Zeeuws Archief Inventaris van de Archieven van de gemeente Arnemuiden
Toegangsnummer 1200 Inventarisnummer 141 deel 2 juni 1834 - december 1834
Aan ZExcie de Lieutenant generaal
Operbevelhebber der troepen
In Zeeland
Onderwerp: om verlof J. van Belsen
Het door Uw Excie verleende verlof van 2 maanden aan den Schutter J. van Belsen
Van de afd Zeeuwsche Schutterij mij bij missive van den 8 April j.l. medegedeeld den 12e aanstaande zullende expireren, neem ik de vrijheid op verzoek van deszelfs vader Uw Excie eerbiedig te verzoeken dat verlof te prolongeren om gedurende de zomermaanden zijn beroep als visscher op zijn vaders schuit en in belang van denzelven kan het zijn te mogen blijven uitoefenen.
Ik heb de eer met Eerbied mij te teekenen
Den 5 Junij 1834
Aan de Minister van Binnelandsche zaken en Directeur Generaal
Van Oorlog
Onderwerp: om verlof R.van Belsen
Bij Uw Excie dispositie van den 1e en 13 Maart dezes jaars op het rekwest van D.J. van Belsen alhier woonachtig aan ZM den Koning gepresenteerd en door Hoogstdenzelven bij disp: van 4 Jan: 1834 aan Uw Excie gerenv: houdende verzoek dat aan zijnen zoon Robbert Loteling van den ligting van 1827 een onbepaald verlof mogt worden verleend aan gedachte loteling door Uw Excie een tijdelijk verlof van drie maanden goedgunstig is toegestaan welk verlof den 26 dezer maand staat te expireren.
Op het verzoek van deszelfs vader en heel bijzonder van zijn huisvrouw neme ik de vrijheid Uw Excie eerbiedig te verzoeken om aan gen: R.van Belsen dienende bij de 9e afd: Infanterie ; kan het niet zijn een onbepaald verlof te verleenen, dewijl hij reeds is van de ligting van 1827 als dan aan hem goedgunstig een verlof van drie maanden toe te staan op dat hij nu in het voornaamste saizoen van de visscherij in staat zij noch iets voor zijn huisvrouw en kindje te kunen verdienen.
Ik verzoek Uw Excie mijne vrijpostigheid verschoonen en heb de eer mij eerbiedig te noemen.
Den 9 Junij 1834
Aan den Heer Kapt: Michielshoff komm; de 2e Komp: van het Batt Art etc.
Onderwerp: om prolongatie verlof D. Grootjans
Om dezelfde redenen aan UEG bij mijn brief van den 20 der vorige maand medegedeeld , neme ik de vrijheid UEG op verzoek van de vader van de soldaat D: Grootjans prolongatie van deszelfs verlof maar tot den 27 dezer den 31 mei j.l verleend vriendelijk te inviteren; terwijl ik de eer heb met alle hoogachting mij te noemen
Den 17 Junij 1834
Aan de Heer Gouverneur van Zeeland
Onderwerp: Collecte gewapende dienst
Wij hebben de eer in voldoening aan uw Excie circulaire van de 27 Jan: dezes jaars (PB 108) Uw Excie te berigten dat de collecte ten behoeve van het fonds ter aanmoediging van de gewapende dienst in de Nederlanden heeft opgebragt de som van f. 9:71 ½
Den 18 Junij 1834
Aan de Heer Ontvanger der Registratie te Middelburg
Onderwerp: Correspondentie Registratie kantoor
Wij hebben met verwondering in UEd: miss; van gisteren no 292 gelezen dat door UwEd: te vergeefsch alle middelen zijn beproefd om de daar bij gevoegde waarschuwingen aan derzelver adres kosteloos te doen geworden, daar die door de ondergeschikte bedienden onzer gemeente worden geweigerd, daar noch in de vorige week 6 zodanige billetten onzen Burgemeester zijn toegekomen, en dat dezelve bezorgd zijn geworden zal men reeds aan UEd kantoor ontwaard hebben terwijl wij onkundig zijn, dat noch immer eenige billetten van UEd: kantoor ons zijn toegekomen die niet dadelijk zijn bezorgd geworden.Intusschen durven wij ook niet zeggen , dat de Plaatselijke bedienden verplicht zijn om zonder de minste belooning voor UEd: kantoor dienstbaar te zijn, te meer daar in vroegere dagen door de Ontv: der Registratie eene geringe belooning is toegekend geworden, en dat ook in dat geval de ontv: van de Dir: Bel: Bewaarder van het kadaster en andere Rijksambtenaren dit van hun zouden kunnen vorderen, daar de bezorging van de billetten even zoo wel het belang van ’s Rijks Schatkist als onze daar bij betrokkenen ingezetenen dit vordert, terwijl zij geen Lands maar plaatselijk bediende zijnde voor zoo ver het Plaatselijk bestuur dit betreft en waar voor zij maar eene matige belooning genieten.
Wij herhalen het, dat wij onbekend zijn, noch een billet is geweigerd geworden om aan zijn adres te bezorgen, maar dit is ons bewust dat UEd: bedienden wel eens eene weigering van bezorging van zoodanigen waarsch: bij den kruidenier Serlé à costi hebben ontmoet, die meende de brieven voor zijn schoonvader wel te moeten aannemen maar niet voor alle andere Ingezeteten van onze gemeente, daar dir zoodanig was toegenomen even of het een postkantoor voor Arnemuiden was, en dit is gestuit geworden, en zoo wij meenen met regt, aangezien hij met alle Ingezetenen niet is bekend, en alzoo dikwijls niet in de gelegenheid om die aan hun adres te doen toekomen.
Mogt UwEd: mitsdien goedvinden om aan onze Bode of veldwachter eene geringe belooning toe te kennen gelijk voormaals door dhr Ontv: van de Reg; plaats vond, en dan die aan het adres van de Burgemeester ter gewonen plaats te doen toekomen dan zoude dit bezwaar worden opgeheven
Den 20 Junij 1834
Aan Heeren GS van Zeeland
Onderwerp: Gemeente Comptabiliteit
Wij hebben de eer UEGA overeenkomstig het bepaalde bij UEGA besluit van den 1 febr: 1833 (PB no 22) te kennen te geven dat door ons in den loop van het vorige kwartaal is betaald geworden te weten
Voor grondlasten over 1834 f.132, 59
Zegel voor de quitantie 21
En voor Water en Dijkpenningen 4, 37
Te zamen f. 137, 17
Terwijl op de begrooting voor dit
Jaar 1 Hoofst art 17 daar voor is
Gealoueerd de som van 130,==
Zoo dat het tekort ter somme van 7, 17
Uit de post van onvoorziene uitgaven 3 Hoofst art 36
Is betaald geworden
Den 1 Julij 1834
Aan de Heer Gouverneur van Zeeland
Onderwerp: Wering bedelarij
Wij hebben de eer Uw Excie te berigten dat in onze Gemeente bij voortduring een naauwkeurig toezigt wordt gehouden tot wering der bedelarij , en dat in het afgeloopenen kwartaal dezes jaars geene bedelende personen alhier zijn ontdekt of voor ons gebragt geworden.
Den 3 Julij 1834
Idem
Onderwerp: Maten en gewigten
Wij hebben de eer Uw Excie te berigten dat in onze Gemeente een getrouw gebruik wordt gemaakt van de nieuwe Ned: maten en gewigten, en dat bij een aanhoudend toezigt daarop tot heden geene overtredingen zijn ontdekt geworden
Den 3 Julij 1834
Idem
Onderwerp: Broodzetting
Nevens deze hebben wij de eer aan Uwe Excie te doen toekoemen een staat der broodzetting in onze gemeenteover het tweede kwartaal dezes jaars zooals die naar de opgave der marktprijs alhier is geregeld geworden
Den 3 Julij 1834
Aan Heeren GS van Zeeland
Onderwerp: om autorisatie onvoorziene uitgaven
Zoo aan het klokkenspel als het uurwerk dezer Gemeente is eene zoodanige verwarring ontstaan die bij het opmaken der begrooting in Aug; 1833 niet was voorzien, en welke evenwel om een en ander behoorlijk gaande te houden, herstel verEischt en waarvan de kosten bedragen de som van f.53,85 die wij de vrijheid nemen UEGA te kennen te geven en de noodige autorisatie eerbiedig te verzoeken om die buitengewonen kosten uit de post van onvoorziene uitgaven voor dit jaar te mogen voldoen.
Wij nemen ook deze gelegenheid waar om daar bij UEGA te verzoeken mede uit genoemde post te mogen betalen eene som van f.3,10 ½ voor eene blikken busch en leere riem die wij benoodigd hebben, voor de plans en kaarten dezer gemeente welke wij jaarlijks aan den Bewaarder van het kadaster moeten zenden, om de noodige veranderingen daar op aan te teekenen en waar voor zoo een busch zeer geschikt is om dezelve bij heen en weder brengen voor alle schade te bewaren.
Den 4 Julij 1834
Aan de Heer Gouverneur van Zeeland
Onderwerp: verbaal Stedelijke Kas
Wij hebben de eer nevens deze aan uw Excie te doen toekomen een verbaal van onze bevinding van den staat der Plaatselijke kas volgens de bestaande verordening door ons heden opgemaakt en geteekend
Den 4 Julij 1834
Aan de Heer Generaal Kommandant der troepen te Gorinchem
Onderwerp: verzoek verlof P van Belzen
Bij eene dispositie van ZExcie den Heer Dir: Generaal van Oorlog van den 13 Maart l.l op daartoe gedane verzoek aut: verleend om aan den fuselier P. van Belzen van de 4 Komp 2 Batt 9 afd; inf; een verlof van 3 m; te accorderen om als visscher zijn beroep alhier uit oefenen ten einde in de behoeften van zijn vrouw en kind te voorzien.
