerkstelliging van zoo min kostbaare uitredding en behoedmiddel dat in langtijds verloop geen klachten deswege zullen behoeven en bij de verbetering van Welzinge aan derzelfs uitmonding geheel cesseren ’t welk doende etc
…….
De Klok
Schoolmr
Aan d’Heer Van Deinse Schoolopziener van het Tweede Schooldistrict
In Zeeland
Mijn Heer en Vriend:
Brief van van Deinse ontvangen. Toevallig waren Bestuur en Kerkenraad “bij den anderen bij occasie “” omdat de geroepen Herder en Leraar de Plaats kwam bezigtigen”
Geresolveerd: Hofman onder aanbieding van voldoening der onkosten en Verzekering van hem te zullen beroepen uit te nodigen om zich bij de Commissie van Zuid-Holland aan te geven om een Examen van den tweeden Rang af te leggen.
UE hiervan kennis gevende solliciteer ik UE: uit naam van het Bestuur en kerkenraad om in dezen behulpsame hand te bieden terwijl ik Ued: namens dezelve hartelijk dankzegge van de reeds aangewende Pogingen.
Inmiddels heb ik d ‘eer mij met alle hoogachting en Respect te noemen
UwEd Dienaar en vriend
C.D. Baars
13Jan: 1807.
Aan Hofman
Een verandering in de wet verhindert U als Schoolonderwijzer aan te stellen.
U moet zich wenden tot de Commissie van het ZuidHollandse gedeelte en aan te geven tot het afleggen van een examen voor den tweeden Rang; men dan vrijheid zoude hebben UED te beroepen. Wij nodigen u daartoe uit onder toezegging van onkosten daarop vallende U te restitueren . Wij verzekeren dat zodra dat Examen heeft afgelegd en de Acte heeft overgezonden U dadelijk als Schoolonderwijzer en Voorzanger op de U bekende Tractementen en Emolumenten te zullen aanstellen.
Ik verzoek U mij ten spoedigste Uwe gezindheid te melden met berigt wanneer dat Examen door UEd: dan zoude geschieden en zulks verrigt hebbende de Acte mij dadelijk toe te zenden, waarnaar men terstond den vereischte Adressen alhier zoude maken om Approbatie op de Beroeping te Erlangen,terwijlik UEd: dan ook terstond den dag van den verkooping van het Schoolmeester huis melden zal,tenzij UEd: tot het zelve geen inclinatie mogt hebben, als wanneer ik de verkooping niet langer zoude retarderen.
13jan 1807.
Aan den Raad der Finantien
In het Departement Zeeland.
Op verzoek stuurt de secretaris een accurate Lijst van alle de Patenten aan ons in het afgetreden Jaar 1806 verzogt, waar onder egter een aantal van 32 tot op heden ter secretarie onafgehaald zijn blijven leggen, waar van onlangs op bekomen aanschrijving aan de Advocaat-Fiscaal over de Middelen te Lande in het Departement Zeeland specifique opgaaf is gedaan terwijl onaangezien op bekome order gedane waarschuwing tot heden niet meerder dan vijf Personen tot het verwisselen der Patenten zich hebben aangeboden, hetgeen eensdeels moet toegeschreven worden dat er zodanig genoemd aantal niet tegenstaande alle zo vriendelijke als ernstige Vermaningen , niet zijn afgehaald geworden en andersints ter oorzake dat de gestelde tijd van verwisseling voor de meeste onzer Ingezetenen juist die is wanneer zij naauwelijks in hunne dagelijksche behoeften kunnen voorsien, en dus geen de minste lasten kunnen dragen,terwijl als een derde reden daarbij kan gezegd worden dat de meeste hun bedrijf buiten den Plaats en binnen de Steden dezes Eilands exerceerende aldaar nog geen onderzoek aan hun is gedaan of zij al of niet van een Patent voorzien zijn
C.D. Baars
24 Januari 1807.
Aan den WelEerwaarden Heer I.A. T Monkemius Predicant in het Nieuwland, de vacature bij toerbeurt alhier waarnemende.
Wel Eerwaarde Heer !
De algemeene bekende Ramp de Stad Leijden en hare Inwoonders op den 12e dezer overkomen heeft Zijne Majesteit onze Koning bewogen om te besluiten dat overal in het Koninkrijk Inschrijvings Registers zoude geopend worden, met besloten beurzen rond te gaan en op een convenabele plaats een beslotene Kist binnen iedere Gemeente te stellen om iedereen in staat te stellen iets van het zijne aan te reiken ter gemoedkoming van de ongelukkige stad Leiden.
Daar de gemeente vacant is, wordt U verzocht als “consulent “dit de gemeente voor te houden.
Dit is bij publicatie verordend.
