Op 3 juli 1887 werd te Arnemuiden Hendrik Boone geboren. En op zijn 20ste jaar moest ook hij in militaire dienst. Gekleed in de wapenrok van onze koningin, welke wapenrok hij met vaderlandsliefde droeg. Hij werd gelegerd in Bergen op Zoom en van daaruit maakte hij wel eens een uitstapje naar Rilland. Daar ontmoette hij een schone Rillandse met de mooie naam Adriana Prevo. Zij was geboren op 12 oktober 1885. Onze brave Hendrik ging op de knieën, hij gaf zich aan haar over! Hij trouwde haar en ze kwamen in Arnemuiden wonen.
Dat moet toch voor haar een heel gebeuren zijn geweest, in zo’n totaal andere wereld, tussen al die vissers. Want haar ouderlijk huis stond een heel eind achter de Sloedam. Maar wij waren een vrouw met Zuidbevelandse klederdracht rijker. Wat zal ze een belangstelling hebben gehad, de eerste tijd, in zo’n gesloten gemeenschap. Ze hebben in Tuindorp (de Jordaan) gewoond. Later namen ze de smederij van de gebroeders Buijs over. Die verhuisden naar de Markt en zetten daar hun bedrijf voort. Het gezin Boone verhuisde naar de Westdijkstraat.
De oude garde van ArnemuidenHendrik werd schoenmaker (schoenlapper) en kreeg ook een aanstelling als havenmeester. Daarbij ging hij stookolie verkopen aan de vissersvloot. Zo u ziet liggen op de foto de vaten olie gereed om met de hand naar de schepen gerold te worden. Er zat 200 liter in zo’n vat en naar gelang de grootte van het motorvermogen, werd er bijgetankt. In de tank aan boord van een schip met 60-80 pk had men een 400 liter tank en bij een motorvermogen van 30-40 pk volstond men met een 200 liter tank. Er werd een handpompje op het olievat gezet en zo werd de olie met behulp van een gummislang aan boord gepompt. De lege vaten werden veelal door de jeugd teruggerold. Ikzelf heb het ook nog gedaan, dat vond je geweldig. Het hield een kabaal van jewelste. De olie kostte circa 10 cent per liter. Zodoende was er voor Hendrik werk genoeg aan de winkel. In zijn gezin werden vier mooie dochters geboren, te weten Kato, Marie, Nellie en Jannie.
Maar nu terug naar het plaatje uit 1936, ontleend aan het blad ‘Ons Zeeland’. U ziet de pleisterplaats van de oude garde. Van links naar rechts: A. van de Gruiter, L. van de Ketterij, J. van Belzen, J. de Nooijer, J. Marijs (met witte broek) en A. de Nooijer.
Van de Gruiter heeft zichzelf lezen geleerd en wel zo goed, dat hij als ouderling van de Hervormde Kerk een uitmuntend voorlezer was. J. van Belzen heeft nog met de armencollectebus gelopen. Dat gebeurde elke zaterdag. Hij deed de voordeur open en riep met luide stem: ‘De aermen asseblieft’. Hij stak de collectebus naar voren, maar ook zijn vrije hand en door velen werd daarop ook een cent gelegd. Het opgebrachte geld uit de collectebus was voor de diaconie, voor de armen van de Hervormde Kerk. Het geld dat op zijn hand was gelegd, dat behoorde hem toe. J. Marijs had een grijze broek gekocht, maar door de vele wassingen was deze wit geworden. De oude garde stond op de plaats waar de oude verhalen werden doorverteld, ook de spook- en toververhalen. Geen wereldproblemen maar het dorpsnieuws. En wat dat nieuws betrof deed ieder een duit in het zakje.
In de oorlogsjaren (1940-1945) kwam de vaderlandsliefde bij Hendrik weer bovendrijven, zodat er voor en in de werkplaats de Oranje-berichten uit Engeland werden besproken. Zo ook de geheime zenders. De Hollandse zender kondigde zich aan met het melodietje:
‘Duitse luizen in Hollandse huizen
ze moeten eruit / neem de flipspuit’.
De Belgische zender deed het als volgt:
‘Wij doen ons best zonder er op te boffen
maar wij zullen ze krijgen, de moffen’.
En dan wist je dat je goed zat.
In 1941 vlogen twee Duitse jagers over Arnemuiden. Volgens Hendrik waren dat Hitlers laatste vliegtuigen. Helaas zou blijken een wat al te optimistische kijk op de zaak te zijn. Als oorlogsvoorspeller was Hendrik wat minder succesvol. Je zou kunnen zeggen: ‘Schoenmaker, blijf bij je leest!’