Die tijd verstreken zijnde, is gen: fus: die van de ligting is van 1827 naar zijn korps geretourneerd en uit naam van zijn vrouw en vader verzoek om prol: van dat verlof gedaan, dat zonder twijfel in handen van uw Excie reeds is of komen zal, of wel mogelijk niet teregt gekomen, dat alleen heeft plaats gevonden om redenen dat eerstgem: verzoek in handen van gem: ZExcie: is gekomen en die autorisatie is verleend.
Intusschen is nu door zijn vertrek eene zwangere vrouw en kind zonder middel van bestaan terwijl de ouders van die beide lieden meer dan genoeg hebben om in hunnen eige bstaan te voorzien waar bij komt dat de overige zomermaanden het voordeeligste zijn, om voor de visscherij iets voor het tegenwoordige en de daarop volgende winter te verdienen, en dat onderscheidene van die ligting van 1827 van een onbepaald verlof jouiseren .
Ik neem alzoo de vrijheid zoo in het belang niet alleen van de vader die hem zeer op zijn kordenschuit behoeft, maar wel voornamentlijk voor zijne zwangere vrouw en kind Uw Exce zeer vriendelijk te verzoeken om aan gem: fuselier kan het niet zijn een onbepaald, dan doch een drie maandsche verlof te verleenen of dit zoo het hier vorengem: plaats vind, als dan door Uw Excie veel vermogende invloed te bewerken dat aan hem dat verzoek geaccordeerd word.
Uw Excie houde mijne vrijpostigheid ten goede en gelieve te gelooven ik de eer heb met alle hoogachting mij te noemen
Den 5 Julij 1834
Aan de Heer Gouverneur van Zeeland
En Prov: Geneesk: Commissie
Onderwerp: vaccine
Wij hebben de eer Uw Excie kennis te geven dat bij ons geene berigten zijn ingekomen dat gedurende het 2e kw; dezes jaars iemand van onze Gemeente is gevaccineerd geworden of dat de kinderziekte alhier heeft geheerscht.
Den 10 Julij 1834
Aan ZExcie den Heer Dir: Generaal
Van de Marine
Onderwerp: Lootsgeld M. Schroevers
De vrijwillig dienende matroos M. Schroevers behoorende tot mijne gemeente thans geplaatst op ZM Fregat Euridicé ter Reede van Vlissingen, onlangs vernomen hebbende dat F. de Nooijer wegens verdiende lootsgeld op de Kanonneerboot no 5 in Novb & decb 1832 door uw Excie bemoeijingen daar van betaling heeft bekomen en in het zelfde geval verkeerd hebbende dat door zijn krijgsgevangenschap de declaratie van zijn verdiende lootsgeld op den Kanonneerboot no 24 is zoek geraakt ter somma van f.26,50 en daar van tot heden geene tegemoetkoming heeft mogen geworden, zoo heeft hij dienaangaande de de noodige declaratie laten opmaken met de nodige bewijzen van de deugdelijkheid van die pretensie, en die mij ter hand gesteld, ten einde bij Uw Excie eene poging aan te wenden, opdat hij mede daarvan als nog de voldoening mogt worden toegekend.
Ik neem alzoo de vrijheid die declaratie in triplo opgemaakt met de noodige bewijzen hier bij te voegen Uw Excie eerbiedig te verzoeken, om door deszelfs veel vermogende invloed bij ZM te bewerken dat ook aan dien noch vrijwillig dienende matroos deszelfs verdiend lootsgeld mag worden goedgedaan
Den 11.Julij 1834
Aan Heeren GS van Zeeland
Onderwerp: verzoek autorisatie onvoorziene uitgaven
Bij UEGA besluit van den 4e dezer maand no 19 de begrooting van het Arnemuidsche kanaal door de daar over bestaande commissie van toezigt ingezonden ge edepheerd ?? zijnde en waar bij onze gemeente wordt verplicht voor de buitengewone kosten een renteloos voorschot te doen van f.87,50 dewelke op onze begrooting niet is gemeld.
Wij nemen mitsdien de vrijheid UEGA autorisatie te verzoeken om de som uit de onvoorziene uitgaven van dit jaar toegestaan te mogen betalen.
Den 16 Julij 1834
Aan dhr gedelegeerde voor de toezigt op de veldwachter
Onderwerp: Berigt over veldwachter
Ik heb de eer in voldoening aan art; 59 van het Reglement op de inrigting der veldwachters UEG te berigten dat de veldwachter mijner gemeente zijn dienst bij voortduring goed en wel waarneemt en ook op zijn gedrag niets heb aan te merken dan het zij mij vergund UEG op te merken dat het mij is voorgekomen en in deze maand of liefst gedurende de oogsttijd geene Inspectie van hun mogt plaats hebben “dewijl in dien tijd hunne toezigt op de velden bijzonder gevorderd wordt, en ook is het geen geringe last om zesmaal in het jaar met al hun goed door wat weer ook twee of meer uren te marcheren, mij komt voor dat die Inspectie wel een paar keeren aan de Burgemeester kan worden toevertrouwd, bij wien zij dagelijks verpligt zijn, rapport van hunne bevinding te doen.
Den 31 Julij 1834
Aan den Heer Directeur Generaal
Voor de Marine
Onderwerp: Attestatie de vita
Op verzoek van Adriana Dingemanse, weduwe H: Buster, alhier woonachtig, heb ik de eer nevens deze aan Uw Excie te doen toekomen een attestatie de vita door mij heden opgemaakt met verzoek om de ordonnantie van betaling van het pensioen bij ZM besluit van en 24 April haar toegekend over de eerste zes maanden dezes jaars te verleenen
Den 2 Aug 1834
Aan Zijn Excie den Lieutenant generaal Opperbevelhebber
Der Troepen in Zeeland
Onderwerp. Om prolongatie verlof J. van Belzen
Hoewel ten gevolge van het gunstig besluit van ZM van den 25 Julij j.l. het grootste gedeelte schutters huiswaarts zullen keeren, zoo is het doch waarschijnlijk dat alvorens door de regeling van de daar in vervatte bepalingen deze maand reeds ver verloopen zijn zal, van alles dien aangaande zijn beslag zal hebben bekomen, ten minste zoude de schutter J. van Belzen van de afd. Zeeuws che Mobiele Schutterij die bij Uw Excie dispositie van den 6 Junij eene gunstige verlenging van deszelfs verlof is toegekend mogelijk voor eenen korten tijd naar zijn Komp. moeten vertrekken, en daardoor zijn plaats op de visschuit van zijn vader verliezen.
Ik neem dus nogmaals op verlangen van diens vader, de vrijheid Uw Excie zeer vriendelijk te verzoeken het verlof van dien schutter tijdelijk te prolongeren, zooals Uwe Excie dien aangaande mag goedvinden te bepalen , terwijl ik met allen respect de eer heb mij te noemen
Den 5 Aug. 1834
Aan de Heer Controleur te Middelburg
Onderwerp. Kohier Patentregt
Ik heb de eer UEG te berigten dat nevens deszelfs missive van den 9 dezer5 het door den Heer Staatsraad Gouverneur dezer provincie excutoir verklaarde Kohier van het patentregt van 1831 bij mij is ontvangen , aan den Heer Ontvanger is ter hand gesteld en de afkondiging daar van heden heeft plaats gehad.
Den 9 Aug. 1834
Aan dhr Snijder Kapt. rustende schutterij
Ik heb de eer UEG bij deze kennis te geven dat tot Leden van de in deze Gemeente voor dit jaar geloothebbende personen zijn benoemd
Voor den 1e Ban
G.J. Wanrooij en J. Kraamer
En dat uit deze Gemeente naar Oost Zouburg metterwoon is vertrokken J. Hollestelle in het vorige jaar UEG voor den 2e ban opgegeven
Den 11 Aug. 1834
Aan de Heer Gouverneur van Zeeland
Onderwerp. Mobiele Schutterij
In voldoening aan UwExcie circulaire van den 8 dezer maand P.B. no 38’ betrekkelijk de Inschrijving van den 1e Ban der Schutterij der Ligtingen van 1833 en 1834 hebben wij de eer bij deze aan Uwe Excie te doen toekomen een nominative staat van de manschappen welke tot gem. Ligtingen en de gen. Circulaire vermelde behooren.
Den 18 Aug. 1834
Aan dhr Kapt: Spaan komm: de 1 Komp: 2 Bat: schutterij te Magdalena Sluis
Onderwerp: Schutterij
Den inhoud van UEG missive van den 12 decb no 38 zal ik aan den schutter J. van Belzen, zoodra hij uit ze van de vischvangst zal zijn terug gekeert dan ik moet UEG te kennen geven dat den mede in die missive gemelden sappeur Willem Bakker niet tot mijne Gemeente behoord; bij mij niet bekend is en ook onbekend dat hij zich alhier zoude bevinden, en alzoo niet in de mogelijkheid ben die persoon daar mede bekend te maken
Den 15 Aug: 1834.
Aan de Heer Michelshoff kapt komm; 2 Komp; van het Bat; Art; transpt trein te Herner??