24 januari 1807.
Voorgaande wordt ook als Memorie gezonden naar de Weleerwaarde zeer geleerden heer Clinge geliefd Evangelie Dienaar bij de Gemeente te St.Laurens.
30 Januari 1807.
De Weleerwaarde en Zeergeleerde Heer I.Monteijn, beroepen Leraar te Arnemuiden,thans nog geliefd Evangelie Dienaar bij de Hervormde Gemeente van Sommelsdijk
Het gemeentebestuur staat achter dit beroep en is bereid de nodige emolumenten etc. te verlenen.
“Wij hebben bij dezen gelegenheid gemeend en onsen genegenheid gaat daar heen om UwEd: tot het aannemenvan dit wettig en eenparig beroep vriendelijk te moeten uitnodigen en Ach konde onze drangredenen in staat zijn om Uw Eerwaarde ’s hart daar toe over te buigen hoe zeer zoude wij ons dan niet mogen vleijen met een gewenscht succes doch dit weten wij staat in onse magt niet maat alleen aan Hem die Harten der Menschen in Zijne handen heeft, en neigt tot alles wat Hij ziet dan de middelen die onder ’s Heeren Zegen daar toe dienstbaar kunnen zijn, vatten wij gaarne bij de hand en dan is dit dienende om Uw Eerw: op het vriendelijkst uit te nodigen om deze zo algemeen Roepstem in ’s Heeren Wetten zo volvaardig op te volgen als dezelve op UwEerw is uitgebragt en wordt aangeboden.
Zullen wij UwEerw: bij dezen melden dat deze Stede niet onaangenaam is om ter woonplaats van UwEerw:te verstrekken daar dezelve talrijk is en nabij den Hoofdstad van Zeeland gelegen zij, dat de Inwoonders Godsdienstig en Leeraarslievende zijn dat wij met het Kerkbestuur in de beste harmonie verkeeren den Vrede en broederlijke liefde beminnen. Steeds tragten voor te staan en te bevorderen dat wij een Schoon Kerkgebouw bezitten en de pastorij niet onaangenaam zij. Het is nog wel voor verbetering vatbaar,maar naar overleg is er mogelijk verbetering mogelijk. Komt u zelf alles in ogenschouw nemen.
Namens het Gemeentebestuur
Ter ordonnantie van de zelve,
Corn. Dan. Baars
17februari 1807
Aan het Dep.Bestuur van Zeeland.
Ten behoeve van de stad Leiden is een Inschrijvingsregister geopend, een collecte aan de huisen van de in-en opgezetenen en een besloten kist geduurende de tijd van 14 dagen op een convenabele plaats. Echter op het Register is niets ingeschreven geworden;de collecte heeft opgebracht f.22-6-; in de besloten kist is gevonden een somme van f.13 te zamen eene somme van f.35-6 .De Penningen zullen ten Comptoire Generaal der Middelen te Lande Mr. Boddaert te Middelburg zijn overgebracht.
Baars
Den 21 februari 1807
Aan de Raad der Financiën
Er is een nieuw model voor graanmaten, zoals die bij de ordonnantie op de Rondemaat en Gemaal in 1805 gearresteerd is .Er zou geen graan ter molen meer worden gebracht dan met de voorzeide maten gemeten. De ijker is ervan in kennis gesteld om deze voor onze rekening aan te schaffen. Maar tevergeefs . Ze worden niet aangeleverd, terwijl de tijd dringt dat deze verplicht zijn.Deze zijn nog als slapers. Wilt u ze ten spoedigste aanleveren
C.D.Baars
25 februari 1807
Het gaat over het plan tot verbetering van het Arnemuidse Vaarwater. De koopman I.Mareeuws ?te Middelburg zou dat in geschrift kunnen mededelen.
Naschrift Indien UEd: de een of ander van onze Inwoonders gelievde te spreken die vermeenen dat het leggen van een sas aan het oogmerk zoude beantwoorden, zal ik daarvan geïnformeerd wordende dezelve met mij medebrengen.
26 februari1807.
Aan het Departementaal Bestuur van Zeeland
In antwoord op verzoek tot opgave:
Ten behoeve van het gereformeerd Kerkgebouw en Pastorijhuis geen plaatselijke belastingen geheven worden en ook geen subsidie uit de plaatselijke kas , dan alleen hetgeen wij volgens Contact ten Jare 1799 met de gemeente ter gelegenheid van de overgave van het Kerkgebouw aangegaan tot onderhoud van den Thoorn, welke op de kerk staat jaarlijks aan dezelve zijn gehouden te voldoen.