Onderwerp: om verlof D: Grootjans
Het verlof van den soldaat D: Grootjans dienende bij UEG kompagnie met den 27e: aanstaande expirerende , zoo neme ik de vrijheid op verzoek van deszelfs vader UEG vriendelijk te inviteren om kan het zijn dat verlof te prolongeren.
Ik heb de eer met ware achting mij te teekenen
Den 16 Aug: 1834
Aan Heeren GS van Zeeland
Onderwerp: Begrooting 1835
Wij hebben de eer UEGA bij deze ter goedkeuring aan te bieden de door den Raad dezer Stad opgemaakte begrooting voor het aanstaande jaar 1835 en zulks in triplo met eene memorie van toelichting , en daar verder bij behoorende Staten
Den 22 Aug: 1834.
Aan de Heer Gouverneur van Zeeland
Onderwerp: adres veldwachter
Het adres van de veldwachter dezer gemeente benoemd als adsistent seinwachter alhier aan Uw Excie gepresenteerd tot het bekomen van deszelfs ontslag van eerstgenoemde bediening bij Uw Excie dispositie van den 21 dezer A 2 afd: no 9970 in onze handen gesteld, om informatie of den adressant zijn definitief ontslag als veldwachter verlangt; hebben wij de eer in voldoening daar aan Uw Excie te berigten dat na ingewonnen informatie ons is gebleken dat het zijn verlangen is, om deszelfs definitief ontslag te bekomen, en dat om redenen gem: bediening als adsistent seinwachter eene meerder inkomen opleverd, terwijl het niet wel mogelijk is beide bedieningen gelijktijdig waar te nemen, hoewel wij anders uit hoofde van zijne 19 jarige getrouwe dienst wel hadden mogen lijden hij daar in had gecontinueerd; terwijl wij dat adres aan Uw Excie hier bij retourneren.
Den 23 Augustus 1834
Aan Heeren GS van Zeeland
Onderwerp: Armbegrooting 1835
De Begrooting in ontvang en Uitgaaf van het Diaconie Armbestuur dezer gemeene voor het dienstjaar 1835 door den Raad dezer stede bij voorraad gearresteerd zijnde hebben wij de eer in triplo opgemaakt nevens deze aan UEGA ter nadere goedkeuring te laten toekomen, en merken daarbij aan
Ten opzichte van de Inkomsten
Dat het goede slot is gebragt naar de uitkomst van de berekening, overeenkomstig het voorschrift de collecten en vrijwillige giften zijn gesteld naar de ontvangst van het vorige jaar.
De Legaten, is de gewone som van een legaat herkomstig van Agatha Porsia?, dat evenwel zedert de reductie van de renten niet meer zoo geregeld jaarlijks inkomt / dan de verleende subsidie bij UEGA Res: van den 9 mei jl no 21 geautoriseerd, en eindelijk de f.20 restitutie welke volgens eene missive van ZExcie den Heer Staatsraad Gouverneur dezer provincie van den 7 dezer als van verplegingskosten van weezen over 1833 te veel betaald zal plaats hebben
Ten aanzien van de uitgaven
Dat voor bestedingkosten, waar voor eene weeze voorkomt voor bedeeling in geld etc men geoordeeld heeft die te moeten vermeerderen , daar de som voor dit jaar bepaald, waarschijnlijk niet toereikend zijn zal, de belooning van den Ontvanger is gebragt volgens de vastgestelde berekening, en de verleende f.70 voor verplegingskosten van weezen bij regularisatie is gebragt, terwijl de overige in uitgaaf gebragte sommen hetzelfde zijn, als die voor dit loopende jaar zijn toegestaan.
Al het welke wij de eer hebben aan UEG nadere goedkeuring te onderwerpen.
Den 25 Aug: 1834
Aan den Heer Gouverneur van Zeeland
Onderwerp: Waarneming veldwachters bediening
In voldoening aan art:2 van uwe Excellentie besluit van den 29 der vorige maand A no 10178 hebben wij de eer Uwe Excie te berigten wij onder nadere goedkeuring de tijdelijke waarneming der Veldwachters bediening binnen onze gemeente hebben opgedragen aan den persoon van B.J. Harthoorn, wonende binnen deze Gemeente
Den 3 Sept: 1834
Zowel getekend voor Burgemeester en Assessoren van Kleverskerke als de Burgemeester en Wethouders van Arnemuiden
Aan dhr Gedelegeerde voor de toezigt op de veldwachters
Onderwerp: Bewaring kleeding, equipement, wapens
Van de Veldwachter
Ingevolge art:17 van het reglement op de inrigting der veldwachters in de provincie Zeeland van den 26 Junij 1829 no 35, heb ik de eer UEG te berigten, ik de onderstaande kleding equipement en wapening van den door Zijne Excellentie de Heer Staatsraad Gouverneur der provincie Zeeland ontslagenen veldwachter mijner gemeente in bewaring heb genomen te weten
Kleeding
1e Een rok van grijs laken, groene opslagen en kraag
2e Een buis van dezelfde kleur, dezelfde opslagen en kraag
3e Een lange broek van grijs laken
4eEen paar halve slop kouzen van dezelfde kleur en Stoffe
5e Een jas van grijs laken met een groene kraag
Equipement
1e Eene grijs lakense pet met groen geboord
2eEen paar nieuwe schoenen
3e Eene zwarte lederen patroontasch met een bandwapening
Wapening
1e Eene infanterie Sabel met koppel van zwart vernist leder, alsmede een koppel van ordinair leder met een koperen plaat tot opschrift hebbende : veldwachter in de Gemeente Arnemuiden en Cleverskerke.
2e Een karabijn met bajonet, bandelier en bajonet scheede
3e eene oude Infanterie sabel met Scheede koppel en koperen plaat
4e Een pistool
5e Een schroefdraaijer, aftrekker en vuursteen met een loodplaatje
6e Een zakboekje voor de veldwachtersdienst, een reglement op de inrigting der veldwachters en eene instructie voor de revuen.
Welke goederen ik alle in een goeden Staat heb bevonden
De Burgemeester van Arnemuiden
Den 3 September 1834
Idem
Onderwerp: Nat: Militie R. van Belsen
De tijd van het verlof van Robbert van belsen fuselier in de 4 Komp: 2 Batt: 9 afd: Inf: door de Dep: van Binnenlandsche Zaken en van oorlog aan hem verleend, met het einde van deze maand zullende expireren, zoo ben ik van wege deszelfs huisvrouw en vader alhier woonachtig dringend verzocht om eene vernieuwde poging aan te wenden tot bekoming van dat verlof, aangezien die vrouw welke haar in eene hoog zwangeren staat bevind, en reeds een kind tot haren last heeft, bij vertrek van haren Echtgenoot, die van beroep een vischer is, zonder middel van bestaan, haren toevlugt tot het armwezen zoude moeten nemen, aangezien de ouders van beide Echtgenoten visscher en arbeider van beroep zijnde, meer dan genoeg hebben, om voor hunne eigene huisgezinnen bestaan te vinden, en alzoo in de onmogelijkheid verkeeren om in de behoeften van dat huisgezin te voorzien.
Ik ben niet alleen overtuigd van de waarheid van het door hun hier voren aangevoerde , , maar daar gezegde milicien reeds van de Ligting van het jaar 1827 is, en alzoo zonder den opstand in België in 1832 zoude ontslagen zijn, en ook anderen aan een onbepaald verlof deelen, heb ik gemeend dat verzoek niet te noch te mogen van de hand wijzen.
Ik neem alzoo de vrijheid in voldoening daar aan UwExcie eerbiedig te verzoeken , deszelfs tusschenkomst bij gen: Departementen te verleenen, opdat aan gen: milicien, zoo niet een onbepaald verlof, als dan een prolongatie van drie of meerdere maanden mogt worden toegestaan.
Dat door mij bij een vorige gelegenheid dat verzoek dadelijk aan hunne Excie: van gen: departementen is gedaan , is niet geschied om onregelmatig en tegen de voorschriften te handelen, daar heb ik een afkeer van, maar dit is eensdeels gebeurd in eenvoudigheid des harten, als op dat oogenblik op die bepaling niet bedacht en anderdeels veroorzaakt door de spoed. Waarmede dat verzoek werd aangedrongen, om het verlof in tijds noch te bekomen, dat evenwel noch is mislukt, daar gen: milicien reeds van hier vertrokken was, alvorens hetzelven is ontvangen, noch veel minder omdat ik vermeende , de bemoeijing daar van niet aan de belanghebbende te moeten overlaten, het tegendeel is waar, daar de veelvuldige aanzoeken mij maar zeer lastig zijn gevallen, en dat door mij veelmalen is gedaan, doch behalven het hier voren gemelde nimmer aan eenig departement van het Rijk, maar dan alleen aan de Kommanderenden officier van de Korps of Batt: van den verzoeker dat nu minder zijn zal, door het onbepaald verleende verlof aan de mobiele Schutterijen, en dit mitsdien alleen heeft plaatsgevonden om redenen hier voren vermeld
Ik hoop het laatste gedeelte dezer missive door Uw Excie als van voldoende antwoord mag beschuwd worden, op deszelfs missive aan mij over dat onderwerp aan mij geschreven in dato 15 Julij 1831 A no 8222 1 afd;
Den 9 Julij 1834
Aan den Heer Onder-Inspecteur van ’t Lootswezen
Onderwerp: Vuren van Schouwen
Ik heb UEG geeerde van den 10 Aug: l.l. no 250 omtrent de vuren van Schouwen te zijner tijd wel ontvangen, doch alvorens daar op te antwoorden gemeend van onderscheidene visschers mijner gemeente een onzijdig berigt te moeten inwinnen, en daar aan voldaan hebbende, kan ik UEG als nu berigten dat het eenparig getuigenis daar in bestaat dat de vuren van Schouwen veel beter en helderder branden als bevorens, en zij mij bij onderzoek verklaard hebben, alvorens ik hun daar na gevraagd reeds hadden opgemerkt, een ander ten minsten een beter en meerder voldoende toezigt plaats hadt, dat hun en tot genoegen en tot wezentlijke dienst verstrekte.
Ik heb de eer met ware achting te teekenen
De Burgemeester van Arnemuiden
Den 15 Sept: 1834
Aan de Heer Gouverneur van Zeeland
Onderwerp: Staat sollicitanten Veldwachters
In voldoening aan uwe Excie besluit van den 29 Aug: jl. houdende bij een eervol ontslag aan Klaas Flink als veldwachter van onze Gemeente eene aanschrijving om na tijdelijke voorziening onder uwe Excie nadere goedkeuring voor de definitieve vervulling van die vacante bediening eenige geschikte personen ter benoeming aan uwe Excie op te geven, hebben wij de eer na gemeenschappelijk overleg hierbij aan Uwe Excie te doen toekomen een staat met bijlagen van eenige personen welke daartoe verzoek bij ons hebben gedaan, en waarvan sommige hun aan Uw Excellentie hebben geaddresseerd terwijl wij bij die staat hebben gevoegd de bewijzen, zoo van dienst als zedelijk gedrag, welke of bij die addressen zich bevonden, of aan ons nog zijn ter hand gesteld hebbende allen daarop genoemd aan de ??? op de Nationale Militie voldaan, kunnen lezen en schrijven en van eene voldoende phijsieke gesteldheid om die bediening te kunnen waarnemen; en wat betreft hun zedelijk gedrag hebben wij behalven de overgelegde bewijzen zoo veel ons doenelijk is geweest bijzondere berigten omtrent de verzoekers trachten in te winnen en moge uw Excellentie dien aangaande te kennen geven, dat wij ten opzichte bijzonder van den opgemelden staat eerst vermelden zeer gunstige en voor ons volkomenen voldoende berigten hebben ontvangen, gelijk ook nog blijkt uit een particulier certificaat door den kommanderende officier van de Schutterij hem verleend zijnde voorts ons mede zeer goede mondelinge getuigenissen medegedeeld van de verzoekers Sturm ? en de Bree, dan waar over geene schriftelijke bewijzen ons zijn toegekomen.
Wij retourneren bij deze de adressen en bijlagen van Sturm, van Lochem ? , Straub en Welle, bij dispositiën van de 2 september j.l. A afd: no 10463 , van den 11 September j.l. A afd no 10832 van den 13 septb. J.l. A afd no 10913 en van den 15 sept: j.l. A 1 Afd S no 61 in onze handen gesteld om uwe Excellentie te dienen van berigt consideratie & advies en hopen het hier vorengemelde algemene berigt daar aan voldoende aan uwe Excellentie verlangen zal bevonden worden.
B en W van Arnemuiden
B en Assessoren van Cleverskerke
Den 17 Septb: 1834
Idem
Onderwerp: veldwachtersbediening
Het adres per order Pieter Neerings geteekend aan Uw Excie gepresenteerd houdende verzoek om met de vacante bediening van veldwachter dezer Gemeente begunstigd te worden bij uw Excie dispositie van den 17 dezer A 1 afd: no: in onze handen gesteld zijnde, om na overleg met Heeren Burgem: & assessoren der Gemeente Cleverskerke daar op te dienen van berigt, consideratie en advies.
In voldoening daar aan hebben wij de eer Uw Excie te berigten dat gem: adressant zich reeds vroeger in persoon dat verzoek aan ons heeft gedaan en dat niet alleen bij die ontmoeting, maar ook daarna ingewonnen berigten van dien aard zijn geweest, dat wij hem gansch niet geschikt oordeelden om die bediening waar te nemen, en mitsdien geen vrijheid hebben gevonden, hem op de door ons aan Uw Excie ingezondenen staat als een daarvoor geschikt persoon voor te dragen; terwijl wij dat adres hierbij retour zenden, het verzoek daar in vermeld aan uw Excie nader goedvinden onderwerpen.
Den 20 September 1834.
Aan de Heer Controleur te Middelburg
Onderwerp:Kohier personele belasting
Wij hebben de Eer UEG te berigten dat nevens deszelfs missive van den 22 dezer no 457 het door de Heer Staatsraad Gouverneur dezer provincie executoir verklaarde kohier Litt A no 2 van de personele belasting over dit jaar bij ons is ontvangen, aan de heer Ontvanger is ter hand gesteld en de afkondiging daarvan heden heeft plaats gehad.
Den 23 septb: 1834
Aan de Heer Gouverneur van Zeeland
Onderwerp: Gemeente Comptabiliteit
Wij hebben de eer hiernevens aan uwe Excie te doen toekomen een extract uit de notulen van den raad dezer stad ingevolge Uw Excie circulaire van den 13 dezer maand A no 11011 P.B. no 71 betrekkelijk de opcenten grondlasten 1835
Den 26 September 1834
Aan den Heer Controleur te Middelburg
Onderwerp: Opgave verandering gebouwde & ongebouwde eigendommen
In voldoening aan UEG missive in dato 23 dezer maand no 1101 hebben wij de eer UEG te berigten dat er sedert de laatste opgave er geene veranderingen in de gebouwde of ongebouwde Eigendommen dezer gemeente hebben plaats gehad, hetwelk eenige vermeerdering of vermindering aan de belastbare opbrengst der eigendommen zoude ten gevolge hebben
Den 26 Septb 1834.
Aan den Heer Gouverneur van Zeeland
Onderwerp: Inlichtingen P: Nerings
In antwoord op Uwe Excie missive in dato 25 dezer maand A no 11428 1 afd betrekkelijk nadere inlichtingen van den persoon van Pieter Nerings, hebben wij de eer Uwe Excie te berigten dat gemelde persoon bij deszelfs mondelings verzoek, ons is voorgekomen hij door de drank bevangen was, dat wij daarna inlichtingen omtrent dien persoon hebben zoeken in te winnen, en daar die berigten eensluidend waren als dat gemelde persoon van tijd ter tijd misbruik van den drank maakt, hebben wij geen vrijheid gevonden dien persoon op de Staat te plaatsen, alsmede bij onze missive in dato 20 dezer maand no 108 gemelde persoon gunstig aan uwe Excellentie voor te dragen, daar dergelijk sujet voor den post van veldwachter ons in gene deele geschikt voorkwam , en er in onze gemeente iemand noodig is, die volstrekt daar van zich weet te onthouden; bovendien is het ons niet gebleken in hoever gemelde Nerings in het lezen & schrijven ervaren is, daar deszelfs adres per order is geteekend, alsmede hebben wij ingevolge uwe Excellentie verlangen ons bij besluit van den 29 Aug j.l. kennelijk gemaakt gelet op art. 4, 5 en 6 van het reglement van den 26 Junij 1829 gevoegd bij P.Blad no 85 en die personen op de Staat gebragt, welke vroeger Nationale Militie hebben gediend en tegenwoordig nog bij de Mobile Schutterijen dienende of met onbepaald verlof naar hunne haardsteden teruggekeerd en waarvan de 5 eerstgenoemde op de aan uwe Excie ingezonden Staat vereerd zijn met het metalen kruis en alle behoorlijk kunnen lezen & schrijven
Den 27 Septb. 1834
Aan Heeren GS van Zeeland
Onderwerp:Generale Decharge stedelijke Ontvanger
De bij UEGA besluit van den 8 Junij 1832 no 11 benoemden plaatselijken Ontvanger dezer Gemeente C.J. Baars na volgens art 114 van het reglement van den 23 Julij 1825 no 132 no 132 gestelde Borgtogt door UEGA den 28 Septb 1832 no 20 goedgekeurde , en dispensatie van art 116 van gezegd reglement bij UEGA besluit van den 5 Sept. J.l. no 14 bekomen te hebben; thans in functie getreden zijnde en mitsdien van den afgetreden ontvanger C.D. Baars bij Inventaris overgenomen hebbende alle de register stukken en gelden dien ontvangst concernerende , hebben wij de eer onder kennisgeving daarvan een copie van gezegde Inventaris te doen toekomen.
En daar de afgetreden Ontvanger C.D. Baars als nu verlangt, de restitutie aan te vragen van deszelfs voor borgtogt gestorte gelden ter somma van f.300 volgens acte in dato 29 Oct: 1819.
Zoo nemen wij tevens de vrijheid UEGA te verzoeken om aan ons ten zijnen behoeve eene generale decharge te laten toekomen achtervolgens Zijne Majesteit besluit van den 28 Septb, 1816 en in explicatie vervat, in een ministerieele aanschrijving van den 17 december daaraanvolgende ten einde hem daar door ter gezegde einde in staat te stellen
Den 2 October 1834.