Terwijl alhier genoegzaam geene Lieden woonachtig zijn, welke tot een ander dan tot het hervormd kerkgenoodschap behooren, egter in cas dezelve onderstand behoeve ook voorbeelden zijn, zij van de diaconie van voorz: kerkgenootschap bedeeld zijn geworden zelve dat aan hun bij het vertrek metterwoon naar andere Plaatsen door gedagte Diaconie Acte van Indemniteit zijn verleend geworden hoewel ongehouden, daar dezelve tot ondersteuning van den Armen weinig toedragen, dan alleen bij het doen van algemeene Collecten en ook geen andere Publieke Inkomsten bestemd tot onderstand der Armen alhier gevonden worden.
C.D.Baars
7 maart 1807
Aan de President en Raden der Stad Middelburg.
Integraal overgenomen
Edel Achtbare Heeren !
Daar men thans in een tijd verkeerd waarin door aanhoudende Oorlogen de Koophandel gestuit de zeevaart belemmerd de Fabrieken Trafieken in een woord alle Bronnen van bestaan die normaal bloeijden maar nu kwijnen, vervallen en opdroogen,is het geenzins te verwonderen dat de Klaagstemmen Vermenigvuldigen en met reden daar niet alleen den Koopman, Zeehandelaar en Fabriquant maar ook den naarstigen Ambagtsman ,den Vlijtigen Winkelier en den noesten Arbeijder door de Verstopping van die groote Bronnen zijn werkzaamheden ziet verminderen en tevens zijn Inkomsten ziet afneemen terwijl in die zelfde tijd alle behoeften des levens , in prijs augmenteeren en de lasten toeneemen, voorwaar beklagenswaardige toestand die de ondervinding ons leraart, hoe zeer het te wenschen ware dat de vrede der volkeren nimmer gestoort en de oorlogen van de aarde verbannen werden –
Dan deze van buiten komende oorzaak, is door ons niet te weeren, noch staat het in onze macht niet dezelve te veranderen , maar wanneer de Bronnen van bestaan aan het kwijnen geraken door oorzaken die in onze Vermogen zijn door gepaste middelen te keer te gaan dan niet op ons de Verplichting om met alle kragt en magt ten dien einde werkzaam te zijn en dit Achtbare Heeren is naar onze geringe vermogen onze lust en begeerte niet alleen maar ook onze tijdelijke belangen , roepen ons ernstig toe dat wij ons daar mede onledig zouden houden.—Vergun ons dan Achtbare Heeren dat wij de Klaagstemmen van onze goede Ingezetenen die in het midden onzer dagelijks opgaan en reeds een geruime tijd in onse Vergadering zijn ingedrongen UEd: Achtbare onder den aandagt mogen brengen daar veele van UEd: Achtbare Ingezetenen waar onder ook den aanzienlijkste niet minderstof hebben en ook werkelijk klagen over een en de zelve zaak .-
Reeds voor eenige Jaren mogten wij Verstaan dat de Importante kosten door UEd: Achtbare ten Jare 1792 geimpendeerd tot het uitdiepen van het Arnemuidsche Canaal van zo weinig vrugtbare en gewenschte gevolgen waren daar het zelve vaarwater zedert dien tijd merkelijk was aangeslibt en Jaarlijks meer en meer aanzande dat men veronderstelde en bedugt werd hetzelve binnen weinig Jaren niet alleen in den vorigen Staat te zullen zien herschapen maar geheel onbevaarbaar te zullen worden hetwelk niet anders dan een totaal verval der bij ons staande Zoutketen en een volkome ruïne onzer visschers de voornaamste Bronnen van bestaan dezer Stede ten gevolge zoude hebben, en waarlijk deze Voorspelling en vreeze word geregtvaardigd, daar voorzeide vaarwater actueel is aangerand en noch toeneemt dat men het zelve maandelijks ja volgens sommige wekelijks bespeuren kan zo dat geen schuiten die eenigsints geladen zijn ten zij bij extra vloed van dat vaarwater gebruik kunne maken , waardoor dan ook dat allernadeligst gevolg voor de zoutnering ontstaat dat aldaar het ongeraffineerd zout met schuiten niet zonder gevaar kan worden aangevoerd en zelfs verder eenige schippers hoe anders genegen hetzelve hebben gerefuseerd alsmede dat onze visschers met levendig vis aankomende aan het einde van het Canaal moeten blijven liggen om hun gevangen vis levendig te houden.
Meermalen heeft men ons dit een en ander klagelijk te kennen gegeven en ons ernstig aangezogt wij zouden doch aan Ued: Achtb: als van onheugelijke tijden dat vaarwater onderhouden hebbende en bij het behoud daarvan voor de binnenlandsche vaart; voor veele van UEd: Achtb: Ingezetene van het grootst aanbelang een of ander middel voorstellen,daar slaat men geen handen aan het werk den totalen ondergang dezer Stede binnen maar weinige Jaeren te dugten is.—
Dit heeft ons reeds eenige tijd daaromtrent doen werkzaam zijn en doen raadplegen met eenige onser oudste Visschers Lieden en ook met de geintresseerden in de zoutneering dezer Stede zo nopens de oorzaak van de aanzanding als ontrent het middel van redres.
En dewijl naar het oordeel van deskundige dit totaal ongeluk niet anders dan een onvermijdbaar gevolg is van een nalatigheid omtrent het ten eersten wegweeren van het Jongst begin eenre aanzanding die natuurlijk ontstaan meest op het stootpunt ? van twee gedeelten van denzelven vloed die ieder getijd rondom eenig Eiland zo van den Oostkant door het Veergat als van den Westkant van voorbij Vlissingen door Welzingen binnen valt en ook alzo stellig berekend en vooraf bepaald is daar ter plaatze waar deze opzanding thans het hoogst te zullen gebeuren, waar voor ook bij het Plan der uitdieping van de Zoutneering dat gaaf ? gearresteerd is bij UEd: Achtbaren in 1792 is bepaald deze aanzanding zo men die ontdekken zoude met de Schop of met den Beugel te doen weeren. “Indien niet even zo een goed verval bemerkt konde worden, aan den Westkant als aan den Oostkant , nu door de Uitdieping van 1792 bewerkt en steeds verbeterd is, zo dat onze Stad aan dien kant waar van onheugbare tijden bevorens anders de meest kostbare spenduls ? benodigd waren althands die Verbetering bij de laatste bovengemelde uitdieping nu veertien dagen geleden, geen oogenschijnlijk gevaar voor altoos meer overlaat.
Dan daarin dat zelfde tijdsverloop geen benodigde hand geslagen is aan het onvermijdbaar even noodzakelijk vertragen ? van het verval aan den Westkant en het bevoorderen van de Ebbe aldaar en nog minder aan het spoedigst opruimen van de aanzanding in het Arnemuidsch Canaal, zo is natuurlijk in dat tijdsverloop van Veertien Jaren deze aanzanding tot de tegenwoordige van Jaar tot Jaar naar mate het verminderen van doorstromend water in meer dan Verdubbelde proportie toegenomene hoogte aangegroeid , zo dat bijna nooit en dan nog op het hoogste der Vloed de Communicatie met Holland met de Zoutkeeten en voor onze Visschers zelfs naar en van deze stad open blijft en wanneer deze na een langer werkeloosheid eenmaal geheel zal gesloten zijn, het onherstelbaar Verlies van ons Vaarwater daar van het onvermijdelijk gevolg moet zijn, zo kunnen wij niet verzwijgen het reddings middel dat ons van goedehand is aangewezen met vrijheid om daar van bij UEd: Achtb: gebruik te mogen maken bij dezen aan UEd: Achtb: op te geven.—
En dit zoude bestaan in de spoedigst wegweering van een gedeelte dier zandstoffen en voor de geheele lengte van die droogte , in de midden van het Canaal door te doen graven een geul van drie voet diep wijders van onder twee en boven drie a vier voet en deze Stoffe successievelijk te doen inladen in ulieder Stads Slijkponten dezelve alzo op haren last in en getijde gebragt zijnde , bij hoogwater alle in een regte lijn agter den anderen over de gemaakte geul vastgemeerd zijnde een geheelen vloed gelegen hebbende en met den tweeden Vloed weggevoerd en aan den Stads geijkte bakken gelost weder agter oft westwaards op het het eind van deze begonnen geulen aangelegd, bij laagwater gevuld en alzo successievelijk over die geheele droogte vervolgd zijnde op eenmaal die openstellen moet, dan drie voet dieper ene drie vroegere passages van eene ongelooflijken groote massa van water, die bij de nagtsevening in deze maand en over en doorvloeijen moet en telkens aanwinnende den aanzanding in zeer korten tijd tot deszelfs in 1792 gegraven diepte door den sterkeren stroom herbrengen kan en dus de communicatie nu zo zeer bekend volkomen zoude, en alzo is er weder meer aanwas voortgezet en altoos behouden worden tot zo lang dat door een te bemerken verval aan Welzinge het herstel aan den westkant even als aan de Oostkant ware daargesteld.
Dat dit zelfs mogelijk is, op een tijdpunt te bewerken door een genoegsame aantal van 100 of 200 menschen over eene uitgestrektheid 1500 tot 200 Roeden is door onwraakbare Proeven bevestigd, maar dewijl de stadt slijkponten dit zelve , schoon in meerder tijd zonder extra onkosten bewerken kunnen, zo nemen wij de vrijheid dat allerminst kostbare plan aan UEd Achtb. Attentie op het nedrigst en me het meest Empressement aan te beveelen en van UEd benevolentie te verzoeken op het spoedigst te doen bewerkstelligen.