Aan den Heer Gouverneur van Zeeland
Onderwerp: Wering Bedelarij
Wij hebben de eer Uwe Excellentie te berigten dat in onze gemeente een aanhoudnd toezicht woedt gehouden tot wering der bedelarij, en dat in de verloopene drie maanden dezes jaars geene bedelende personen alhier zijn ontdekt of voor ons gebragt geworden
Den 1e October 1834
Idem
Onderwerp: Berigt maten & gewigten
Wij hebben de eer Uwe Excie te berigten dat bij ons een aanhoudend toezicht word gehouden op het gebruik der nieuwe maten & gewigten, en dat gedurende de nu verloopenen drie maanden dezes jaars geene overtredingen op de deswegn gemaakte bepalingen zijn ontdekt geworden
Den 1e October 1834
Idem
Onderwerp: Staat broodzetting
Nevens deze hebben wij de eer aan uwe Excellentie te doen toekomen de Staat der broodzetting over de nu afgeloopenen drie maanden dezes jaars zooals die naar opgave der marktprijzen van de granen alhier is geregeld geworden overeenkomstig het besluit van Heeren GS van den 2 mei 1828 (P.B. no 78)
Den 1 October 1834
Idem
Onderwerp: Verbaal Stedelijke Kas
Hiernevens hebben wij de eer aan uwe Excellentie te doen toekomen een verbaal van onze bevinding van den Staat der Stedelijke Kas, volgesn de bestaande verordening door ons op heden opgemaakt & geteekend
Staat van het Personeel van het bestuur der Stad Arnedmuiden op den 1e October 1835
Burgemeester: Cornelis Daniël Baars aftreding 1838
Wethouders: Marée de Jannis: aftreding 1836
Eenennaam van Abraham: aftreding 1840
Leden van den Raad: Weele van der Jan: aftreding 1836
Adriaanse Adriaan: aftreding 1838
Kraamer Jan: aftreding 1838
Wisse Leendert aftreding: 1840
Marée de Jannis: aftreding 1836
Eenennaam van Abraham aftreding 1840
Secretaris: Cornelis Jacobus Baars
Ontvanger: Cornelis Jacobus Baars
Aanmerkingen: Jannis de Marée en Jan van der Weele treden af in 1842
Miss; Heer Gouv: de dato 18 dec? 1835
Arnemuiden den 2e October 1835
Burgemeester & wethouders der stad Arnemuiden
Corn: Dan: Baars
Ter ordonnantie van dezelve
C.J. Baars
Aan de Heer Gouverneur
Onderwerp: Staat personeel
Wij hebben de eer hierbij aan uwe Excellentie te doen toekomen de Staat van het personeel van het bestuur ingerigt overeenkomstig het model gevoegd achter uwe Excellentie circulaire van den 5 Novb 1833 Ano 12594 P.B. no 119
Aan de Heer Directeur Generaal
Van de Marine te ’s Hage
Onderwerp: soldijbrieven
Bij Uw Excie missive van den 22 der vorige maand l.l. no 57 heb ik wel ontvangen 5 soldijbrieven ter voldoening der door de daar bij vermelde vrijwilligers bij de Marine, ten behoeve van de daar bij aangeduide bloedverwanten, uit hunne soldij afgestane maandgelden, zijnde B. Klaasse, A.A. de Ridder, G. de Ridder, M. de Marée ieder f.5 en J.K. Grootjans f.10- en bij missive van de den 21 Aug: te voren voor de drie eerstgenoemde mede ieder f.5 en voor de twee laatstgemelde f.10-
Die bloedverwanten hebben mij reeds bij den ontvang der soldijbrieven in Aug: l.l. te kennen gegeven dat zij in den loop van dit jaar eene maand niet hadden ontvangen en wel over de maand Junij en bij het nazien der ontvangene missives heb ik ontdekt dat ik in de maand Julij geen soldijbrieven heb ontvangen, wel over Mei bij missive van den 16 Junij ll no 46 en daar na de bovengemelde van 21 Aug: ll no 52, waardoor ook K.L. Meulmeester moeder van B.K. de Gruiter mede vrijwilliger zedert Aug: bij zijn ouders ziekleggende over de maand Junij niet heeft ontvangen; voorts dat B. Klaase voor zijn zwager M. van Belsen, nu de twee laatste maanden telkens maar f.5 en M. de Marée voor L. de Nooijer over de laatste maand gelijk f.5 heeft ontvangen, terwijl zij te voren ieder f.10 hebben genoten.
Ik ben door die betrekkingen verzocht dit aan uw Excie te kennen te geven, en hoewel ik denk dat die matrozen door aan boord gemaakte schulden de oorzaak zijn van dat tekort of minder ontvangene heb ik evenwel gemeend aan dat verlangen te moeten voldoen, met vriendelijk verzoek Uw Excie de goedheid mogt hebben, kan het zijn bij het zenden van de soldijbrieven in deze maand eenige onderrichting behoeve dezelve te laten mededeelen.
Den 2e Oct: 1834
Aan den Heer Luitenant van der Loeff
Onderwerp: Overlijden Matroos de Gruiter
Daar op gisteren nacht ten half twaalf uren is overleden de vrijwillige Matroos Klaas Blaasse de Gruiter, dienende op UEG Bodem, zoo heb ik de eer UEG hiervan bij deze kennis te geven en UEG tevens verzoekende zijne pretentie volgens opgaaf van zijn ouders à f.18 van zijne achtergelatene goederen aan mij wel te willen laten toekomen, daar genoemde matroos op mijn verzoek door den Heelmeester dezer Gemeente is verpleegd geworden, met de belofte van hem & zijne ouders, dat die gelden en tevens die van zijn soldij aan hem zouden worden ter hand gesteld doch van welk laatstgenoemde tot heden nog niets is ontvangen, zooals ik UEG reeds mondeling heb medegedeeld.
Ik heb de eer mij met ware Achting te noemen
De Burgemeester van Arnemuiden
Den 4 October 1834
Aan den Heer Gouverneur & aan de Provinciale Commissie
Onderwerp: Vaccine
Wij hebben de eer Uwe Excellentie kennis te geven, dat bij ons geene berigten zijn ingekomen dat gedurende het 3e kwartaal dezes jaars iemand in deze gemeente is gevaccineerd geworden of dat de kinderziekte alhier heeft geheerst,
De Burgemeester
Den 7 October 1834
Aan de Heer Burgemeester
Van Nieuw & St. Joosland
Onderwerp: Herijk maten en gewigten
Ik heb de eer UEA te berigten dat de Heer Arrondissements IJker, tot de verificatie en herijk der maten en gewigten alhier zal komen vaceren, van maandag den 13e Oct: aanstaande en eindigen den 15e derzelver maand, van des ‘smorgens ten 9 tot 12 uren en des nademiddags van 2 tot 5 uren
Den 8 October 1834
Aan den Heer Gouverneur van Zeeland
Onderwerp:Bepaling woonplaats Veldwachter
In voldoening aan uwe Excellentie besluit van den 7 October l.l. Anno 11702, hebben wij de Eer Uwe Excellentie te berigten dat wij met gemeenshappelijk overleg bepaald hebben, dat bij hetzelfde besluit de nieuw benoemde veldwachter voor onze Gemeente zijne woonplaats zal vestigen binnen Arnemuiden
Get: door de Burgemeesters van Arnemuiden & Cleverskerke
Den11 October 1834
Aan den Heer Directeur Generaal
Van de Marine te ’s Gravenhage
Naar aanleiding van Uw Excie missive van den 6e dezer maand A no 9 betrekkelijk soldij brieven van vrijwillig dienende mijner gemeente bij de Marine welke ik veronderstel bij mij over de maand Junij niet ontvangen te zijn, heb ik bij de postdirectie te Middelburg het noodig onderzoek gedaan naar den brief van Uw Excie en deszelfs bovengem; missive vermeld, welke den 25 Julij ll aan mij is afgezonden zijnde in dato 21 te voren no 77 met 7 stuks soldij brieven daar bij opgenoemd, dan de heer Directeur van het gen: postkantoor heeft verklaard die missive aldaar niet is aangekomen.
Ik heb de eer bij dat berigt aan Uw Excie te doen toekomen eene opgave van de missive met den daar bij gevoegd geweest zijnde soldij brieven, bij mij in den loop dezes jaars ontvangen, en waar uit Uw Excie ook zal blijken , dat die over den maand Junij ontbreken, en dat alzoo hoewel afgezonden bij mij niet zijn ontvangen.
Wat voorts betreft de vermindering der delegatie voor B. Klaasse en M. de Marée van tien op vijf guldens ’s maands dat op verlangen der schepelingen is geschied, doet mij veronderstellen ten aanzien van eerstgen: B. Klaase dat dit door den dienende is gedaan, om zich te onttrekken van de betaling der begraafenis kosten zijner overledene huisvrouw, daar de nu ontvangen wordende f.5 ’s maands juist de som uitmaakt waar voor hij zijn kindje bij zijn zwager B. Klaase heeft besteed en het overige alzoo schijnt voor eigen gebruik te willen houden
Den 14 October 1834
Aan den Heer Kapt: kommand:
Officier van ZM Wachtschip Minerva te Vlissingen
Onderwerp: soldij Klaas Klaasen de Gruiter
De vrijwillig gediend hebbende matroos K.K de Gruiter den 3 dezer in mijne gemeente overleden zijnde, heb ik bij de kennisgeving daar van aan den Heer Komm: off: van ZM kanonneerboot no 35 voor Veere gestationeerd vriendelijk verzocht dat zijn te goed hebbende soldij als andersints door mijne tusschenkomst mogt worden uitbetaald dewijl deszelfs ouders maar arme lieden zijnde, niet in het vermogen om de kosten van geneeskundige behandeling aan hunnen zoon, door mijne voorspraak verleend, niet hadden kunnen betalen, en bij mij daar van ten behoeve van den geneeskundigen vrijwillig bij zijn komst alhier, medio Julij l.l. hadden afstand gedaan en waar van zedert dat tijdstip niets was ingekomen, zoo dat denzelven geneeskundige ook tot zijn overlijden niets heeft ontvangen.