En daar wij UEd: Achtbare zouden te kort doen, wanneer wij minder activiteit bij UEd: Achtb: veronderstellende plaats te vinden, dan hetgeen wij betuigt hebben bij ons te huisvesten,te meer daar het belang van zooveele van UEd: Achtbare Ingezeten met de onze op het naauwst verbonden is, en het redres van het vermelde Vaarwater voor dezelve van een uitgebreid nut en onbeschenkbaar voordeel kan verstrekken, zo is het dat wij met alle fidutie het voorgestelde Plan en ernstige raadpleging aan UEd; Achtb: mededeelende wij naar UEd: Achtb: in de bescherming des Allerhoogsten te hebben aanbevolen d’eer hebben ons te noemen.—
Edel Achtbare Heeren !
N.B. Een groot deel van bovenstaande missive is met pen onderstreept.
UEd: Achtb: Dienstv: Dienaren
Het Gem: Bestuur voornoemd
Ter Ordonnantie van het zelve
Corn: Dan: Baars secretaris
Den 7e Maart 1807
Aan d’Heer van Deinse Schoolinspecteur.
Alle pogingen om tot de aanstelling van een Schoolonderwijzer te komen van het meest nut in het winterseizoen schijnen vruchteloos gebleken: vooral omdat de Wet een persoon op de ene plaats wel bevoegd verklaard, maar op een andere plaats niet.
Er wordt echter geen middel aan de hand gedaan, dan een meerdere bekwaamheid.
De Persoon van Hofman heeft zowel bij ons als bij de kerkenraad genoegen gegeven, mede door mondelinge als schriftelijke getuigenissen; ook voelt deze zich tot Arnemuiden “aangetrokken “
Het Bestuur kan zich tegen die Wet verzetten of wel voorz: voorziening voor te gaan die men meent niet te kunnen beletten
Aan Hofman Schoolonderwijzer
In het Woud
Het bestuur drukt spijt uit dat Hofman niet aan het vereiste examen kan deelnemen, daarom kan hij slechts provisioneel aangesteld worden. Wel moet hij volgend jaar een examen afleggen voor de 2e Rang, “ alsdan een finale aanstelling te doen.
Het Ministerie meent dat er voor iemand die tegen de Wet een sollicitatie doet en naar een Plaats staat, waar hij niet gerechtigd is geen Stap in faveur behoord gedaan te worden, en dus alle Poging vrugteloos zijnde het Bestuur in de onmogelijkheid gesteld word om uw wettig te beroepen en genoodzaakt is om de Plaats als Vacant open te stellen tot den 1e Meij aanstaande,zodat Uwe in geval van het afleggen eener Examen voor den tweeden Rang als nog gelegenheid heb, om te solliciteren en ook waarschijnlijk als dan de Voorrang zoude hebben.
Wat uw verzoek betreft om Restitutie der Reijskosten naar herwaarts vind men de opgaaf daarvan al vrij hoog,terwijl gij zonder aanzoek van het Bestuur zonder noodzakelijkheid en zonder het Bestuur daar van den minste kennis te doen dragen, 3 a 4 dagen zijt gebleven en uw onkosten zonder dat zulks vereischt werd verzwaard, egter heeft zij ter gemoetkoming van uwe gedane verschotten aan den Veerman waar gij gelogeerd heb de Uw opgeschoten 4 Rijksdaalders betaald benevens 4 gulden van Verteer in de verbleven dagen, en die Lieden zullen dus Uw Horologie doen geworden waarmede men denkt wel te kunnen volstaan.
Wat aangaat Uw verzoek om een een bewijs dat Uwe alhier tot genoegen een Examen hebt afgelegd en door Gem. Bestuur en Kerkenraad wettig geroepen zijt kan niet ingetreden worden daar geen van beiden heeft plaatsgevonden.
Etc
Den 14 Maart 1807
Aan den Weleerw; Zeer Geleerde Heer Pr van Eck beroepen Leeraar te Arnemuiden thans nog geliefd Evangeliedienaar te Cloetinge
Er wordt ten tweeden maale een beroepuitgebracht op de bovengenoemde Leraar, o.a.als wij begrepen hebben dat een andere beroepen leraar heeft bedankt.
Het Gemeentebestuur handhaaft het vorige aanbod en emolumenten etc.
Het betref een eensgezind beroep
23 maart 1807
Aan de Gedeput: Leden uit het Departementaal Bestuur van Zeeland.
Antwoord op een Missive van de HeerA.I. Marinussen Rentmeester der Nat. Domeinen herkomende van den Vorst van Nassau gelegen onder de Steden Vlissingen en Veere geschreven te Vere met bijvoeging van een Exemplaar van een ordonnantie bij den Vorst van Nassau nopens den Vistol te Vere gearresteerd in dato 20 Mey 1770.
Wij waren niet weinig verwonderd over de kennisgeving en verzoek bij voorz: Missive ons gedaan en vinden geen de minste vrijheid om het verzoek te obtempereeren aangezien wij oordeelden dat die ordonnantie alleen zijn betrekking heeft op de Visschers der Stad Veere,te meer werden wij in die gedagten gesterkt, door dien dezelve ordonnantie in den Jare 1770 gearresteerd en nu 37 jaren geleden maar eerst van applicatie op de Visschers dezer Stede werd gemaakt en geenen der voorgaande Rentmeesters van den genoemden vorst het aldus zouden verstaan hebben en mitsdien aldien tijd zouden hebben vrijgelaten van een belasting waar over de visschers van Veere meermalen klaagden als daar mede boven andere Visschers te zijn bezwaard blijkens een Extract uit het Register der Resolutien van den gewezen Domein Raad, in dato 12 sept 1787.
En daar het ons niet geoorloofd zij eenige de minste belasting van onse In en Opgezetenen te vorderen ten zij daar toe door UwEd: te zijn geoctroijeerd vermeenen wij ook den zelven Rentmeester geen vrijheid had…… daarom zullen wij het verzoek difficulteren.
Onze vissers hebben algenoeg ramspoeden ondergaan, de visvangst bezwaarlijk en met zeer veel gevaar uitoeffenen in deze actueele omstandigheden mogen bevrijd blijven van een last van niet minder dan 5 stuiver van de 6 gulden die hun niet weinig drukken zal en hare armoedige Staat kommerlijk maken en waar toe men ons achtens geen gegrond recht nog kragt heeft, en dat mitsdien door Uw Ed: den genoemden Rentmeester en deszelfs gequalif. De invordering van voorz; gepretendeerd Regt en Vistol voor zoveel onze visschers betreft mag worden geinterdiceerd.
Meermalen ten behoeve dezer Stede en hare Inwoonders ons bij UweEd: niet vrugteloos geaddresseerd hebbende hetwelk wij met gevoel van dankbaarheid ons herinneren en bij dezen erkennen zo zijn wij met volkomen vertrouwen aangedaan dat Uwe Ed: deszelfs kragtdadige hulp in dezen ook wel zullen gelieven te verleenen.
Namens het Gem Best
C,D.Baars.
Weer een brief aan de Rentmeester der Nat: Dom:
De vissers van Vere zijn vroeger belast. Die van Arnemuiden nooit
Het verzoek wordt daarom gedifficulteerd.
27 maart 1807.
Op 30 maart 1807 weer een brief.
Aan de Gedeputeerden uit het Departementaal Bestuur van Zeeland.
Met betrekking tot de inhoud van het 59e Art. der Ordonnantie op het Kleinzegel, daaraan is voldaan ten aanzien van de overboeking van alle vaste goederen op de namen van de tegenwoordige bezitters en het in orde brengen van de Registers of Cohieren.
De huizen, pakhuizen en alle andere gebouwen zijn in deze stad zijn overgebracht en gesteld op de namen van de tegenwoordige Eigenaren. Dat geldt ook voor het nieuwe Register van Nieuwerkerke. Wat Te Mortiere betreft; het lukt tot nu toe niet omdat er geen overloper voorhanden is. Daarom verplicht om van de Ontvanger van de Water en Dijkpenningen dier Landen een Copie uit deszelfs Register te verzoeken.
1 april 1807.
Aan de Heer Marinisse Rentmeester.
Dankbaar voor de uitleg; maar niet overtuigd dat dit voor vissers uit Arnemuiden zou moeten gelden. Het betreft hier het markizaat van Vere.
4april 1807.
Aan Zijn Excellentie den Minister van Financiën van Zijne Majesteit den Koning van Holland.