Gem: komm: officier heeft mij laten berigten dat niet door zij Ed; werd uitbetaald, en mij aan UEd: gerenvoijeerd.
Ik neem alzoo de vrijheid onder mededeeling van het hier vorengem: UEd: vriendelijk te verzoeken dat des overledenes soldij noch te goed, en ook het hem volgens zijn ouders opgave toekomende van Hoog etc? door mijne tusschenkomst aan hen mag worden uitbetaald, of wel de soldij brief of ordonnantie van betaling aan mij mogt komen, op dat dien Geneeskundige welke circa 12 weken aan hem de noodige medicamenten heeft geleverd, daar uit eenige tegemoetkoming mag erlangen, gelijk zijne ouders dit ook hebben toegezegd.
Den 14 October 1834
Aan de Heer Gouverneur van Zeeland
Onderwerp: Klagten van een visscher
Schipper M. Grootjans met een kordenschuit van deze plaats ter vischvangst varende heeft aan mij Zaturdag l.l. klagelijk te kennen gegeven, dat hij op Woensdag dn 15. Dezer, voor de eerste keer van die Week uit zee komende, door of vanwege de Hr.kommanderende Officier van ZM schip Euridicé van Vlissingen gestationeerd ingeklaard ? geworden, waarna hij zijn reis naar binnen heeft voortgezet. Dat vervolgens een kannonneerboot van de kant van Vlissingen komende hem achtervolgende , wanneer bij den hoek van Borselen een geweerschot op hem werd gedaan, waar van den kogel tusschen hem en eene bij hem staande matroos B. Grootjans passeerde, en op het dak van zijn schuit nederviel, waarop hij aan het roer staande, hoewel zeer ontroerd , dadelijk zijn schuit wende , naar den hem volgende kanonnerboot, en dezelve genaderd zijnde , vernam hij, dat de reden van het gedane schot, alleen bestond , tot het bekomen van een zoo visch en hoewel hij noch 2 koppe tongen aan den Officier verkocht, gaf hij niet te min, zijne onroering en die van zijne manschappen over den laakbare handelwijs te kennen, waar op den Officier van die Kanonneerboot zijnde gemerkt no 78 hem met eenen barschen stem beval, hij de kogel zoude afgeven, dat door hem is geweigerd geworden, en gezegd, hij daarvan aan Zijn Burgemeester zoude kennis geven, waarna hij zijn reis naar binnen heeft gedaan, naar den aflevering van zijn visch, dadelijk weder zeewaarts zich begeven, en eerst vrijdag avond hier binnen is gekomen, terwijl hij aan mij bij de mededeeling hiervan de kogel heeft ter gesteld
Ik heb gemeend dit ter kennis te moeten brengen, met vriendelijk verzoek het Uw Excie mag behagen, om door deszelfs tusschenkomst te bewerken dat zodanige daden ter voorkoming van ongelukken mag worden tegengegaan en verboden
Den 20 Oct: 1834.
Idem
Onderwerp: Mutatiën Weezen
Wij hebben de Eer Uwe Excellentie te berigten wij geene aanmerkingen hebben gevonden op de door uwe Excellentie ons bij missive in dato 16 dedzer Ano 12249 1 Afd: N.M toegezonden staat betrekkelijk Mutatiën der weezen onzer gemeente en dat de daarin vermelde Weeze tot onze gemeente behoordt.
Den 21 October 1834
Aan den Onvanger der registratie te Middelburg
Onderwerp: Invordering Boete
Ter beantwoording Uwer Missive in dato 18 dezer no 460, hebben wij de eer UwEd: te berigten dat uit hoofde der onvermogendheid van Lieven Meulmeester wij geen gebruik wenschen te maken van de ons toegekende faculteit om te koste der gemeente de boete ad f.25- bij vonnis der Regtbank in dato 13 Julij j.l. ten zijnen laste uitgesproken in te vorderen
Den 21 October 1834
Aan den Heer Gouverneur van Zeeland
Onderwerp: Inlichting officier der Mobiele Schutterij
Ingevolge Uwe Excellentie missive in dato 5 dezer maand K no 260 hebben wij de eer aan uwe Excie hiernevens te doen toekomen eenen door ons opgemaakte Staat van den in onze gemeente met onbepaald verlof aanwezig zijnde officier C.J. Baars der Afd: Zeeuwsche Mobiele Schutterij, waarin naar uwe Excellentie verlangen definite opgaaf van dien officier civile betrekking en daaraan verbonden inkomsten, zulks vermeld ..
Den 6 november 1834
Aan den Heer kommanderende Officier van het 2e Batt: der Afd: Z.M. Schutterij
Onderwerp: vertrek Schutter
Ik heb de Eer UEG ter kennis te brengen dat op heden uit deze gemeente met er woon naar Oostburg is vertrokken, de Schutter C. Kraamer van de 3 Comp: 2 Batt: der Afd: Z.M. Schutterij en zulks ingevolge Circulaire van den Heer Gouverneur in dato 4 October dezes jaars A no 11678 1 Afd: P.B. no 77
Den 8 Novb. 1834
Aan de Heer vice Admiraal
Opperbevelhebber der vesting Vlissingen
Onderwerp: bewijs overlijden Jacob Jobsen
De vrijwillig gediend hebbende matroos Jacob Jobsen op ZM kanonneerboot no 10 volgens mondeling berigt van deszelfs nagelatenen weduwe in de maand April 1832 op gemelde bodem overleden zijnde, mogt mij daar van bij een Extract uit het Register aan boord van ZM zeemagt gehouden wordende kennis gegeven worden, ten einde in het Register van overlijden ( Burgerlijken Stand) dat overlijden te ???, en daar dit geen plaats heeft gevonden terwijl wij nu door zijne nagelatenen dochter, die een wettig huwelijk verlangt aan te gaan, een Extract van overlijden van haren vader verzocht wordt, waartoe ik niet in de mogelijkheid ben, zoo nemen ik de vrijheid uwe Excie tusschenkomst te verzoeken, opdat mij zoodanig van genoemde Jacob Jobse mag toekomen, ten einde de noodige aanvrage te doen, om van dat overlijden in het Register melding te maken, en als dan het verlangd wordend Extract te kunnen afgeven.
Ik meen dat in de art: 86 en 87 van het nog bestaande Burgerlijk wetboek betrekkelijk overlijden op zeeschepen van de kommanderende Officieren daar van de noodige voorschriften worden vermeld,
Den 12 Novb. 1834
Aan de Heer Directeur Generaal voor de Marine
Onderwerp: verzoek premie deserteur
De Veldwachter mijner gemeente heeft op den 12 dezer maand, een marinier als deserteur gearresteerd en overgebragt bij den Heer Auditeur Militair dezer Provincie te Middelburg, en op dien order in het Huis van verzekering aldaar overgegeven, terwijl de premie daar toe staande door dien Heer hem is toegezegd geworden.
Daar na heeft den Hr Auditeur Militair hem berigt dat dien Deserteur niet was genaamd Pieter Duin, uit de 2e divisie van het Korps Mariniers, zoo als hij eerst had opgegeven, maar genaamd was Johannis Gerardus Karel Richard , gedeserteerd uit de 1 Divisie van het zelve korps tijdens hij aan boord van ZM Fregat Minerva te Vlissingen was gedeserteerd, en dien ten gevolge aan den Heer Kapt: ter Zee kommamdant van dien bodem was overgegeven, en ook het Proces vebaal aan dien heer was opgezonden en hij ter bekoming van de premie wegens arrestatie van dien persoon aan gem: hr Kommandant mogt wenden, waaraan hij voldaan heeft doch, doch heeft gem: Heer gezegd hij zich aan uw Excie mogt adresseren, en hem een bewijs van die arrestatie ter hand gesteld.
Ik neeme mitsdien de vrijheid ten behoeve van mijn veldwachter, met bijvoeging van den brief van den Hr. Auditeur Militair en bovengemelde bewijs van arrestatie Uw Excie eerbiedig te verzoeken aan dien veldwachter de premie daar voor toe te kennen, en daar voor ordonnantie te verleenen
Den 15 Novb. 1834.
Aan den HoogEG Heer Generaal Majoor Provincialen kommandant van Zeeland.
Onderwerp: Achtergeblevene miliciens
In antwoord op UHEG missive van den 15 dezer maand no 960 betrekkelijk de achtergeblevene Milicien Joost Kraamer, hebben wij de eer UHEG te berigten dat die milicien zich in onze gemeente bevindt en dat wij ontdekt hebben dat alleen een verzuim van de ouders van denzelven in het nader inzenden van een ziek attest de oorzaak schijnt te zijn dat deszelfs kapitein deswegen aan UHEG wegens dat achterblijven zich heeft geadresseerd , want hij is bij ons niet alleen goed bekend, maar wij zijn overtuigd dat hij volstrekt in het onmogelijke zich bevindt van eenigen dienst te presteren; de ziekte welke hem is overgekomen, verzeld met verzweringen op meer dan eene plaats is van zoo eenen kwadaardigen aard geweest dat wel de wonden of verzweringen zijn genezen maar aanhoudende koortsen hem nog bij blijven, zoodat hij nog steeds onder handen van een geneesheer verkeerdt, blijkens het hierbij gevoegde attest en schijnt die ziekte hem zelve in zijne verstandelijke vermogens nadeel gedaan te hebben, terwijl hij in zoodanige zwakken toestand verkeerdt, dat hij niet in staat is zijn beroep van kleermaker bij zijn vader uit te oefenen en men is niet vrij van de vrees dat die ziekte een kwaal zal nalaten waarvan geene herstelling te wachten is.
Bij dit berigt nemen wij de vrijheid UHEG te verzoeken van hem eene voortdurende verlof te verleenen om bij zijn ouders te mogen blijven die in het vermogen zijn hem te doen verplegen, terwijl wij bereid zijn, om toe te zien hier van geen misbruik worde gemaakt en aan UHEG van tijd tot tijd met een attest berigt te doen toekomen
Den 17 Novb. 1834
Aan Zijne Excie den Heere vice Admiraal opperbevelhebber der vesting Vlissingen
Onderwerp: bewijs van overlijden
Bij eenen brief van den Heer secretaris bij Uw Excie departement van den 23 dezer wordt mij berigt dat de familie van den overledenen matroos Job Jobse tegen betaling van f. 1,22 bewijs van dat overlijden bij dat departement kan bekomen worden- dan ik heb aanvrage gedaan bij mijnen brief van den 12 dezer no 131 van het overlijden van Jacob Jobse, eerstgemelde zoon, en mede op eene kanonneerboot overleden, en waar van ik mede geene kennis heb bekomen, doch laatstgem: waar van ik aanvraag heb gedaan, moet dienen bij het aangaan van een huwelijk van een dochter van laatstgemelde , en aangezien men zoo stipt bij den Burgelijken stand staat, op die bewijzen zoo vinde ik mij gedrongen, uwe Excie vriendelijk te verzoeken, om aan mij het bewijs van overlijden van laatstgenoemde te doen toekomen.
Den 24 Novb. 1834
Aan den Heer Directeur Generaal
Van de Marine te ’s Gravenhage
Onderwerp; Premie deserteur
Ik heb de eer nevens deze aan uw Excie te doen toekomen een declaratie in triplo opgemaakt waar van een op zegel en door mij geverifieerd van de veldwachter mijner gemeente wegens het apprehenderen van eenen gedeserteerde marinier, waar van het bewijs hierbij is gevoegd, en zulks overeenkomstig het door uw Excie mij voorgeschrevene bij deszelfs missive van den 19e dezer
Den 24 Novb. 1834
Aan dhr Contr: van ’s Rijksuitgave te ‘sGravenhage
Onderwerp: Bewijs ontvangene ordonnantie
Ik heb de eer aan UEG bij deze te doen toekomen, het door mij geteekende reçu van de door UEG bij missive van den 28 dezer no 53 gezondene ordonnantie van de restituties van gestorte gelden voor Borgtogt en van de daar op toegekende Intrest te zamen f.304 bedragende
Den 24 Novb. 1834
Departement van Marine
’s Gravenhage den 19 November 1834
Onder terugzending van het bij brief van den 15 dezer no 132 ingezondene bewijs van aan boord komst van den gedeserteerde Marinier J.G. K. Richard heb ik de eer UEA te informeren dat ter bekoming van betaling der praemie ad f.14- voor het apprehenderen van dien deserteur door den veldwachter uwer gemeente benevens het bovengemelde bewijs van aan boord komst, behoord te worden ingezonden een deklaratie in triplo waarvan een op zegel geschreven, en welke deklaratie behoorlijk door den Commissaris van Politie of wel door UEA Achtbare zal dienen geviseerd te zijn
De Directeur Generaal
Voor de Marine
Handtekening
Aan de Heer Majoor Kommandant 1 Depôt den 17e afd: Infanterie te Haarlem
Onderwerp: vertrek verlofgangers
Ik heb de eer UEG de ontvangst van deszelfs missive van den 18e dezer no 999 A te berigten, en tevens dat de daarbij opgegevene Miliciens B. de Ridder en J.P. de Nooijer ingevolge de aan hun medegedeelde order heden uit mijne Gemeente naar Haarlem zijn vertrokken en hoewel hun verblijf alhier voor dezelver betrekkingen van zeer veel nut zoude kunnen zijn, zoo is het doch van eerstgen: B. de Ridder dewelke reeds verzoek heeft gedaan, tot het aangaan van een huwelijk, van een bijzonder belang dat aan hem een vernieuwd verlof word verleend, en het is op dringend verzoek van deszelfs ouders en verdere betrekking dat ik de vrijheid neem UEG te verzoeken om is het eenigssints doenelijk aan eerstgenoemde B. de Ridder dat verlangd wordend verlof te verleenen, opdat hij in de mogelijkheid wordt gesteld om in de behoeften van deszelfs betrekking door het uitoefenen van zijn beroep te kunnenvoorzien
Den 27 Novb: 1834
Aan Heeren GS van Zeeland
Onderwerp: Aanbieding Approbatie verbaal
Verpachting
Wij hebben de eer hiernevens aan UGA te doen toekomen de Proces Verbalen van onze gehoudenen verpachting van de Straatmest en het veer dezer stad op het Nieuwland, alsmede de conditiën dier verpachtingen bij den Raad dezer stad gearresteerd den 23 Septb: j.l. ten einde dezelve aan UEGA heden goedkeuring aan te bieden
Den 28 Decb: 1834
Aan de Heer Gouverneur van Zeeland
Onderwerp: Onderstands domicilie
Wij hebben de eer Uw Excie in antwoord op deszelfs missive van den 2e dezer A no 13951 2e afd te kennen te geven dat wij de daarin vermelde vraag of wij onze gemeente erkennen de verpligting van onderstands domicilie van den persoon van M.M. Meulmeester gemeld in de nota van inlichtingen bij Uw Excie Missive gevoegd , bevestigend moeten beantwoorden, hoewel het ook strekken moet tot eenen drukkende last van onze gemeente aangezien niet alleen de onderhoudskosten die van transport van hem naar de Ommerschans en die van vervanging ten onzen laste komen maar ook de bestedingskosten, van zijne alhier twee achtergeblevene kinderen, want hoewel dit wel moet gedragen worden door het Diaconie Armbestuur dezer gemeente. Zoo zijn wij wel verzekerd dat het gen: bestuur dien last zonder subsidie uit de Plaatselijke kas, niet dragen kan, en dat alzoo dit geval, een last van circa f.100- voor onze gemeente zal opleveren, waarom wij de vrijheid nemen, bij deze gelegenheid, onze Plaats wanneer door Heeren GS aan de gemeenten uit de Provinciale kas, eenige subsidie worden toegekend, aan Uw Excie gunstig aan denken, dat wij meermalen hebben ondervonden Eerbiedig aan te bieden.
Den 5 decb: 1834
Idem
Onderwerp: Inzending Staten 1e Ban Schutterij
Ingevolge Uwe Excie besluit van den 6 December l.l. A no 14300 1 Afdeeling Prov: Blad no 96, hebben wij de eer hierbij aan uwe Excie te doen toekomen een staat der manschappen behoorende tot den 1e Ban Schutterij uit de ligting van 1833 en 1834 met de bewijsstukken der manschappen welke ingevolge hetzelfde besluit niet moeten worden opgezonden.
Den 9 Decb: 1834
Aan den vice Admiraal Directeur Kommandant der Marine
Te Vlissingen
Onderwerp: bewijs van overlijden Jacob Jobse
Hoewel volgens Uw Excie missive van den 7e dezer no 1504 bij het Dep: van de Marine door den overledenen Jacob Jobse in het opgeven van zijn naam een abuis heeft plaats gegrepen, zoo is doch bij het Departement de bekende Jacob Jacobsen, gehuwd geweest met Jacomijntje Lievense Meulmeester dd 22 Novb: 1830 als vrijwillige matroos te Vlissingen aangenomen, vader van Job Jobsen en op ZM kanonneerboot no 10 den 15 mei 1832 overleden, de bedoelde persoon, waarvan een bewijs van overlijden behoord te worden overgelegd, en ik vinde mij alzoo verplicht uwe Excie noch eens lastig te moeten vallen, met het verzoek uw Excie de goedheid hebt, mij te laten berigten waar en wanneer de familie van den overledenen dat bewijs kan bekomen.