Den Rentmeester der Nat.Dom. herkomend van den Vorst van Nassau gelegen onder de Steden Vlissingen en Vere A.J.Marinussen heeft ons bij Missive van den 21e Maart dezes Jaar te kennen gegeven dat door Hem den Persoon van I. Coraay wonende alhier was aangesteld ten einde het Regt van de Vistol van de Visschers dezer Plaats van de Vis welke zij aan het einde van het Arnemuidse Vaarwater aan de Brabanders verkoopen en leveren in te vorderen, ons daar bij verzoekende denzelven te adsisteren de Visschers voor ons te ontbieden hun dat voor te houden en ernstig te vermanen daar aan te voldoen tot voorkoming van schade en zulks alles op grond van het 2e Art: eener ordonnantie bij den voorn: vorst van Nassau gearresteerd in dato 20 meij 1770 waarvan een Exemplaar daar nevens was gevoegd
Wij kunnen niet ontkennen dat dit een en ander ons zeer surpreneerde en wanneer wij de orders inzagen kwam het ons voor dat dezelve alleen zijn betrekking had op de visschers der stad Vere of veel andere Visschers welke hun vis aan de Hoofden of binnen de haven der stad Vere kwamen te verkopen en vonden mitsdien geen vrijheid om dadelijk aan dat verzoek te obtempereeren maar daarin te difficulteeren en tevens bij de kennisgeving daarvan aan denzelven Rentmeester ons tegelijk bij het Dep. Bestuur te moeten addreseeren en ten behoeve van onze verarmde Inwoonders te verzoeken dat dezelve van den last mogten bevrijd blijven.
Den gedagten Rentmeester heeft bij Missive van den 28 Maart l.l. andermaal aangedrongen om aan Zijne Instantien te beantwoorden en wel voor den eerstvolgende Postdag of dat hij anders zich verplicht achtede tot maintien van het Regt bijUwe Excellentie te zullen addresseren en hebben denzelven daar op gerescribeerd dat de Invordering van het Regt ons onbillijk voorkwam en wij niet konden beseffen dat eene ordonnantie na bijna 37 jaren oud eerst nu van applicatie werd gemaakt op de Visschers dezer Stede daar zelve uit die ordon: bleek, de vistol rees voormaals van de visschers der stadVere was gevorderd welke zo het scheen uit een Extract uit de Res: van den gewezen Domeinraad in date 12 Sept 1787 agter die ordon: gevoegd meermalen zich hadden beklaagd boven andere Visschers met dat Regt te zijn bezwaard en dat nog voorzeide Domein Raad noch alle de voorn: Rentm: der belasting van onze Visschers hadden gevorderd en welk Regt door den Voorn: Vorst van Nassau gevorderd ons toescheen uit een meerder Regt voorkwam die denzelven als Marquis der Stad Vere op deszelfs Inwoonders was hebbende als wel uit eenig andere hoofde en verzogten mitsdien den genoemden Rentm: hangende de Deliberatien van het Dep: Bestuur zo met de invordering als het vervolgen dier zake te supercedeeren.
Op heden ontvangen wij een Res: van het Gedep: Bestuur van Zeeland van den 6 dezer dienende tot antwoord op onze Missive van den 21 Maart te voren waar bij ons werd te kennen gegeven, dat hoe zeer het die vergadering is voorgekomen “dat de Visschers te Arnemuiden woonachtig niet gehouden of verplicht zijn tot de betaling van den vistol op den voet en wijze zo als die door den Rentm: van hun schijnt gevorderd te worden niet te min ten aanzien van ons verzoek ons aan Uwe Excellentie mogten renvoyeren “
Dien ten gevolge is het, dat wij de vrijmoedigheid gebruiken om ons ten behoeve van onze Inwoonders bij UweEcellentie te addresseeren en eerbiedig te verzoeken dat uwe Excellentie in consideratie neemende de veele tegenspoeden van de visschers in het algemeen en van de onze in het bijzonder daar dezelve ook meermalen het verlies van schuiten hebben moeten ondergaan en betreuren onderscheidene een langdurige gevangenis in ’s Vijands Land hebben moeten verduuren; veele verhinderingen in hun beroep door den Vijand zijn toegebragt in een zeer vreeme omstandigheid zijn gekomen, zo dat in de behoeften der arme dezer Gemeente niet naar behooren kan worden voorzien, en nog heden hun beroep met het uiterste gevaar als van tijd tot tijd van den Vijand moetende vlugten exerceerende zo dat zij de vis maar steelsgewijze moeten vangen, het uwe Excellentie doch mag behagen hun welke actueel geen lasten kunnende vragen van een last die van hun voormaals nimmer gevorderd is gelieve te libreeren, en voorn: rentm: de Invordering daar van te interdiceeren.
Met gevoelens van alle hoogachting en verschuldigden Eerbied.
C.D. Baars
Extract
Beide Colleges zijn blij met de toestemming van de heer van Deinse een nieuwe schoolonderwijzer : van der Wiel, te mogen beroepen die over een mooi handschrift beschikt en ook als voorzanger kan fungeren.
Wij hopen dat hij op grond van onze toezeggingen erop zal gaan.
13 april 1807
C.D.Baars
Van der Wiel gaat er niet op in: hij is bevreesd voor de zogenaamde Zeeuwsche koorts;
Wij zijn buiten staat “het lugtgestel”alhier te veranderen.