Den 12e Decb: 1834
Aan den Edel Achtbare Heer wethouder der stad Middelburg
Belast met de zaken voor de Schutterij
Onderwerp: Berigt nopens de persoon
Van Jacobus Hoek
Onder terugzending der bijlage gevoegd bij UEA missive van den 12 Decb: l.l. no 206, heb ik de eer UEA te berigten dat de Persoon van Jacobus Hoek wel in deze gemeente zijn domicilie heeft gehad, maar reeds in October dezer jare weder naar UEA stad met er woon is vertrokken, en zoo ik wel ben geïnformeerd bij den Broodbakker Sprenger op de Markt aldaar
Den 13 December 1834
Aan de Heer Gouverneur
Onderwerp: Staat Handtekeningen
Burgemeester etc
Voor de Nationale Militie
In voldoening aan Uwe Excellentie besluit van den 7 dzer maand A no 14181 1 Afd: N.M. Provinciaal blad no 94 heb ik de eer nevens deze aan uwe Excellentie te doen toekomen de staat in triplo van mijne handteekening , zoo mede die van mijne plaatsvervanger en twee leden uit den raad, ten eine door uwe Excellentie te worden benoemd tot de teekening der attesten van de Nationale Militie bij de Ligting van het aanstaande jaar 1835
Den 17 Decb: 1834
Idem
Onderwerp: Kennisgeving verongelukt schip
Van B. Jobse
Ik vind mij in de onaangename verpligting Uwe Excellentie ter kennis te brengen dat een vande 9 visschuiten welke maandag ll van deze plaats ter visvangst zijn ingevaren, heden morgen de treurige berigten bij mij zijn ingekomen dat een derzelve gevoerd door schipper Bastiaan Jobse door het woeste weder in zee is omvergeslagen, zonder dat men hen eenige hulp heeft kunnen toebrengen, behalve de schipper bevind zich nog op die schuit 4 matrozen alsmede is van de visschuit van C: Mulder een man buiten boord geslagen, genoemde schepelingen zijn alle gehuwd en laten ieder eene bedroefde weduwe na,waaronder 4 van hen nog een aantal van kinderen nalaten daar voor den gemeente in den meer toenemenden winter, door de behoeftige toestand waarin zij verkeeren een kommervolst vooruitzicht opleverd
Den 18 Decb: 1834
Aan Heeren GS van Zeeland
Onderwerp: Verzoek tot het doen van een Collecte
Het adres door Geertje Pieterse de Nooijer c.s. aan UEGA gepresenteerd, houdende verzoek tot het doen van eene collecte in Walcheren & Nieuw & St.Joosland om eenige voorziening te erlangen in hunnen hoogen nood, waarin zij door het verlies hunner Echtgenoten bij het omslaan eener visschuit zijn gebragt, aan ons ter hand gesteld zijnde, om dat verzoek bij UEGA te ondersteunen…., zoo nemen wij de vrijheid in voldoening daar aan dit adres hierbij voegen met verklaring het daar in nedergestelde overeenkomstig de waarheid is, en eerbiedig verzoekende het UEGA mag behagen hun de noodige autorisatie gunstig te verleenen om de verzochte collecte te mogen doen.
Den 18 Decb: 1834
Aan de heer Gouverneur
Onderwerp: Berigt ontvangst ordonnantie van betaling
Ik heb de eer Uwe Excellentie de ontvangst te berigten van een ordonnantie van betaling à f.19,95 bij eene geleidende staat van den 15e dezer maand Ano 14500 2e afdeeling door Uwe Excie mij toegezonden en dan dezelve aan de belanghebbende ter hand gesteld
!9 December 1834
Aan de Heer vice admiraal Directeur kommandant der Marine
in het Hoofd departement van de Maas.
Nevens Uw Excie dispositie van de 13e dezer no 644 is mij wel toegekomen , de daar bij gevoegde Bronze medaille, bestemd voor den vrijwillig dienende matroos M. Schroevers, onlangs van ZM Wachtschip Amstel alhier met onbepaald verlof gekomen, en door de te Amsterdam bestaande Commissie van erkentenis voor de strijders op den citadel van Antwerpen en de Schelde, waar van genoemde Schroevers een medestrijder heeft geweest, is vervaardigd en toegekend geworden,
Ik heb de eer uw Excie als nu bij deze te berigten dat door mij aan gen: matroos M. Schroevers, dezelve bronze medaille in het bijzijn van de thans alhier met onbepaald verlof zich bevindende vrijwillig dienende matrozen, is ter hand gesteld met behoorlijke toespraak en mededeeling van den inhoud van Uwe Excie hier vorengem: dispositie
Waar mede ik vertrouw aan uw Excie verlangente hebben voldaan
Den 22 decb: 1834
Aan den HEG Heer Generaal Majoor Prov; kommandant in Zeeland.
Onderwerp: nader berigt Milicien J. Kraamer
Bij onzen brief van den 17 Novb: l.l. no 133 hebben wij betrekkelijk den alhier zich bevindende milicien J. Kraamer U HEG berigt dat hijzich in eenen volstrekte onmogelijkheid bevind om eenigen dienst te presteren, en een voordurend verlof voor hem verzocht, met toezegging van een toezicht te houden, dat daar van geen misbruik werde gemaakt, en UHEG nader berigt te doen toekomen.
Aan het laatstgem: bij dezen voldoende ,hebben wij de eer UHEG te berigten Gem: milicien genoegzaam in denzelven verzwakkende toestand met eenen aanhoudende hoest verkeerd, gelijk bij een persoonlijk bezoek door de Burgemeester bij hem is gebleken; terwijl gedachte milicien voortdurend onder behandeling is van den Heelmeester dezer gemeente, en zich weinig hoop van herstel voor .
Waarom wij de vrijheid nemen UHEG te verzoeken deszelfs verlof tot verpleging bij zijnen ouders te prolongeren; terwijl wij bereid zijn om te zorgen dat zoo dra hij mag instaat zijn den dienst waar te nemen ( dat zeer bedenkelijk is ) hij bij zijn komp: zich laat vinden
Den 22 Decb: 1834
Aan den Kerkenraad van Arnemuiden
Onderwerp: benoeming diakenen
De Raad der stad Arnemuiden heeft in hare vergadering van heden, uit het door Uw Eerw: toegezondene dubbeltal van diakenen in plaats der afgetredene diakenen Marinus Keur en Jacobus Meerman, benoemd Joost Smout en Anthonij de Mul, waarna wij de eer hebben Uw Eerw: berigt te doen, met verzoek de benoeming hiervan kennis te geven, en hun volgens kerkelijk gebruik te bevestigen
Den 23 Decb: 1834
Aan de Heer Majoor kommandant het 2 Batt: 9 afd: Infanterie te Bergen op Zoom
Onderwerp: Milicien A. van Belsen
UEDG missive van den 20e dezer gisteren bij mij ontvangen zijnde, houdende dat den milicien A. van Belsen thans alhier met verlof zich bevindende, spoedig naar Utrecht te dirigeren, opdat hij voorzien van kleeding en wapening zich den 27 dezer aldaar bevindt, zie ik mij verplicht UEG te berigten dat gen: persoon met zijn vader ter vischvangst varende, thans absent is en onzeker wanneer hij zal terugkeren dat mogelijk acht of meerder dagen lijden zal, en mitsdien op de bepaalde dag ter genoemde plaats niet present zijn kan, dat ik evenwel bij zijne terugkomst hem dadelijk zal doen vertrekken, indien ik van UEG geene nadere order bekome
Den 23 Decb: 1834
Aan den Heer Gouverneur
Onderwerp: verplegingskosten Weezen
Bij Uwe Excellentie Missive van den 23 dezer A no 14951 2 Afd waar ons kennis gegeven dat het vermoedelijk bedrag voor verplegingskosten van weezen aan de Maatschappij van Weldadigheid verschuldigd voordit loopende jaar bedraagd f.120- dat daarvan het Armbestuur dezer gemeente niet meerder dan vier weezen te Veenhuizen zich bevinden te weten Marinus Beekman, oud 19 jaren; Dirk Beekman oud 18 jaren, Caspar Caljouw oud 14 jaren en Izaak Tange oud 14 jaren, alle behoorende tot de klasse van f.25- ‘sjaars verplegingskosten dat maar de som van f.100 kan uitmaken aangezien de Weeze A. Tange oud 15 jaren volgens uwe Excellentie missive van den 6 April 1833 A no 3550 2 afd op den 11 februarij 1833 uit dat Etablissement is gedeserteerd en niet terug gekomen, zoo hebben wij vermeend daar onder armen, die in der waarheid arm is, en niets lijden kan, het vorenstaande bij ons als een abuis aangemerkt wordende , daarnevens uwe Excellentie mededeeling te doen.
Den 24 Decb: 1834
Idem
Onderwerp: Uitreiking medaille
In voldoening aan uwe Excellentie Missive 23 dezer maand A no 14747 hebben wij de eer uwe Excie nevens dien den ontvangst te berigten van 4 Bronse Medailles voor de vrijwillig dienende Matrozen bij de Marine F. den Nooijer, M.Schroevers, G. de Quelerij en S. de Quelerij, thans met onbepaald verlof binnen deze gemeente,, hun van wegen de bestaande Commissie van erkentenis te Amsterdam, als mede strijders voor de Citadel van Antwerpen en de Schelde geschonken.
Dadelijk na den ontvangst derzelve, hebben wij met de meeste plegtigheid hun dat vernieuwde gunstbewijs van aan denken uitgereikt en deze ??? bedeeling? vervat in Uwe Excellentie missive bekend gesteld ten einde zij naar dien zich zouden weten te gedragen
Den 29e Decb: 1834
Aan den Heer Vice Admiraal
Kommandant der marine
Te Vlissingen
Onderwerp: Dood Extract
Jacob Jacobsen
Het was bij mijn brief van den 12 dezer no 141 dat ik de vrijheid nam uw Excie te verzoeken mij een DoodExtract van Jacob Jacobse te verleenen en niet eenen met de veranderde naam van Jacob Jobsen, gelijk waarlijk de naam van den overledene is geweest, en zoo als het schijnt volgens Uw Excie: Missive van den 20e dezer no 15553 bij het departement: van de Marine verkeerdelijk te zijn begrepen, daar ik na het bekomen van dat Extract volgens onderrigt door den Heer Officier van Justitie van de Regtbank van Middelburg mij medegedeeld, de benoodigde verklaring zal bijvoegen om alzoo het gewenschte doel te bereiken.
En daar mij de kosten ad f.1,22 ½ door de belanghebbende van dat DoodExtract is ter hand gesteld, ben ik zoo vrij uw Excie vriendelijk te verzoeken van aan mij het gem: Dood Extract te verleenen
Den 30 Decb: 1834