Stellig speelt ook een andere oorzaak een rol: onbekend, maakt onbemind. Mogelijk kan hij ergens anders terecht onder een/of meer gunstige voorwaarden.
4 mei 1807.
Een beroep op de Evangelie Dienaar te Wissekerke in Noord-Beveland om het beroep naar Arnemuiden aan te nemen.
Arnemuiden is niet ongodsdienstig en zeer leraarlievend volgens secretaris Baars.
8 mei 1807.
Reactie op het verzoek om Franse deserteurs op te sporen en dadelijk bij aantreffen te arresteren en aan het naast Militair Garnizoen over te leveren.
Er zijn echter geen deserteurs on conscrits aangetroffen; terwijl wij de herbergen dezer Stede de strengste orders hebben gegeven van niemand te logeeren tenzij alvorens deszelfs Pas aan onzen President te hebben doen viseeren
11 Meij 1807.
Lijst van de Landen en Huisen
Uit kragte van Testam: Disp: en andere bescheiden door den Secretaris te Arnemuiden van januari tot ultimo maart 1807 overgeboekt.
Januari 20: Een Zoutkeet genaamd de Hoop staand op den Keetdijk bij Arnemuiden van de Naam van Hendrik Meeuwre ? overgebragt op de naam van Johanna ? van de Kamer
Febr 5: 33 gem. 206 ½ A; gelegen onder Arn: in Mortier van de naam van vrouwe Jacoba van den Brande wed: mr Adriaan van de Perre, overgeboekt op de naam van vrouwe Johanna Maria van den Brande.
C.D. Baars
11 mei 1807
Aangesteld tot Meter van de ronde maat Jan Simonse
16 Meij 1807.
Aan Mons van der Veen
Wij kunnen niet wel het aantal Scholieren opgeven aangezien er van de winter meerder opkomen dan in het Zomersaisoen en den laatsten Schoolh: zijn pligt niet betacht hebbende het getal daar door gering was, egter zijn wij van gedagten dat eene goede onderwijzer alhier komende over het gering getal niet zal behoeven te klagen, vooral niet in het wintersaisoen, men es dus mede in het onmogelijke om de daar van komende Schoolgelden te bepalen doch ik kanUE: berigten dat de volgens eigen aanteekening van den overledenen Schoolhouder zulks in het Jaar 1796 zuiver heeft belopen 49 pond :19 zonder het het lands tract: van 20 pond dat van deze stede van 8 pond : 6:8 het onderwijs aan de armkinderen 3 pond:6:8 het ophalen van de gelden van de zitplaatsen in de kerk 3 pond: 6:8, het schoonhouden van de
Kerk 4 pond, het bezorgen van de stoven in de winter voor Regering en kerkenraad waarvoor men 70 lasr turf bekomt en andere geringe emolumenten bij het doopen trouwen.
Geen vrije woning:hier op het platteland niet in gebruik; ook weinig gelegenheid tot extra les in de Franse taal.
Het zoude ons aangenaam geweest zijn ingeval UE: op Zaterdag in Junij aanstaande alhier was als zijnde dien dag tot de nadere examen bepaald, wanneer ook nog een ander sollicitant van den derden Rang zich alhier zal laten vinden en ter voorkoming van alle moeijlijkheden nopens de vergoeding der reiskosten, zal men Uwe daar voor het zij Uwe al of niet word aangenomen of dat uwe bij de beschouwing der Plaats al of niet geïnclineerd zijt goed doen
…………… Rijksdaalders
30 Meij 1807.
Aan Mons. Hogerheide te Bergen op Zoom
Op Zaterdag den Junij a.s. des namiddags ten drie uuren de nadere Examens van de sollicitanten tot de vaceerende Plaats….. ter informatie
30 meij 1807
C.D.Baars.
Aan de Weleerwaarde Heer van Deinse,
Bewijzen van bekwaamheid van de heer Hogerheide toegezonden.
Verder een elucidatie met betrekking tot een eventuele sollicitatie van de heer van der Veen
30 meij 1807
Beroep op den Evangeliedienaar I. van Heusden te Hilvarenbeek waarin per brief de situatie in Arnemuiden als gunstig wordt voorgesteld. Bij Middelburg etc.
4 junij 1807.
Aan de Heer A. van Deinse
Schoolopziener van het District van Zeeland
Uit nevensgaande Verbaal kunt u consteeren dat H.W. Hoogerheijde tot schoolonderwijzer voorzanger en koster door het gecombineerd Collegie van Wet en Kerk is benoemd.
Wij verzoeken getuigenis dat de Weth door ons is geobserveerd geworden ten einde bij den Heeren Landdrost van Zeeland de approbatie te erlangen en de beroepenen met de vereischte Acten te kunnen voorzien
Junij 1807